'JO GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van Donderdag den 24 November 1870. als plaatsen welke van bestrating en plaveisel, een navolgens waardig voorbeeld geven. Het spreekt intusschen van zelf, dat een dusdanige, afdoende verbetering gepaard zal gaan met be langrijke geldelijke opofferingen. Doch worden deze over eenige, aaneenvolgende jaren verdeeld, dan schijnt het kostenbedrag geen overwegend bezwaar te zijn tegen eene verbetering, waartoe men toch te eenigcr tijd komen moet. Tegen dezo redenering zal worden aangevoerd, dat de gedurige verandering der gasbuizen in de straat de hoofdaaulciding is voor het besproken bezwaar. Doch zou daartegen kunnen gevraagd worden, moet niet hetzelfde meermalen in andere gemeenten geschieden Wordt hier ter stede de straat, welke opgebroken is geweest, wel met de ver- eischte zorg hersteld Eindelijk, zal niet eerlang het tijdstip gekomen zijn, dat de verbeterde kanalisatie door de geheele stad in hoofdzaak voltooid is Uwe commissie van rapporteurs brengt in de eerste plaats deze beschouwingen onder de aandacht vhd het collegic. In de tweede plaats richt ze hel verzoek aan het collegic om deze zaak tc doen onderzoeken en wel speciaal de vraag, of het uict wenschc- lijk en uitvoerbaar iseen plan vast te stellen, waarnaar de gansche stad op betere wijze wordt bestraat en de bestrating onderhouden, daarbij lettende op de noodzakelijkheid om het eerstgenoemd werk over eenige, aaneenvolgende jaren te verdeelen. no. 90h. Wederom werd in twee sectiën ernstig geklaagd over de voortdurende verwaarloozing van het Kalverdijkje, niet tegenstaande het deswege in de beide vorige jaren bij de be handeling der begrooting gevoerd debat. In 18G8 was door de commissie van rapporteurs de twijfel geopperd, dat met het toen voorgedragen cijfer de noodige ver betering niet was tot stand te brengen en voorgesteld, (zie bl. SG der bijlagen van het verslag van's Raads handelingen, zitting van 31 Oct. 1868,) Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, „dat gedeelte van het Kalverdijkje, dat in onderhoud ten laste der gemeente is, zóó te onderhouden, dat het ten allen tijde aan zijne bestemming kunne beantwoorden." Ileeren Burgemeester en Wethouders antwoorden daarop (bl. 91 ibidem, bijlage tot de zitting van 12 Nov. 6 8), dat „de voor 't onderhoud van dat dijkje voorgedragen gelden door den gemeente-architect voldoende werden geacht om het voorwerp aan zijne besteraming tc doen beantwoorden." De commissie van rapporteurs voor de begrooting van 1870 kwam met aandrang op de zaak terug. (Bijlage tot het verslag der zitting van 11 Nov. 1869, bl. 61). Door het eollegie werd (bl. 65 ibidem) het feit zelf, dat de weg slecht is, niet ontkend, maar betwijfeld, of hij als wandel weg wel veel tc bcteckencn heeft. Ware dit het geval, zoo zouden Burgemeester en Wethouders niet tegen de kosten eeuer ophooging opzien. De slotsom der beraadslagingen was (zie bladz. 161 van 's Raads handelingen, zitting van 15 November 1869), dat Bur gemeester en Wethouders werden uitgenoodigd, omtrent het kal verdijkje een nader onderzoek in te stellen. Wat is er nu, zoo vraagt Uwe commissie van rapporteurs, van dat onderzoek geworden Den slechten toestand van het dijkje iri aanmerking nemende, is het zeer te betwijfelen, of dat onderzoek wel ooit heeft plaats gehad. En heeft dat wezenlijk plaats gehad, dan heeft het hoegeuaamd geen effect gehad. Want in 1869 is er geen cent voor dit voorwerp uitgegeven. De toe stand is dan ook benedeu critiek. Uwe commissie meent, dat het inderdaad niet onopgemerkt mag blijven, dat in casu een raadsbesluit of niet, óf zeer slecht is uitgevoerd. Her. moge waar zijn, dat het geen levenskwestie van het gemeentehuishouden