Bijlage no. 17. Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. RAPPORT eener Raads-Commissie, betrekkelijk eene resolutie van Gedeputeerde Staten van Frieslandter zake nadere regeling der jaar wedden van de Burgemeesters en Secreta rissen der gemeenten in die provincie. Door uw besluit van 25 Mei jl. uitgenoodigd om te dienen van berigt en raad omtrent eene resolutie van gedeputeerde staten van Friesland van 4 Mei 1871, no. 63, houdende uitnoodiging aan den raad tot beantwoording der vraagof de bestaande jaarwedden van den burgemeester en den secretaris wijziging behoevenen zoo jaaan te geven het cijfer waarop die naar 's raads oordeel zouden moeten worden gesteldzijn wijna raadpleging ook van wat vroeger aangaande dit onderwerp in deze gemeente is voorgevallen, al spoedig eenstemmig tot eene bepaald bevestigende beantwoording der eerste vraag gekomen. Eene wijzigingof laten we al dadelijk onze meening geheel uitsprekeneene verhooging der bestaande jaarwedden van den burgemeester en den secretaris dezer gemeente achten wij zeer wenschelijk. Immershet behoeft naauwelijks betoogddat die van den burgemeester, in 1854 vastgesteld op 1500 en in 1861 op ƒ1800 gebragt, de meest bescheiden eisehen voor de vervul ling van een zoo gewigtig ambt beschaamt. Wij weten het, vergelijking met de jaarwedden van gemeente-ambtenaren waar door die van den burgemeester in nog ongunstiger licht zou wor den geplaatstis niet afdoende om de enkele redendat die ambtenaren belooning ontvangen voor hun werk en de burge meester slechts een hononarium geniet buiten verhouding tot zijne moeite zijne zorgen en zijne verantwoordelijkheid dieals van minder materieelen aard nimmer op geld waardeerbaar zijn. Maar toch ofschoon wij aan de eene zijde de toekenning van eene jaarwedde, die den burgemeester in staat zou stellen daar van op onbekrompen voet te leven, in het belang van zijn pres tige ongeraden zouden achtenaan den anderen kant zouden wij de beschouwing zijner betrekking als een zuiver eere-ambt bepaald afkeuren. Naar onze opvatting behoort de jaarwedde van den burgemees ter in niet te ongunstige verhouding te staan tot de tractemen- tenverbonden aan die maatschappelijke betrekkingenwelke doorgaans worden bekleed door zoodanige personenwelke bij eventuele vacature geacht moeten worden voor het ambt van burgemeester in aanmerking te komenopdatzoo 's konings keuze op zoo iemand wordt gevestigdniet zoowel financieele schade als grootere verantwoordelijkheid hem weerhoude aan die roepstem gehoor te geven. Wanneer men het karige bedrag van sommige rijks tractemen- ten buiten berekening laat, dan springt het al dra in het oog dat die door ons gewenschte verhouding in deze gemeente thans niet bestaat en dat derhalve de jaarwedde van den burgemeester behoort te worden verhoogd. Dat ook die van den secretaris niet beantwoordt aan de ei sehen welke men dien ambtenaar steltis reeds vroeger door den raad uitgesproken. Het tegenwoordige bedrag van 1800 is in 1854 vastgesteld na het eervol ontslag van den heer M. S. de Wal besloot de raad op 3 Augustus 1864 om aan gedepu teerde staten de verhooging dier jaarwedde te verzoeken tot een bedrag van 2400 dit verzoek werd afgewezen bij resolutie van 12 September 1864; een gelijk lot trof bij resolutie van 24 Maart 1870 het verzoek van den raad tot verhooging dier jaarwedde tot op ƒ2200, waartoe hij op 14 Maart 1870 besloot. De motieven waarop die raads besluiten rusten bestaan ook nu nog en worden door ons gedeeldweshalve wij daarnaar ver wijzen. De bezwarendoor gedeputeerde staten tegen die verzoeken Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder courant. van den raad in het midden gebragtzijn niet in staat geweest ons van dwaling te overtuigen en wij zijn zeer bereid te geloo- vendat ze voor een goed deel het gevolg waren van de om standigheid, dat de raad zoowel