Erratum. In het ontwerp-raadsbesluit tot wijziging der Gemeente-hegrooting,
dienst 1870, opgenomen in de bijlage tot het verslag der zitting
van 28 September 1870, moet vóór Hoofdstuk VIII, Afdeeling II
worden gelezen: „Hoofdstuk VIII, Afd. I, art. 3b, Buitengewone
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der zitting van Donderdag den 13 October 1870.
of den •pachter der haardasch en vuilnis aangestelde aschlieden
en worden in de plaats daarvan gesteld de woorden „van wege
de gemeente aangestelde reinigers
e. In artikel 18 wordt het woord aschliedenvervangen door
het woord stadsreinigers
f. In artikel 19 worden de woorden s namiddags te twee
urevervangen door de woorden s middags te twaalf ure"
g. In artikel 20 wordt het woord „aschlieden" vervangen door
het woord stadsreinigers
h. Artikel 21 vervalt, en de nummers der volgende artikelen
worden dientengevolge allen dienovereenkomstig veranderd.
i. Artikel 22 oud, thans artikel 21 luidt:
„liet is aan ieder, behalve aan de stadsreinigers verbodenna
negen ure des morgens binnen de bebouwde hom der gemeente asch
of vuilnis aan de huizen optehalen of te vervoeren. De stadsreini
gers daarentegen hunnen dit verrigten tot twaalf ure 's middags
j. Artikel 23 oud, thans artikel 22 luidt:
Iïet is verboden bij het ophalen of vervoeren van asch of vuilnis,
behalve stalmest, langs de straten of wegen binnen de bebouwde hom
der gemeente van andere wagens, schuiten of voertuigen gebruik te
mahen, dan die ingerigl zijn volgens de door Burgemeester en Wet
houders te geven voorschriften, Deze wagens, schuiten of voer
tuigen mogen niet meer dan strijkelings volgeladen worden en moe
ten telkens, nadat de te vervoeren stoffen daarin zijn gebragt, wor
den gesloten of overdekt
De bedoelde wagensschuiten of voertuigen mogen niet in gebruik
gesteld worden, dan na vooraf door dep gemeente-architect of onder-
architect in tegenwoordigheid van den commissaris van politie te zijn
geschouwd en van een teeken van goedkeuring voorzien, leder zoo
danige wagenschuit of voertuig moet telken drie maanden op door
de genoemde ambtenaren te bepalen tijd en plaats aan deze, ter
herkeuring, worden aangeboden en mag verder niet xvorden gebruikt,
dan na op nieuw te zijn goedgekeurd,
Op ingezetenen, die de eigen asch of vuilnis van uit hunne huizen
naar elders willen vervoeren, zijn de bepalingen van alinea 2 en 3
van dit artikel, ten aanzien van de daartoe te bezigen vervoermid
delen, niet van toepassing.
k. Art. 29 oud, wordt onder nummer 28 vervangen door het
volgende artikel
„liet is verboden tusschen Zalurdags middags twaalf ure en
's Maandags, puin, keizei, aarde of dergelijke stoffen op de daar
voor bestemde openbare plaatsen te brengen
Aan artikel 50 oud, thans artikel 49, wordt toegevoegd de
volgende alinea.
„Stieren mogen niet anders dan aan touwen en ieder afzonderlijk
worden geleid langs de openbare straten of wegen."
Van art. 63 oud, tbans artikel 62, worden de tweede, derde
cn vierde alinea's gelezen als volgt:
„met eene geldboete van f 1 tot f 10.,,, de overtredingen van
de artikelen 1, 20, 22, 25, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38,
41 en 42;"
met eene geldboete van f l.„ tot f 8.,, de overtredingen der arti
kelen 2, 11, 14, 15, 21, 22, 24, 26, 29, 43, 46, 48, 50, 51,
52, 53, 54, 56 en 57
„met eene geldboete van ƒ1.,, tot ƒ3.,, de overtredingen van de
artikelen 3, 4, 5, 8, 9, 12, 13, 16, 27, 28, 39 en 49.
Aan artikel 64 oud, thans artikel 63, wordt toegevoegd de
volgende alinea:
„De zorg voor de naleving der bepalingen, vervat in de artike
len 6, 13, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26,27,28,
29 en 30, wordt op gelijke wijze opgedragen aan den directeur en
de opzigters der stadsreiniging.
Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Leeuwarden,
den 1870.
II. De Raad der gemeente Leeuwarden,
Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat tot wijziging van
artikelen 23 en 24 der verordening op de marktpolitie te Leeu
warden
Gezien de voordragt van de vaste Raadscommissie tot het ont
werpen der verordeningen, waarbij straf is bedreigd.
Gezien artikelen 161 tot 167 der Gemeentewet.
Besluit:
a. Artikel 23 te lezen, als volgt
De veemarkt wordt verdeeld in:
Koemarkt.