raakt, er is hier sprake van een aangelegenheid, welke twee jaren aaneen de belangstelling van vele raadsleden heeft gewekt. Daarom had zc ook van het eol legie meer belangstelling verdiend, te meer, omdat het dijkje als wandelweg veel gebruikt wordt, mits het behoorlijk te pas seren is. Ook moet in aanmerking worden genomen, dat de bewoner der stads zathe, aan het dijkje gelegen (thans Wartena) uitsluitend daar langs den reed van en naar den straatweg moet uitoefenen. Met den meestcn ernst wordt deze zaak nogmaals opgedragen aan Burgemeester en Wethouders, met den bepaalden wensch, dat dit dijkje zóó in orde worde gebragt, dat het als.wandelweg gedurende het geheele jaar kan gebruikt worden. Een voorstel daartoe, met aanvraag van de daarvoor bcnoodigde som wordt bij de memorie van beantwoording te gemoet gezien. no. 913. In overeenstemming met hetgeen in de tweede sectie besloten werd, stelt de commissie van rapporteurs voor, dezen post te verminderen met f 1200 en alzoo te brengen op ƒ070. Onder het uitgetrokken cijfer van ƒ1870 is begrepen /"1200 voor verzwaring der Prins Hendrikbrug. Bezwaarlijk kan dit bedrag onder de kosten van gewoon onderhoud worden opgeno men. Ilct zijn kosten van een nieuw werk, welke behooren on der afd. VII A. Voorts stelt Uwe commissie, mede ingevolge het besprokene in de tweede sectie, voor, beeren Burgemeester en Wethouders uit te noodigen te bevorderen, dat bij al (ie beweeg bare ijzeren bruggen, overeenkomstig het eenstemmig advies van alle deskundigen, worden gemaakt behoorlijk stevige afsluitingen, ten einde het tc vroeg betreden der brug, nadat ze afgedraaid is geweest, met der daad te beletten. no. 91c. Bij dit onderdeel wenscht de commissie te vcrkluren, dat men zich algemeen met de amotie der wuagsbrug heeft kun nen vereenigen, doch oppert ze enkel de vraag, of voor die amotie niet een speciaal raadsbesluit zal noodig zijn, genomen op een speciaal voorstel van Burgemeester cn Wethouders. no. 95De aandacht Uwer commissie werd gevestigd op „de nicuweioren." l)e meening werd geuit, dat zijn stand gaande weg voor de omwonenden gevaarlijker wordt. Daarom acht de commissie het noodig, de zaak aan het eollegie van dagelijksch bestuur op te dragen, dat, na ze vertrouwt, termen zal vinden, den architect met een ondeizoek ter zake te belasten. no. 99- In ai de sectien werd een bespreking gewijd aan de gemeentelijke gas-veriichting. Daarover bestond alles behalve algemeenc tevredenheid. Men klaagde: lo. over het langzaam opsteken der straatlantaarns, ten ge volge waarvan sommige gedeelten der stad vaak veel te laat wor den verlicht 2o. over het ontoereikend getal lantaarns, bepaaldelijk op het Vliet en den Stationsweg; 3o. over de te geringe lichtsterkte van het gas, vooral in den laatsten tijd, en 4o. over de bekrompen wijze, waarop de directeur gebruik maakt van zijne machtiging ora ook bij lichtmnan de gaslan taarns tc doen ontsteken. Men meende, dat de directeur reeds lv.ng moest geleerd heb ben, op het licht van den „lichten maan" geen te groot ver trouwen te stellen. Het denkbeeld werd in de eerste sectie geopperd en vond daar ondersteuning, om de zaak der gas-verlichting in deze gemeente door deskundigen van elders te doen onderzoeken. Het is duidelijk dat deze besprekingen omvattenden zoowel de straat- als de particuliere verlichting. Rapporteurs lateu diiar, of het bij dit onderdeel der begroo- ting wel de juiste plaats voor beide is. Doch volgende het voetspoor der sectien en lettende op het naauw verband tusschen de particuliere- en dc straatverlichting, GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage tot het verslag der Zitting van Donderdag den 21 November 1870. 