in 1864 als in 1870 hoewel op zeer bescheidene wijze en in zeer voegzamen vormin het oog van gedeputeerde staten zijne bevoegdheid overschreed, door zich een initiatief aan te matigen waarop dat provinciaal collegie bij zonder naijverig scheen. Bij de beantwoording van de tweede vraagop welk cijfer de jaarwedden behooren te worden vastgesteld hebben wij gemeend het tot dusverre daaromtrent gevolgde sijsteem van gedeputeerde staten niet te moeten deelen. Uit de boven aangehaalde resolutie toch van 12 September 1864 blijkt, dat in 1854 de grondslag der regeling van de tractementen /,onder anderen van ae secretaris sen" is geweest de bevolking in verband tot de meerdere of mindere belangrijkheid der gemeenteen aangezien nu die be langrijkheid wel bijna alleen zal afhangen van de bevolking, blijft deze als eenige maatstaf over. Ook in 1864 werd daarop in de eerste plaats gewezen en de resolutie van 4 Mei 1871 no. 63bevat met het oog op de tractementen der burgemees ters en secretarissen eene klassificatie der gemeenten naar hare bevolkingterwijl de bijvoeging van een staat dier bevolkingen bovendien wel schijnt aan te duidendat gedeputeerde staten nog voor de bepaling der jaarwedden zoo van den burgemeester als van den secretaris aan dien maatstaf hechten. Evenwelbehalve dat laatstgenoemde staat de cijfers der be volking niet geheel juist schijnt aan te duiden, immers die voor de gemeenten Baarderadeel en Barradeel zijn met het oog op de klassilicatie in de resolutie zelve zeer waarschijnlijk onjuistter wijl het cijfer der bevolking van Leeuwarden op 31 December 1869 niet 24,760, maar, volgens het gemeenteverslag over dat jaar 25,689 was gaat het toch niet op, het cijfer der bevolking uitsluitend te doen beslissen over den omvang der werkzaamhe den en het gewigt van de verantwoordelijkheid voor den burge meester en den secretariswaarvan dan toch ten slotte het be drag Irunner jaarwedden zal belmoren af te hangen. Wij zijn van oordeel, dat, al moge het cijfer der bevolking daarop in vloed uitoefenendie werkzaamheden en die verantwoordelijk heid te veel door plaatselijke omstandigheden en invloeden wor den beheersehtdan dat een vaste maatstaf allerwege zou kun nen gelden. Wij hechten er aan dat die jaarwedden worden geregeld tot een bedrag waardoor het uitzigt openstaat dat er zich voor de waarneming dier betrekkingen personen beschikbaar stellenwier bekwaamheid in verhouding staat tot het gewigt dier functiën. En daarbij kan de verhouding tot de tractementen aan andere betrekkingen verbonden, zooals we boven aanstipten, niet buiten berekening blijven. Omtrent het cijfer waarop de besprokene jaarwedden zouden behooren te worden vastgesteld bestond bij ons eenig verschil van gevoelen omtrent die van den burgemeester welk verschil nadat de meerderheid had beslist, bij het bepalen der jaarwedde van den secretaris vervielwijl wij eenstemmig van oordeel wa ren dat er tusschen de beide cijfers verschil van eenige betee- kenis moest bestaan. Onze meerderheid dan wenscht de jaarwedde van den burge meester bepaald te zien op 2500 terwijl de minderheid tot 3000 wilde gaan eenstemmig zijn wij van oordeeldat die van den .secretaris op J 2200 behoort te worden vastgesteld. Het zij ons veroorloofd bij deze gelegenheid een punt ter sprake te brengenwaarvan de behandeling ons niet is opgedragen maar hetwelk door de commissie van rapporteurs omtrent het onderzoek der gemeentebegrooting over 1871aan het krachtig initiatief van den raad is aanbevolen. Wij bedoelen de verhoo ging der jaarwedden van de wethouders. Vooraf merken wij op dat bij de bespreking van dit onder werp het lid onzer commissiede heer Bloembergenzich van de beoordeeling dier aangelegenheid en het uitbrengen zijner stem daaromtrent heeft onthoudenuithoofde hij als wethouder 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1871 | | pagina 16