Bijlage no. 6.
Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den Gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
VOORSTEL van Burgemeester en Wethouders,
naar aanleiding eener missive van hunne
ambtgenooten van Leeuwarderadeelnopens
de verevening der slattingskosten van de
Jelsumervaart.
Mijne Heer en
Den 15 November 1869 is door uwe vergadering besloten
1. dat de kosten van slatting der Jelsumervaart in 1869, voor
zoo verre die bij het daarvan opgemaakt kohier van omslag als
van ouds waren gebragt ten laste van de onderhoudpligtige per-
ceelenonder het behoor der gemeente Leeuwarden gelegen
door deze gemeente zullen worden gedragen.
2. burgemeester en wethouders te magtigenhet door hen
oedgekeurd kohier van omslag dier slattingskosten over de on-
erhoudpligtige perceelen niet te doen invorderen
3. en zoo voort.
Dit besluit is genomen op grond van het bepaalde bij art. 231
der gemeentewetinhoudende dat behoudens bestaande wettige
verpligtingen van anderenhet onderhoud der in art. 230 ge
melde werken en gebouwen een gemeentelast is.
De onderhoudpligtigheid als van ouds van de in art. 230 der ge
meentewet gemelde voorwerpen kan beschouwd worden te zijn
opgeheven, tenzij de verpligting daartoe op wettige wijze uit
titels of overeenkomsten kan worden geconstateerd.
Bij een herhaald arrest van den hoogen raad is in dien zin
eene beslissing genomen.
Nadat door de gemeenteraden van Leeuwarden en Leeuwar
deradeel in overeenstemming met bedoelde arresten besloten was
de onderhoudslast van de Jelsumervaart voor rekening dier ge
meenten te nemen gaven burgemeester en wethouders van Leeu
warderadeelbij missive van den 20 Januarij 1870, no. IW/tjg
aan ons collegie te kennen dat volgens hunne meening de on
derhoudslast van de meergemelde vaart door beide gemeenten
ieder voor de helft moest worden gedragenop grond datblij
kens officiële bescheiden het midden der Jelsumervaart loopende
van de herberg „de Bontekoe" tot aan de Dockumer Eede
juiste grensscheiding der gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel is.
Nadat in raadsvergadering van den 24 Maart jl. een door ons
in dato 10 Maart bevorens ingediend voorstel, betreffende de
verdeeling der onderhoudskosten in behandeling was genomen
werd tengevolge eener motie van ordede verdere behandeling-
tot eene volgende vergadering aangehouden.
Een gevolg van de bedenkingenin uwe vergadering van den
24 Maart 1870 tegen ons voorstel geopperd, is geweest dat wij
den 12 Mei aan volgende daaraan eene gewijzigde conclusie
verbonden.
Naar aanleiding daarvan is in uwe vergadering van den 25
Mei 1870 besloten:
Burgemeester en wethouders te magtigennamens den raad
aan burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel kennis
te gevendat het gemeentebestuur van Leeuwardenzich ge
negen verklaart
1. om na bekomen magtiging van heeren gedeputeerde staten,
met het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel in overleg te tre
den aangaande de wijze waarop het onderhoud van de Jelsu
mervaart in 't vervolg zoude worden geregeld en
2. in verband met die definitieve regeling later eene overeenkomst
te treffen aangaande de vereffening der reeds gemaakte kosten
voor de slatting in den jare 1869.
Na bekomen magtiging van heeren gedeputeerde staten bij be
sluit van den 29 September 1870 no. 28(naar luid van artikel
121 der gemeentewet) is door de gemeenteraden van Leeuwar
den en Leeuwarderadeelin dato 8 en 20 December 1870 ge-
BlJVOEGSEL BEIIOOllENDE TOT DE LEEUWARDER COÜRANT.
meenschappelijk besloten datbij gebreke van wettig bestaande
verpligtingen van anderen het voortdurend gewoon" en buiten
gewoon onderhoud van de groote Jelsumervaart of de zooge
naamde Hasschermeerloopende van de herberg „de Bontekoe"
onder Jelsum tot aan de Dockumer Eeen in die geheele lengte
uitmakende de scheiding tussehen de gemeenten Leeuwarden en
Leeuwarderadeelop ae bestaande breedte en ter diepte van
1.50 meter beneden zomerpeilgebragt wordt ten laste van de
gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeeliedör VOOP d.0
nelft.
Dit gemeenschappelijk besluit is door heeren gedeputeerde sta
ten van Friesland goedgekeurdbij besluit van den 29 Decem
ber 1870 no. 28.
Overeenkomstig uw besluit van den 25 Meijl. zal, in verband
met de definitieve regeling omtrent het voortdurend onderhoud
der Jelsumervaart, nu eene overeenkomst getroffen moeten wor
den met het gemeentebestuur van Leeuwarderadeelaangaande
de vereffening der reeds gemaakte kosten voor de slatting in het
jaar 1869.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel hebben ons
bij missive dd. 7 Januarij jl.„ no. U7/15verzocht de kosten van
de in 1869 plaats gehad hebbende slatting der Jelsumervaart te
vereffenen en als basis daarvoor aan te nemen dat de beide ge
meenten ieder voor de helft tot de kosten moeten bijdragen.
In de door u aan ons bij besluit van den 15 Novemher 1869
verleende magtigingom het door ons collegie goedgekeurd ko
hier van omslag der slattingskosten van de Jelsumervaart in 1869
over de onderhoudpligtige perceelen niet te doen invorderenen de
uitnoodiging om aan u de vereischte voorstellen te doen tot aan
wijzing der fondsenwaaruit die kosten zullen worden bestreden,
ligt reeds opgeslotendat die kosten door de gemeente zoude
worden gedragen, tot zoodanig aandeel en bedrag als later zoude
worden bepaald.
Het komt ons voor datnu de raad heeft besloten ,ons te
magtigen het kohier van omslag der slattingskosten der Jelsumer
vaart in 1869 niet te doen invorderen over de onderhoudpligtige
perceelen en het gemeentebestuur de verpligting tot, betaling der
slattingskosten op zich heeft genomen dezelfde motieven voor
de verdeeling dier kosten behooren aangevoerd te worden die
ten grondslag liggen van het gemeenschappelijk door uwe ver
gadering en den raad van Leeuwarderadeel genomen besluit dd.
8 en 20 December jl. betreffende het voortdurend gewoon en
buitengewoon onderhoud van de groote Jelsumervaart.
Dat onderhoud is ten laste van de gemeenten Leeuwarden en
Leeuwarderadeel gebragt ieder voor ae helft op grond van de
artikelen 230 en 231 der gemeentewetin verband met het feit
dat het midden der Jelsumervaart „van de Bontekoe tot de Doc
kumer Ee" de grensscheiding is der beide gemeenten.
Wij hebben derhalve de eer uwe vergadering voor te stellen
te besluiten
I. ten laste dezer gemeente te nemen de helft der kosten van
de in 1869 plaats gehad hebbende slatting der groote Jelsumer
vaart of de zoogenaamde Hasschermeertot een bedrag van
ƒ1535.52;
II. burgemeester en wethouders te magtigen tot afschrijving
van de sub I gemelde som van de post voor onvoorziene uitga
ven van de begrooting der gemeente, voor de dienst van 1871,
ter vereffening van bovengenoemde slattingskosten.
Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 26 Januarij
1871door burgemeester en wethouders van Leeuwarden.