GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der zitting van 28 September 1870. Aan deze afdeeling toe te voegen als nieuw Art. 17. Kosten van aankoop van een huis in de Bagijne- straat en een gedeelte van het erf der huizinge aan het Raad huisplein lett. G no. 45ƒ7400.,,. Dientengevolge het totaal dezer afdeeling, nu bedragende f 63,750.,,, te stellen op ƒ83,250.,,, waardoor dat van het gcheele hoofdstuk III alzoo wordt gebragt op 202,797.60. Hoofdstuk VII. Afdeeling I. Art. 4. Verpleging9, vervangings- en transportkosten, nu ge raamd op 13,500.,,, te verminderen met ƒ6500.,,, alzoo te stellen op 7000.,,, waardoor het totaal dezer afdeeling wordt gebragt op 57,886.50. Afdeeling III. Art. 3. Verschotten wegens huisvesting en voeding en reis geld voor loteliiigen en verlofgangers der militie, geraamd op 200, te verhoogen met ƒ1375.,,, en te stellen op 1575.00, tengevolge waarvau het raoutant dezer afdeeling wordt gesteld op 1775.00. Afdeeling IV. Art. 1. Toelage ten behoeve der dienstdoende schutterij, thans gesteld op /3750.50 te verhoogen met 3447.50 en uittetrek- ken op 7198.,,. Aan deze afdeeling toetevoegen als nieuw Al t. 4. Vergoeding aan de schutterij voor verrigte garnizoens diensten ƒ2810.,,, alzoo het beloop dezer afdeeling te stellen op 10,053.,,, en het totaal van hoofdstuk VII, nu bedragende ƒ140,396.50, op f 141,529.00. Hoofdstuk VIII. Afdeeling II. Onder deze afdeeling aan te brengen Art. 1. Onafgelost gebleven obligatièn van ten behoeve der gemeente aangegane geldlecningen die in 1869 zijn uitge loot 7000.,,. Art. 2. Alsvoren van obligatiën der ten behoeve van de gasfabriek aangegane geldleening 1000.,,. Hoofdstuk XI. Art. 1. Onvoorziene uitgaven, bij de gewijzigde begrooting geraamd opƒ7000.,,, te verminderen met f 1320.,, en alzoo te stellen op - 5680.,,. In verband met deze wijzigingen het totaal der uitgaven na der vast te stellen op ƒ47 5907.24 en de balans der bcgrooting als volgt Inkomsten475914.835. Uitgaven - 475907.24. Waarschijnlijk batig slot 7.59'. ONTWERP-MEMORIE van toelichting bij het besluit van den Raad der gemeente Leeuwarden dd tot nadere wijziging v; n de begroo ting der inkomsten en uitgaven van die gemeente, dienst 1870. Tengevolge van 's Raads besluiten dd. 22 September 1870 no. 15 en 2S September no. 6, krachtens welke voor de ge meente wordt aangekocht eene huizinge op den noordwesthoek der Prins Hendrikstraat en eene huizinge in de Bagijnestraat, benevens een gedeelte van het erf behoorende bij de huizinge aan het Raadhuisplein, lett. G no. 45, is het noodzakelijk de begrooting der inkomsten en uitgaven van de gemeente, dienst 1870 te wijzigen, ter beschikbaarstelling der fondsen waaruit de koopsommen van de voormelde vastigheden en de kosten op den aankoop daarvan vallende kunnen worden bestreden. Voorts is het wenschelijk geacht bij deze gelegenheid tevens eenige wijzigingen in die begrooling aantebrengen ter verevening van andere uitgaven die op de dienst 1870 dienen te worden verantwoord en waarvoor geene of geen voldoende fondsen op de begrootiug waren aangebragt. Omtrent deze wijzigingen, vermeld in het hierbij gevoegd be sluit, wordt het volgende ter toelichting opgemerkt. INKOMSTEN. Hoofdstuk I. Art. 2. Het batig saldo waarmede de rekening over 1869 is gesloten, is mede ontstaan door dat van de in dat jaar bij uit loting ter aflossing aangewezen obligatiën van voor de gemeente aangegane geldleeningen zeven stuks ieder groot ƒ1000.,, niet voor het sluiten der genoemde rekening ter aflossing zijn aange boden. Die aanbieding zal echter, voor zoover zulks nog niet is geschied, ongetwijfeld eerlang plaats vinden. Het is althans raadzaam geoordeeld