Bijlage no. 7. 6 Bijlagen tot liet Verslag der handelingen van den Gemeenteraad te Leeuwarden, 1871, VOORSTEL van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk wijziging van het besluit tot hef fing en der verordening op de invordering van schoolgelden aan sommige openbare scholen. Mijne Heeren Bij resolutie van lieeren gedeputeerde staten van Friesland van 30 December 1870in afschrift aan ons eollegie medege deeld zijn burgemeester en wethouders verzocht 1. aan den gemeenteraad van Leeuwarden in overweging te geven om het besluit van dien raad van 20 October bevorens houdende wijziging van de verordening van 24 November 1860 en 27 Junij 1861 regelende het bedrag en de grondslagen van het schoolgeld in deze gemeente op nieuw vast te stellen en dat nader besluit met inachtneming van den termijn bedoeld hij art. 233 der gemeentewet, op nieuw aan gedeputeerde staten te doen toekomen. 2. werden burgemeester en wethouders nitgenoodigd om den gemeenteraad te verzoeken dat de thans in deze gemeente be staande verordening op de invordering van het schoolgeld worde gewijzigd in dien zin dat de betaling dier gelden in het vervolg buiten de schooluren geschiede aan personen die niet tot de school in betrekking staan. De eerstbedoelde uitnoodiging vindt zijn grond in de omstan digheid dat het raadsbesluit van 20 October niet binnen den bij de wet bepaalden termijn aan gedeputeerde staten is ingezonden. Dientengevolge zal de raad op nieuw een besluit tot wijziging- van de geheven wordende schoolgelden moeten vast stellen en dit met inachtneming van den wettelijken termijn aan gedepu teerde staten inzenden. Het sub 2 vermeldebetreft eene zaak die reeds meermalen en nu laatstelijk in het rapport uwer commissie aangaande de gemeente-rekening over 1869 een punt van bespreking heeft uitgemaaktde tot nog toe gevolgde wijze van invordering der schoolgelden aan de tusschenscholen. Na de toezegging dezerzijdsèn aan den raadèn aan de schoolcommissiedat middelen zullen worden beraamd om de inning der schoolgelden op eene andere wijze te regelenachten wij het overbodig dit onderwerp op nieuw tot een punt van uit voerige behandeling te makenhoezeer wij onze overtuiging niet kunnen verheelen dat eene andere wijze van invordering speciaal voor vele schoolgeldpligtigen niet weinig bezwaren op leveren zal. Opzigtens dit punt ons referèrende aan het hierbij overgelegd rapport van de hoofdonderwijzers der tusschenscholen moeten wij doen opmerken dat de uitnoodiging van gedeputeerde staten eene andere en veel verder reikende strekking heeft, dan het geen door de schoolcommissie en ook door den raad wordt ver langd. De missive van den districts-schoolopzienernaar welke in de resolutie wordt verwezen beoogt niet slechts eene andere toepassing der verordening op de invorderingmaar eischt uit drukkelijk eene zoodanige wijziging dat de betaling der school gelden in 't vervolg buiten de schooluren geschiede en aan per se nen die niet tot de school in betrekking staan. Daar inmiddels niets verhindert reeds nu de invordering bui ten de schooluren en door personen die niet tot de school in betrekking staan te doen plaats hebbenzien wij geene noodza kelijkheid om aan den drang van den schoolopziener ten deze gehoor te geven en eene beperking in de verordening op te ne men die wellicht later minaer gewenscht kon blijken. In een ander opzicht evenwel dan door gedeputeerde staten wordt bedoeldverdient eene geheele herziening niet slechts van de verordening op de invordering maar ook van het hefïingsbe- sluit aanbeveling. Bij de hernieuwde behandeling dezer aangelegenheid heeft het toch onze aandacht getroffen hoe het oorspronkelijk raadsbesluit van 24 November 1860 en 27 Junij 1861 herhaaldelijk is ge wijzigd waardoor van de oorspronkelijke bepalingen slechts wei nig gespaard gebleven is. Na de wijziging bij raadsbesluit van 11 October 1866, zijn achtereenvolgens door de besluiten van 5 December 1867 de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijsdoor die van 9 Januarij 1868 de burgerschool voor meisjes, uit het kader van deze verordening weggevallen, terwijl thans eene niet on belangrijke wijziging weer te wachten staat. Ten einde de practische bezwaren die uit deze herhaalde om werking ligtelijk geboren worden weg te nemenhebben wij thans eene geheel nieuwe verordening ontworpen waarin met behoud van de nog vigerende bepalingen der verordening rege lende het bedrag en de heffing van schoolgelden van 24 Novem ber 1860 en 27 Junij 1861, de hij uw besluit van 20 October jl. bedoelde wijziging is opgenomen. Eindelijk hebben wij gemeend aan de verordening op de in vordering eenige bepalingen te moeten toevoegengelijkluidende aan die voorkomende in de verordeningen regelende de invorde ring van het schoolgeld aan de school voor lager en meer uit gebreid lager onderwijs en aan de burgerschool voor meisjes. De ontvanger is bij art. 4 niet uitdrukkelijk aangewezen als de persoon die met de inning der schoolgelden aan ae tusschen scholen wordt belastop grond van de hoven aangevoerde mo tieven waarbij nog kan gevoegd worden dat ook in de gemeente Groningen op