91 brengen zij de grieven en de bezwaren voor het eollegie van dagelijks bestuur. Dat heeft daardoor de gelegenheid, zoo noodig na de gas- commissie te hebben gehoord, den Raad op die vragen inlich tingen te geven. Dat die inlichtingen zoo volledig en openhar tig mogelijk worden gegeven, hoopt en vertrouwt uwe commissie. Zulks schijnt in het algemeen belang weuschelijk. Afd. VII. Bij uwe commissie van rapporteurs is ter sprake gekomen de moeijelijkheid om op den duur met eenige juistheid cn zonder groote willekeurigheid vol tc houden de splitsing dezer afdeeling in A er. B. Telken jare openbaart zich en ook nu was zulks het geval, in de afdeelingen verschil van gevoelen, wat te bestrijden uit gewone, wat uil buitengewone middelen De aangenomen splitsing heeft onvermijdelijk iets willekeurigs. Een vasten, doorgaanden regel aan tc nemen, schijnt onmogelijk. Iutusschen is men het vrij algemeen daarover eens, gelijk meer dan eens in den Raad is gebleken, dat in eene gemeente als Leeuwarden telken jare eene som van ongeveer tien duizend gul den aan nieuwe werken mag worden ten koste gelegd, welke uit gewone middelen wordt gevonden. Dit aannemende hebben de ondergeteekenden zich afgevraagd, of men de kwestie niet prak tisch oplost door, met wegneming der nu gebruikelijke splitsing, te bepalen, dat telken jare eene som van ongeveer 10 mille mag worden genomen uit dc gewone middelen ter bekostiging van uieuwe werken Burgemeester en Wethouders laten dan al de werken achtereen volgen in deze afdeeling eu voor zoover het kostenbedrag de som van die 10/tu. overschrijdt, wordt daarin door buitengewone middelen voorzien. Ondergeteekenden stellen mits dien voor, dat de Raad besluite, Burgemeester en Wethouders voor het vervolg te machtigen lo. de splitsing van dit hoofdstuk in A en B te laten varen 2. bij het opmaken der begrooting al de nieuwe wciken, welke in het dienstjaar, waarover de begrooting loopt, moeten worden ondernomen, achtereer. op tc nemen in deze afdeeling, onder verpligting om daartegenover buitengewone middelen aan le wijzen tot zoodanig bedrag als die werken moer dan A 0,000 moeten kosten. Hoewel de drie rapporteurs eenparig dit voorstel doen moet toch worden opgemerkt, dat dc rapporteur der 2c sectic voor zich persoonlijk geen bezwaar heeft tegen de bestendiging der nu gebruikelijke splitsing. Tbans overgaande tot dc beoordeeling der splitsing zelve in deze begrooting, moeten wij rupporteren, dat in de 3e sectie door één lid de stelling werd verdedigd, dat de drie werken onder A gebracht, allen behooren onder Bdoeh dal de sectie besloot, alleen bet werk, vermeld sub no. 122 naar B over te brengen. Uwe commissie van rapporteurs, hoewel erkennende, dat dc aard en omvang dezer werken ruime stof levert voor het debat over de vraag, of ze uit gewone dan wel uit buitengewone mid delen moeten worden bestreden, is ten slotte, na ampele bespre king tot het besluit gekomen, zich, met de opgenomen splitsing te vereenigen, zij het ook, dat bij goedkeuring der nos. 120, 121 en 122, in 1871 meer dun 10,000 uit gewone middelen voor nieuuc werken zal worden besteed. Het motief, waarom ze zich bij de splitsing, door Burgemeester cn Wethouders voorgedragen, neerlegt is, dat het hier geldt verbeteringen, zij het dan ook zeer afdoende, van bestaande werken, en du9 niet het voor het eerst scheppen van eenig werk. no. 122. De 2e sectie verklaarde de voorkeur te geven aan de goedkoopere brug, mede door den architect geprojecteerd en door dien ambtenaar begroot op 4500. Die sectie oordeelde dat te dezer plaatse allerminst behoefte bestaat aan zulk een kostbare, ijzeren brug en dat, wordt het andere plan van den architect gevolgd, de gemeente, in de plaats der tegenwoordige Vlietsterbrug, eene brug krijgt, ruim voldoende