Kalvermarkt.
Stier enmar kt.
Paardenmarkt.
Scliapenmarkt.
Varkens- en Bigg enmar kt.
b. Artikel 24 te lezen, als volgt:
De veemarkt wordt gehouden op en bij het plein, onder de bena
ming van Veemarkt bekenden het vee in de volgende orde geplaatst
te beginnen van de zijde van den Wirdumerdijk
a. de koeijen,
b. de kalvers,
c. de ossen,
d. de stieren,
e. de paarden,
f. de schapen en lammeren op de zoogenaamde scliapenmarkt in
de daarvoor bestemde hokken
g. de varkens en biggen op de zoogenaamde varkensmarkt in de
daarvoor bestemde hokken en aan de bestaande ringen.
Aldus vastgesteld door den Raad der gemeente Leeuwarden,
den 1870.
De vaste Raadscommissie in het hoofd dezes genoemd
DIRK ZEPER.
E. JONGSMARapporteur.
A. DUPARC.
E. ATTEMA.
J. L. van SLOTERDIJCK.
aflossing van schuld, bepaald opƒ16,000.00,
te verminderen met- 14,000.00,
en alzoo te stellen op2,000.00.
iSjo-13
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van Donderdag 24 November 1870. 8'
VERSLAG van de Commissie van Rappor
teurs van het onderzoek in de sectiën
van de gemeente-begrooting voor de
dienst van 1871.
Het onderzoek der begrooting voor 1871 gaf slechts tot cenc
algemeene opmerking aanleiding. In de eerste sectie namelijk
werd er op gewezen, dat deze begrooting zeer laat is ingediend.
Men wees er op, dat dit, ja wellicht eenigermate, in verband
staat met de in dit jaar voorgekomen vacature van bet secreta
riaat ir. de gemeente, doch hoofdzakelijk werd het daaraan toe
geschreven, dat de heer Architect alles behalve tijdig zijne voor
het opmaken der begrooting benoodigde stukken aan heereu Bur
gemeester en Wethouders heeft ingediend. De sectie meende,
dat tegen zoodanige vertraging ernstig moet worden gewaarschuwd.
De commissie van rapporteurs deelt het gevoelen der genoemde
sectie. In vroegere jaren werd meermalen geklaagd over tardieve
indiening der begrooting. In de twee laatste jaren was ver
betering merkbaar. Uwe commissie zou bet betreuren, dat de
verkeerde gewoonte van vroegere jaren ging herleven. Zij neemt
daarom de vrijheid, Burgemeester en Wethouders met aandrang
uit te noodigen, ten volgenden jare de indiening der begrooting,
zooveel mogelijk, te bespoedigen. Overigens houdt ze zich aan
bevolen voor het ontvangen van eenige bepaalde inlichtingen om
trent de aanleiding der late indiening dezer begrooting.
Overgaande tot de onderdeden der begrooting zelve, behandelt
de commissie in de eerste plaats de uitgaven.
In dc tweede sectie gaf het eerste hoofdstuk, voor zoover be
treffende de jaarwedden van den heer burgemeester, de wet
houders, de secretaris en den ontvanger stof lot een ampele be
spreking. In die sectie werd ten slotte aangenomen een bepaald
voorstel tot verhooging der jaarwedden van den burgemeester en
de wethouders. Dat van den secretaris te verhoogen ging kwa
lijk aan met liet oog op de laatste antecedenten, terwijl de Irak-
tementsbepaling der ontvangers vermoedelijk een nadere algemeene
regeling te gemoet gaat.
Dat de inhoud van dat besluit zelf bij Uwe commissie van
rapporteurs levendige toejuiching vindt, behoeft naauwelijks ver
meld te worden, De klagt, dat èn de burgemeester èn de wet
houders een te karige bezoldiging genieten is te gegrond cn te
dikwijls geuit om nog ernstige tegenspraak uit te lokken. Onze
gemeente staat in dit opzicht lang niet op ééne lijn met andere
gemeenten, waarmee ze mag worden vergeleken zoo wat uitge
breidheid als bevolking betreft. Toch hebben rapporteurs be
zwaar, bij de begrooting het voorstel tot verhooging te doen.
Artikel 73 der Gemeentewet zegt„Hg (de Burgemeester) ge
niet eene jaarwedde, die door Gedeputeerde Staten, nadat de Raad
is gehoord onder Onze ('s Konings) goedkeuring, wordt vastgesteld"
en art. 94 ibidem „aan de Wethouders wordt eene jaarwedde,
door Gedeputeerde Staten, nadat dc Raad is gehoord, onder
Onze ('s Konings) goedkeuring vast te stellen, toegelegd."
Wat volgt nu uit deze artikelen dat niet de Raad, maar
Gedeputeere Staten die jaarwedden vast stellen en de Raad
op de gemeente-begrooting die jaarwedden moet aanbrengen tot
zoodanig bedrag als ze vóóraf, door Gedeputeerde Staten, onder
's Konings goedkeuring, vastgesteld zijn.
