Bijlage no. 13. Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871. 24 handel in het algemeen medebrengt dat de beurs van koophan- del zooveel mogelijk is de uitsluitende zamenkomst van kooplie den en andere personen tot den handel in betrekking staande, opdat de handelaars in den kortst mogelijken tijd hunne zaken in het daarvoor aangewezen lokaal kunnen afdoen. Uit het bovenstaande blijkt derhalve voldoende, dat er over wegende bezwaren bestaan tegen de inwilliging van het verzoek van den adressant en dat het in geenen deele aanleiding kan geven tot intrekking van het raadsbesluit van den 26 Maart 1868 no. 5. Bij onze overwegingen omtrent de gestelde vraag hebben wij zoo als voor de hand ligtniet uit het oog verloren dat aan de uitvoering van het door u genomen besluit belangrijke linautieele opofferingen voor de gemeente verbonden zijn. Wij zijn evenwel van oordeel dateven als dit door uwe be sluiten van den 11 April 1867 en 26 Maart 1868 is beslist, het groote belang van een voor den handel voldoend beursgebouw ruimschoots tegen de geldelijke opofferingen, die de gemeente zich te dier zake zal moeten getroosten, opweegt. Alles hangt onzes inziens in dezen af van de vraag of de loka liteit van den heer v. d. Wielen aan de eischen van eene goed ingerigte beurs kan voldoen kan zij dat nietdan brengt het gemeentebelang mede dat in de behoeften van den handel op doelmatige wijze wordt voorzien en mag men aannemen dat de uitgaven daaraan verbonden voldoende geregtvaardigd zijn. Deze gemeente is, maar kan ook blijven, het middelpunt van Frieslands handel en het gemeentebestuur behoort, volgens onze meeningde middelen beschikbaar te stellen dat de handel zich hier vrij en onbelemmerd kan ontwikkelen en uitbreiden. Ofschoon een punt van meer ondergeschikt belang meenen wij hier nog te moeten opmerkendat ook het beursgebouw casu quo even als zulks b. v. te Rotterdam plaats heeftvoor verschil lende andere doeleindenniet tot den handel in betrekking staandekan beschikbaar gesteld worden tegen heffing van gel den voor dit gebruik volgens art. 238 der gemeentewet, Het vorenstaande heeft er ons toe geleid om ter gelegenheid van de behandeling van meergemeld adres eene schrede verder te gaan. Bij een naauwlettend onderzoek der zaak is het ons hoogst wenschelijk voorgekomen dat er een einde kome aan den tegen- woordigeu onbestemde» toestand waarin de geprojecteerde stich ting van een beursgebouw verkeert. De kamer van koophandel gaf reeds in hare missive van den 10 Mei 1869 no. 878 te kennen dat indien de slichting der nieuwe beurs lang verschoven werd de geheele graanhandel r an Leeuwarden meer dan ooit in de waagschaal zou worden gesteld, terwijl die kamer in hare missive van den 27 Februarii jl.no. 976 op nieuw aandringt op het houwen van eene ruime algemeene handelsbeurs waardoor de gelegenheid zal bestaan dat het drij ven r an alle takken van liandel op dezelfde plaats mogelijk wordt. Voorgelicht door de kamer van koophandel als het wettig orgaan van den handelalsmede door verschillende andere bevoegde be oordeelaars zijn w ij van gevoelen dat het belang van den handel dezer gemeente dringend "vordert dat er uitvoering worde gege ven aan het na rijp beraad door u in dato 26 Maart 1868 no 6, genomen besluitom een voor den handel voldoend beursgebouw te stichten. Onze overwegingen resumerendedan komen wij tot het resul taat dat het verzoek van den adressant moet geacht worden be paald onaannemelijk te zijn terwijl de stichting van een beurs gebouw voldoende aan de eischen van den tijdin 't belang van den handel binnen deze gemeente dringend noodzakelijk is. Wij hebben alzoo de eer u mijne heeren voor te stellen te besluiten a. afwijzend te beschikken op het verzoek van den heer IJ. v. d. Wielen alhier, en derhalve niet met hem over de voor een bepaald tijdperk beschikbaarstelling zijner lokalen tot beursge bouw, op de in het adres aangeduide grondslagen, in onderhan deling te treden. b. burgemeester en wethouders uit te noodigen aan uwe ver gadering vóór den 1 October 1871 over te leggen plan en tee- kening met eene begrooting van kosten van een voor denjhandel voldoend beursgebouwte stichten op het terrein naast de rijks hoogere burgerschool alhier, overeenkomstig uw besluit van den 96 Maart 1868, no. 6. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 27 April 1871, door burgemeester en wethouders van Leeuwarden. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. 