wier voorbeeld te dezer zake meermalen gewe zen is, de inning van het schoolgeld aan de scholen voor min vermogenden niet door den ontvanger geschiedtterwijl elders waar de ontvanger zelf volgens de verordening met de inning belast isblijkens de bekomen inlichtingenin de toepassing- geheel dezelfde weg wordt gevolgd en de onderwijzers zij het niet regtens dan toch feitelijk voor het betalen der schoolgelden zorg dragen. levens echter is de dag voor het betalen der schoolgelden niet langer tot den eersten schooldag beperktdaar het voor den ontvanger, of wie dan ook met de invordering dier gelden moge worden belastniet mogelijk zal zijn in een dag het schoolgeld van alle kinderen der vier tusschenscholen en van twee bewaarscholen in ontvang te nemen. Wij hebben alzoo de eer uwe vergadering voor te stellen A. Te nemen het volgend BESLUIT tot heffing van schoolgeld voor het onderwijs aan de Fransche school voor jonge jufvrouwen, aan de tusschenscholen en aan de bewaarscholen in de gemeente Leeuwarden. Art. 1. Wegens elke leerling aan de Fransche school voor jonge jufvrouwen wordt als schoolgeld geheven per kwartaal ƒ13. Art. 2. Wegens ieder leerling op de tusschenschool le klasse wordt als schoolgeld geheven per maand ƒ0.60. Voor het bezoeken van de avondschool per maand ƒ0.20. Wegens ieder leerling op de tusschenscholen 2e klasse per maand 0.25. Voor het bezoeken van de avondschool per maand ƒ0.10. Wegens ieder leerling aan de bewaarscholen met uitzondering van de armenbewaarschool per maand 0.25. Art. 3. Ingeval twee of meer kinderen uit één huisgezin ge lijktijdig de tusschenscholen bezoekenbedraagt het in art. 2 bedoelde schoolgeldwegens den tweeden leerling op de tusschenschool, le klasse, per maand ƒ0.40 op de tusschenscholen, 2e klasse, per maand -0.15 wegens den derden en ieder der volgende leerlingen op de tusschenschool, le klasse, per maand -0.30 op de tusschenscholen2e klasseper maand - 0.10 Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den Gemeenteraad te Leeuwarden1871. 7 Art. 4. Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders, voog den of anderendie ae kinderen ter school zenden. Art. 5. Het schoolgeld op de Fransche school voor jonge juf vrouwen is bij den aanvang van ieder kwartaaldat op ae tus schenscholen en de bewaarscholen op den eersten schooldag van elke maand verschuldigd. Art. 6. Voor de leerlingen der Fransche school wordt betaald het volle schoolgeld indien zij in de eerste helfthet halve in dien zij in de laatste helft van het kwartaal aankomen. Art. 7. In geen geval heeft geheele of gedeeltelijke terugbe taling van eens betaalde schoolgelden plaats. B. Vast te stellen de volgende VERORDENING op de invordering der school gelden voor het onderwijs aan de Fransche school voor jonge jufvrouwen, aan de tus schenscholen en de bewaarscholen te Leeu warden. Art. 1. De hoofdonderwijzeres der Fransche school voor jonge jufvrouwenzendt binnen veertien dagen na den aanvang van elk kwartaalaan burgemeester en wethouders lijstenbevattende de namen en voornamen der leerlingende namen en woonplaat sen van hen die ze ter school zenden en het bedrag van het voor iedere leerling verschuldigd schoolgeld. Indien leerlingen in den loop van een vorig kwartaal op de school zijn toegelaten wordt het schoolgeld voor dat tijdvak te gelijk met dat voor liet ingegane op de lijst uitgetrokken. Art. 2. De bedoelde staten der verschuldigde schoolgelden worden door burgemeester en wethouders vastgesteld en aan den ontvanger ter invordering toegezonden. Art. 3. Het schoolgeld is invorderbaar zoodra door burgemees ter en wethouders openbare kennisgeving is gedaan dat de lijst aan den gemeente-ontvanger is toegezonden. Art. 4. De schoolgelden die bij de maand verschijnen wor den op de drie eerste schooldagen van elke ingetreden maand volgens de door den school-commissaris geviseerde lijst der inge schreven leerlingenaan den daartoe door burgemeester en]wet- houders aangewezen persoon betaald. Art, 5. Binnen acht dagen na het verstrijken van de in art. 4 bedoelde dagenworden de gelden aan den gemeente-Ontvan ger door den met de invordering belasten persoon verantwoord. Een staat der achterstallige schoolgelden wordt daarbij tevens overgelegd. Art, 6. De schoolgelden moeten betaald zijn voor het einde van de maand of van de eerste maand van het kwartaalwaar over zij verschuldigd zijn. Art. 7. Bij nalatigheid of weigering van betaling, geschiedt de invordering door den gemeente-ontvanger, overeenkomstig de artt, 258262 der gemeentewet, onverminderd de bevoegd heid van burgemeester en wethoudersom aan kinderenwaar voor de 'schoolgelden niet zijn betaald, den verderen toegang tot het onderwijs te ontzeggen. C. In te trekkenzooara de vereischte koninklijke goedkeu ring op het ontwerp sub A zal zijn verkregende verordening- regelende het bedrag en de hetïiing van schoolgeldenvan 24 November 1860 en 27 Junij 1861met de daarbij behoorende verordening op de invordering van dezelfde datums. Aldus voorgesteld ter raads-vergadering van den 26 Januarij 1871door burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1871 | | pagina 4