Aan den wensch der 2de sectie alzoo kan eerst dan worden
te gemoet gekomen, als vooraf Gedeputeerde Staten, het zij uit
eigen beweging, het zij daartoe gebragt door de vertoogen
des Raads, hoogere bezoldiging voor de betrokken functionarissen
zullen hebben vastgesteld en zulks door den Koning zal zijn
goedgekeurd.
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesciie Courant.
Uwe commissie van rapporteurs vestigt alzoo enkel de aan
dacht van den Raad op dit aangelegen punt en beveelt het aan
zijn krachtig initiatief aan.
Hoofdst. I, afd. II, art. 1.
De eerste sectie wenscht om bekende redenen het presentie
geld te herstellen rapporteurs echter doen daartoe geen voorstel
eveneens om bekende redenen. Zij meenen echter van dc zaak,
om der onpartijdigheidswillc melding te moeten maken.
no. 606. Ingevolge het in de 3e sectie beslotene, vestigt de
commissie van rapporteurs dc aandacht van Burgemeester en
Wethouders op dezen post. Eene som van 740 voor brandstof
is zeker niet gering te noemen. Bij de brandstof begint dc coaks
meer en meer een groote rol te spelen en werkt tot bezuiniging
krachtig mee. Vooral nu er in het gemeentehuis een nieuwe
concierge komt, die niet met oude gewoouten heeft te breken,
zal waarschijnlijk aan het gebruik van couks een ruimer plaats
kunnen worden ingeruimd. De commissie noodigt ten slotte
Burgemeester en Wethouders uit, hunne aandacht op dit punt
gevestigd te houden. Wellicht geeft dit eene niet verwerpelijke
besparing op het art. brandstof.
uos. 65 cn 67- Hetgeen onder deze numero's voorkomt, is
zoo naauw met elkaar verwant, dat Uwe commissie meent wel
te doen, een en ander gezaraentlijk te bespreken. Ilct betreft
de kwestie van het drukwerk. Algemeen waren deswege de
klachten in de drie sectien, zonder dat die echter tot bepaald
geformuleerde voorstellen tot verbetering mochten leiden. Dat
is natuurlijk ook uiterst moeijelijk, zonder een bepaald, vooraf
gaand onderzoek. Zooals de zaak thans loopt, kan ze onmogelijk
blijven. Zoowel het drukwerk, bedoeld bij no. 65, als dat bij
no. 67, komt veel te langzaam van de pers; ja het verslag komt
niet zelden zoo laat achteraan, dat het de allereerste verdienste,
die der actualiteit, mist.
Uwe commissie is overtuigd, dat heeren Burgemeester en Wet
houders waarschijnlijk nog meer dan de leden van den Raad de
beslaande leemte gevoelen. Toch schijnt het goed, dat de Raad
zich uitsprekc. Daardoor erlangt het collegie een zedclijken steun,
waar het eerlang op dit stuk nieuwe bepalingen, gestrengere
voorschriften zal moeten in 't leven roepen. Bovendien de Raad
ontveinst het zich niet, dat hij in dit onderdeel der administratie
iels wezenlijk goeds willende, meer geld moet uitgeven dan tot
nu toe geschiedde.
Dit een en ander leidt Uwe commissie tot de uitnoodiging
aan Burgemeester en Wethouders het daarheen te leiden, dat
eerlang, immers bij het aangaan van cicuwe contracten, gestren
gere bepalingen wordeu gemaakt, ten gevolge waarvan zoowel
het drukwerk der gemeente als het verslag van 's Raads hande
lingen spoediger verschijnen.
no. 906. Tc dezer plaatse zij opgemerkt, dat de hier uit
getrokken 500 vermindering kan ondergaan, indien het voorstel
Uwer commissie wordt aangenomen om bij afd. Vil A van dit
derde hoofdstuk op te nemen „verbetering van den weg naar
de Boniekoe." In die onderstelling stellen rapporteurs voor,
deze onderhoudspost uit te trekken met 100.
no. 90c. Tot zeer ernstige opmerkingen, ja verwijten geeft
de veelzints slechte bestrating onzer stad ruime stof. Men be
hoeft waarlijk niet gestreng in zijn critiek te zijn om over die
bestrating en vooral de wijze van herstellen en verslrateu een
veroordeelend vonnis te vellen. Men zie slechts eene straat, die
pas opgebroken geweest en dan, zoo het heet, hersteld is
Dat eene afdoende verbetering van het geheel, naar een vast,
vooraf beraamd plan noodig is, schijnt geen verder betoog te
behoevendc zaak eischt volledige voorziening. In eene der
sectiën, in dc derde nl., werd gewezen op Nijmegen, Haarlem,
27