daarvoor het vereischt bedrag onder de uit gaven in de begrooting optenemen, terwijl daar tegenover eigen aardig in ontvang dient te worden gesteld een gedeelte van het saldo over 1869, als ontstaan uit de middelen tot bestrijding «Ier bedoelde aflossing aangewezen. Hoofdstuk II. Afdeeling VIII. Art. 12. Met het oog op de uitkomsten der exploitatie van de gasfabriek over het afgeloopen gedeelte des jaars en het ver moedelijk resultaat dat het overig gedeelte zal opleveren, bestaat er gegrond vooruitzigt dat de bij dit artikel omschreven inkom sten zóóveel meer zullen bedragen als thans ter verhooging der primitieve raming daarop wordt aangebragt, terwijl door deze verhoogir.g tevens de middelen worden aangewezen tot dekking der uitgaven hierna bedoeld bij hoofdstuk III, afd. V, artt. 1 en 3 en hoofdstuk VIII, afd. II, art. 2. Hoofdstuk IV. Art. 1. De opbrengst van haardasch en vuilnis, in Eebruarij 11. over het loopend dienstjaar, wat betreft het tijdvak van 1 Mei tot uit. December, geraamd op ƒ12000.,,, zal vrij zeker een hooger cijfer bereiken. In verband met de nu reeds bekende uitkomsten meent men geene overdreven verwachting te koesteren door aanteneraën dat die opbrengst ƒ13000.,, zal kunnen bedra gen. Uit dien hoofde is de raming voor dit artikel tot dat cijfer verhoogd. Art. 3. l)e buitengewone oproeping onder de wapenen van al de verlofgangers der militie, aan welke, overeenkomstig de gege ven instrucliën, van wege tie gemeente, bij voorschot ten behoeve van Let Rijk, reisgeld moest worden verstrekt, heeft tengevolge dat op dezen post vermoedelijk zooveel meer zal worden ontvan gen als de daarvoor primitief geraamde som thans wordt verhoogd. Art. 3a. Tengevolge van tijdelijke afwezigheid van het garni zoen, is de dienstdoende schutterij in deze gemeente in Julij en Augustus dezes jaars geroepen geweest om garnizoensdiensten te verrigten. Daarvoor is aan de betrokken schutterpligtigen, in gevolge de bestaande voorschriften, uit de gemeentekas bij voor schot vergoeding verleend. Het bedrag dier vergoeding wordt echter van wege het Rijk terugbetaald. Uit dien hoofde is dit artikel op de begrooting aangebragt om daarop de terug te ont vangen som te verantwoorden. UITGAVEN. Hoofdstuk III. Afdeeling V. Art. 1. Ten behoeve der exploitatie van de gasfabriek is eene grootcre hoeveelheid steenkolen benoodigd dan voor de op dit GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der zitting van 28 September 1870. artikel der begrooting tot dat einde beschikbaar gestelde som kan worden aangeschaft, waarom het wenschelijk ia voorgekomen die som met 5000.,, te verhoogen. Art. 3. De op dezen post aangebragtc verhooging is geschied met het oog op het doen van eenige herstellingen aan de voor gebouwen der fabriek en aan de daarnaast staande huizinge, tot dus verre door den gemeentearchitect bewoond, die door de gasfabriek wordt overgenomen ten einde tc dienen als woning van den directeur dier inrigling. Afdeeling VI. Art. 11. Bij koninklijk besluit van 11 Junij 1870 no. 23, zijn aangewezen de perceelen, ten kadaster bekend in sectie C no9. 1347 en 1346, die ten behoeve der verbreeding en verbe tering der rooijing van de Prin9 Hendrikstraat in deze gemeente moeten worden onteigend. Intusschen is met de eigenaren dier perceelen overeengekomen dat zij deze op 12 November aanstaande aan de gemeente in eigendom zullen overdragen voor 6000.,,. Tot betaling dier koopsom en van de op die eigendoms- overdragt vallende kosten, wordt vereischt een bedrag van /6G00.