MEMORIE VAN TOELICHTING
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting, behoorende bij de Ontwerp-Begrooting1872.
BEGROOTING 1871.
2
ii
a
a ii
IV
VI
VII
Toegestane
sommen.
BEGROOTING 1872.
Vastgestelde
ONTVANGSTEN.
8,132.46 I I
- 20,244.—
957.12
- 18,057
- 97,515.25
1,200.—
600.—
IV
VI
VII
f 9,t
- 20,548
962,
- 18,052
!.26'
- 97,422.61
1,100.
500.-
BlJVOEGSEL BEItOORENDE BIJ DE LEEWAÏDEH COÜRANT.
behoorende bij de Ontwerp-Begrooting der Inkomsten
en Uitgaven van de gemeente Leeuwarden,
over het dienstjaar 1872.
De rekening over het dienstjaar 1870 is afgesloten met een voor-
deelig slot van ƒ25,862.266.
Bij raadsbesluit van den 24 Augustus 1871is bij wijziging van
de begrooting voor 't dienstjaar 1S71over een bedrag van ƒ16,000
van het batig slot der rekening over 1870 beschikt.
Het op deze artikelen geraamd bedrag is berekend naar de hoofd
som der kohieren over 1871.
De raming is gebaseerd op de primitieve en suppletoire kohieren
over 't dienstjaar 1870/71.
De berekening voor dezen post op de begrooting van 1871naar
hetgeen volgens de primitieve kohieren der belasting over 1870/71
en de suppletoire kohieren 1869/70 door de gemeente wordt ont
vangen is geschied met het oog op de belastbaarstelling van vele
nieuw gestichte gebouwen.
Wij hebben liet echterook op grond der voorschriften betref
fende de inrigting der gemeente-begrootingenvervat in het Prov.
Blad, no. 146 van 1852, meer rationeel gevonden de raming te
doen overeenkomstig de kohieren van éên dienstjaar, vermits dit
de zuiverste grondslag voor een volgend jaar is.
Deze belasting is berekend naar ƒ3.45 ten honderd, over het bij
't primitief kohier over 1871 vastgesteld belastbaar inkomen van
ƒ2,874,512.98.
Hoewel wij ons hadden voorgesteld deze belasting even als ten
vorigen jarealthans met een gering bedrag te verminderen heb
ben wij aan dat voornemen geen gevolg kunnen gevenhetgeen
hoofdzakelijk moet worden toegeschreven^ deels aan het geringer
bedrag van het belastbaar inkomen bij het kohier uitgetrokken in
vergelijk met dat van het vorige jaardeels en voornamelijk aan
het hooger bedrag dat is moeten worden aangebragt op hoofdstuk
VIII, afd. I, art. 1, verschuldigde renten wegens geldleeningen
hetgeen over 1872 ongeveer 3,000 meer bedraagt dan over 1871,
terwijl op art. 4 van gemeld hoofdstuk en afd. 1,000 meer is uit
getrokken voor verpligte aflossing van schuld.
Bovendien dient hierbij opgemerkt te worden dat van het als eerste
post in deze begrooting aangebragt batig saldo ad ƒ9,862.266, een be
drag van 4,000 gesteld is ter bestrijding van een gedeelte der kos
ten voor buitengewone werken ten behoeve der verbetering van
het aschland zijnde dit nagenoeg het in gezegd saldo begrepen be
drag waarmede de ontvangsten de uitgaven betreffende de exploi
tatie dier inrigting in 1870 hebben overtroffen.
Alzoo kan op de begrooting over dit dienstjaar slechts over een
bedrag van 5,862.26° van bedoeld saldo tot bestrijding van ge
wone uitgaven worden beschikt.
Zooals wij reeds in de memorie van toelichting over 't dienstjaar
1871 te kennen gaven, schijnt de opbrengst der belasting op de
honden van jaar tot jaar te zullen verminderen.
In 1870 werd op dit artikel ontvangen 1,135.50 terwijl die be
lasting in 1869 ƒ1,210.50 heeft opgebragt.
In 1870 is op dit artikel ontvangen ƒ379.98 en derhalve 220.02
minder dan geraamd washetgeen is toe te schrijven aan 't uitbre
ken van den Fransch-Duitschen oorlog, juist ten tijde der kermis.
Ofschoon die omstandigheid geen invloed zal uitoefenen in 1872
hebben wij evenwel gemeend met het oog op de nog van tijd tot
tijd voorkomende gevallen van natuurlijke pokken en het gevaar
17