voor de behoefte. In dc andere sectiën heeft men zich met het voorstel van Burg. en Weth. vercenigd en den post goedgekeurd. De meerderheid der commissie van rapporteurs oordeelt in den zelfden geest; de minderheid, de rapporteur der 2e sectie, wil de houten brug en bij gevolg daarvoor uittrekken 4500. Rapporteurs, als zoodanig, doen dus collectief goeuerlei voor stel opziehtens dezen post. no. 123. Te dezer plaatse, waar sprake is van een gedeelte der werken tot uitbreiding van het bebouwd gedeelte der gemeente, neemt de commissie van rapporteurs de vrijheid, de vraag aan Burgemeester en Wethouders te rigtcn, hoe thans de juiste stand is der tusschen den staat en de gemeente aangegane ruiling van ter reinen ten gevolge waarvan de gemeente den eigendom erlangt van de plek, waarover dc nieuwe toegangsweg naar het stationsgebouw moet worden gelegd? Het is der commissie niet gebleken, dat door de regering aan de Tweede Kamer der Staten Generaal een wets-ontwerp omtrent die ruiling is ingediend. Iutusschen wordt het geduld van het gemeentebestuur op eene zware proef gesteld. Uwe commissie wenscht de vraag tc doen, of het misschien ook zijn nut zou kunnen hebben, dat de llaad zelf zich met een ernstig beklag tot den Minister wendt. Ook daaromtrent zullen Burgemeester en Wethouders bij liuu antwoord wel hunne ziens wijze willen kenbaar maken. no. 124. Het is bekend, dat ook ten vorigen jare deze post op de begroeting voorkwam, doch toen geschrapt is. De motie ven daarvoor zijn in het breede vermeld in het rapport van 't vorig jaar. (zie bijlage tot het verslag der zitting van 1L Novem ber 1869) bl. 62. Was het onthaal, dat deze post ten vorigen jare ontving, in al de sectiën slecht, thans was het gunstiger. In de eerste sectie nl. wilde men de post behouden, de tweede en derde echter schonken daaraan hare goedkeuring niet. Uwe commissie van rapporteurs (ioet bij meerderheid het voorstel, den post te schrappen, Zij grondt zich daarbij op de motieven, Waarnaar hierboven is verwezen en wier gewicht, haars inziens, luide spreken. Daarbij merkt ze op, dat, indien dit gedeelte van den weg, het eenige, wat op de juiste hoogte ligt, ƒ2500 moet kosten, het kostenbe drag van den geheelei; wegs-aanleg stellig tegen vallen en het daarvoor vroeger geraamd cijfer van ƒ8000 overschrijden zal. De minderheid der commissie acht het werk urgent, de uit voering ia gedeelten verkieslijk, en wijst op de noodzakelijkheid om de boomen langs dezen weg, waarvan velen dood zijn, toch te vellen. Daaraan, meent ze, moet men de verbetering van den weg verbinden. no 125. Deze post erlangde den bijval van de eerste en tweede sectie, op grond der motieven, in de memorie van toe lichting ontwikkeld. De derde sectie daarentegen kon cr zich, bij meerderheid van stemmen, niet mede vereenigen. Bij die meerderheid der 3e sectie wilde de overtuiging maar niet post vatten, dat het gemeentebestuur zich ten deze in een goede rig- ting beweegt. Dat dc gemeente eeu kostbaar huis zou stichten, waarbij het publiek belang niet verder betrokken is dan voor zoo ver dat huis zou moeten dienen als brugwachters woning; dat voor het overige de gemeente zou optreden als verhuurderse van het overblijvend gedeelte van dat huis, dit een en ander scheen kwalijk aan te bevelen voor een gemeentebestuur. De meerderheid dier sectie achtte de vastgestelde bouw-voorwaarden niet in die mate bindend, dat de gemeente, waar die voor zich zelf, in het publiek belang, een huis noodig heeft, zou moeten opvolgen al de voorschriften, gegeven aan particuliereu, die op het nieuwe terrein woonhuizen bouwen. In die sectie hoopte en vertrouwde mer., dat Burg. en Weth.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1870 | | pagina 46