„ waarom de op dit artikel uitgetrokken som meteven- gemeld bedrag wordt verhoogd. Art. 12. Voor dc herstelling van vier ijzeren draaibruggen werd op de begrooting ƒ5800.,, aangebragt. Daaruit zijn be streden de kosten der herstelling van twee dier bruggen^ bene vens die, vereischt voor het ligten der beide gedeelten van de gebroken brug bij de voormalige Vrouwenpoort, en eenige daar mede verder in verband staande uitgaven. Na dit een en ander blijkt echter dat geene gelden disponi bel zijn ter voldoening van de aannemingsom der nieuwe brug die ingevolge raadsbesluit van 13 Augustus 1870 de evenge- noemde gebroken brug bij de voormalige Vrouwenpoort zal ver vangen. Uit dien hoofde is het noodzakelijk dit artikel met het nu daaraan toegevoegd bedrag tc verhoogen. Art. 17. Ofschoon nog niet met eenige juistheid kan worden bepaald het bedrag dat de gemeente zal hebben te betalen als koopsom van de huizinge c. a. aan haar in eigendom overge dragen krachtens de bij raadsbesluit van 28 September 1870, no. 6, goedgekeurde overeenkomst, is het toch wenschelijk ge acht daarvoor eene som op dc begrooting in uitgaaf aan te brengen, die volgens raming tot dat einde toereikend zal zijn, dewijl binnen kort een gedeelte daarvan moet worden uitgekeerd. Nadat de bedoelde overeenkomst volledige uitvoering heeft erlangd, zal kunnen blijken in hoeverre de gemaakte raming met de werkelijkheid overeenstemt. Hoofdstuk VII. Afdeeling I. Art. 4. Uithoofde de kosten der verpleging enz. van in de gestichten te Ommerscban3 en Veenhuizen opgenomeu personen van 15 Julij 1870 af ten laste van het Rijk komen, heeft men gemeend dat voor dit art. een bedrag van 7000.,, voldoende zal zijn. Afdeeling III. Art. 3. Met verwijzing naar de toelichting op Hoofdstuk IV, Art. 3 der inkomsten hier voren, wordt opgemerkt dat de op dezen post aangebragte verhooging met die op evengemeld arti kel der inkomsten in overeenstemming is. Afdeeling IV. Art. 1. Bij Koninklijk besluit van 19 Julij 1870 [Staatsblad no. 121] werd bepaald dat de leden der dienstdoende schutterij, met inbegrip van die welke reeds tot de reserve waren overge gaan, moeten worden zamen geroepen en in den wapenhandel geoefend. Daaruit vloeide tevens voort de noodzakelijkheid om de reserve °chutters, zoover ze daartoe zelf niet in staat wa ren, van kleeding te voorzien. Tengevolge hiervan is door den schuttersraad bij suppletoirc bcgrooting voorgedragen dc toelage voor de kosten der schutterij met 3447.50 tc verhoogen. Die suppletoire begrooting is naar vereisch goedgekeurd, doch tot dus verre was op de ge meente-begrooting geen fonds aangewezen waaruit die verhoogde toelage zou kunnen worden bestreden. - Daartoe strekt nu de wijziging van dit artikel. Art. 4. Ten opzigte van de redenen waarom dit artikel op de begrooting is gesteld, wordt verwezen naar de 9traks ver melde toelichting op Hoofdstuk IV, Art. 3a. der inkomsten. Hoofdstuk VIII. Afdeeling I. Art. 3fl. Ten einde te dekken de uitgaven bij deze wijziging der bcgrooting aangebragt op de artt. 11 en 17 der Vie afd. van hoofdstuk Til heeft men gemeend de voor buitengewone af lossing van schuld beschikbaar gestelde som met het vereischt bedrag te moeten verminderen, dewijl anders ten behoeve daar van eene leening zou moeten worden aangegaan, hetgeen minder wenschelijk scheen. Afdeeling II. Art. 1 en 2. Deze artikelen zijn op de begrooting aangebragt om de vereischte som beschikbaar te hebben ter betaling der daarbij bedoelde obligation, wanneer ze ter aflossing worden aan geboden. Hoofdstuk XI. Art. 1. De voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde som wordt met 1320.,, verminderd, ten einde de in nevensge- voegd besluit omschreven inkomsten en uitgaven met elkander in overeenstemming te doen zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1870 | | pagina 43