25 VOORSTEL van burgemeester en wethouders om de jaarmarkt of kermis in 1871 niet te doen plaats hebben. Mijne Heeren De overwegingwelke voorzorgsmaatregelen door ons behoor den genomen te worden tot weringzoo mogelijk van de elders in erge mate heerschende pokkenepidemie, of casu quo, bij't ont staan dier ziekte tegen verspreiding van besmettingdeed reeds geruimen tijd geleden onze aandacht vestigen op het min of meer wenschelijkezoo niet noodzakelijke om ten Dedoelden einde de kermisdie gewoonlijk in de maand Julij in deze gemeente gehouden wordtdit jaar niet te doen plaats hebben. Overtuigd dat vele en velerlei belangen van een aanzienlijk deel der ingezetenen dezer gemeente met het houden der kermis naauw verbonden zijn hebben wij gemeend alvorens deze zaak betreffendebepaalde voorstellen aan u te doen te moeten na gaan welken loop de pokkenepidemie namom te zijner tijd met grond te kunnen beoordeelen of de toestand ook van dien aard konde wordendat het gemeentebestuur door het houden der kermisde volksgezondheid dezer gemeente niet in de waag schaal bragt. Ten einde daaromtrent het oordeel van bevoegde deskundigen te leeren kennen hebben wij ons tot de vereeniging tot bevor dering van volksgezondheid alhier gewend met verzoek ons haar gevoelen te willen mededeelen of het met het oog op de belangen der volksgezondheid ook raadzaam moet worden ge acht de kermis alhier dit jaar niet te houden. Nadat wij zooals wij aan u in vergadering van den 27 April jl. kenbaar maakten besloten hadden het gevoelen der gemelde vereeniging over het wenschelijke van de schorsing der kermis in te winnen ontvingen wij eene circulaire van den heer com missaris des konings in deze provincie dd. 11 April jl.4e afd. no. 183aan burgemeester en wethouders der gemeenten in Friesland gerigtwaarbij in ernstige overweging wordt gegeven omvoor zoover in de eerstvolgende maanden jaarmarkten of kermissen in de gemeente mogten invallenden raad voor te stellendie dit jaar niet te doen plaats hebben. Alvorens aan den inhoud dezer circulaire te voldoenhebben wij gemeend eerst kennis te moeten nemen van het advies yan meergemelde vereenigingdat ons den 2 Mei jl. is geworden. De lecture van dit zeer gemotiveerd schrijven der vereeniging, dat als bijlage hierbij wordt overgelegdzal zonder twijfel u even als ons de volkomene overtuiging gevendat de belan- en der volksgezondheid dezer gemeente gebiedend vorderen at de kermisdie in de maand Julij invaltdit jaar nietal thans niet op de gebruikelijke wijzewordt gehouden. Ofschoon de vereeniging adviseert onvoorwaardelijk te beslui ten tot liet niet houden der kermishebben wij desniettemin in ernstige overweging genomen of er door het gemeentebestuur welligt niet zoodanige beperkende bepalingen zouden kunnen worden gemaaktwaardoor de kermis gehouden zoude kunnen worden, zonder dat daardoor de volksgezondheid wordt bedreigd. Wij hadden onder anderen het oog op verbodsbepalingen dat op de kermis niet toegelaten zouden worden kramen tenten en andere inrigtingen van personen, buiten deze provincie woonachtig. Het resultaat onzer overwegingen hieromtrent is geweest dat wij de overtuiging hebben verkregen dat dit streven om eenig- siuts aan de belangen der ingezetenen tegemoet te komen geen doel zoude treffen vermits daardoor toch liet karakter van ker mis als 't ware geheel zoude vervallen. Alle inrigtingen voor publieke vermakelijkhedenwaarmede de kermissen liier worden bezocht, zijn, in dén regel althans, van personenbuiten deze provincie wonendein ieder geval van die inrigtingendie een groot aantal bezoekers van buiten deze gemeente zouden trekken. Mogten evenwel de omstandighedenin den loop van dit jaar, het medebrengendat er geen gegronde vrees meer blijft be staan voor het bedreigen der volksgezondheid door de pokken epidemie dan kan laterzulks geraden achtendehet gemeen tebestuur in nadere overweging nemen in hoeverre er alsdan nog termen mogten gevonden worden om van gemeentewege eenige volksvermakelijkheden te geven. Verder hebben wij onze aandacht gevestigd op het feitdat in 1871, tot den 1 April jl.blijkens daaromtrent bij het gemeen tebestuur ingekomen opgaven binnen deze gemeente ruim 10,000 ingezetenen zijn gerevaccineerd terwijl ia de laatste acht jaren ongeveer 4000 kinderen zijn gevaccineerd. De vraag of met het oog op dit voorbehoedmiddel de kermis in deze gemeente niet kan worden gehouden zoude eerst dan te pas komenwanneer alle ingezetenen zich met goed gevolg aan de kunstverrigting hadden onderworpen. Nu evenwel ruim 11,000 ingezetenen niet zijn gerevaccineerd, terwijl van verschillende personen die zijn herenthet resultaat nie.L, bevredigend schijnt te zijn geweestkan dat voorbehoed middel in casu als slechts partieel toegepastgeen punt van overweging uitmaken, om met het oog daarop te kunnen beslui ten tot het houden van kermis. De motieven waarop het advies der vereeniging ter bevorde ring van volksgezondheid steuntzijn onsbij naauwgezet onderzoek in hoofdzaak gebleken zoo klimmend en overtuigend te zijn, dat wij vermeenen daaraan niets meer te behoeven toe te voegen. Ons alzoo vereenigende met het advies bovenvermeldhebben wij de eermet referte daaraanu voor te stellen te besluiten de jaarmarkt of kermisdie gewoonlijk in de maand Julij in deze gemeente wordt gehouden, dit jaar niet te doen plaats hebben. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. Bijvoegsel behoorende tot de Leeuwarder courant. 8

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1871 | | pagina 12