Bijlage no. 26.
Bijlage no. 27.
116
Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
den benedengang der hoofdwacht in 1S70 niet is uitgevoerd.
Reden voor dit uitstel wordt niet opgegeven. Uwe commissie
vreest evenwel geen tegenspraak te zullen ondervinden als zij
zegt, dat dit uitstel door niets was gewettigd. De toestand van
dezen vloer toch is zoo slechtdat cene verbetering reeds lang
had behooren te worden uitgevoerd.
Volgno. 90. Blijkens de verantwoording (bi. 65) werd dit art.
(aankoop van noodzakelijke drukwerken) van 350 tot 420
versterkt ter bestrijding der kosten van aanschaffiing van het
werk„Handelingen van den raad van stateafdeeling voor
//de geschillen van bestuur." Eene som van ƒ70 voor dit werk
komt uwe commissie zeer hoog voor. Zij wenscht burgemeester
en wethouders te hebben gevraagdof die som alleen voor dit
werk is noodig geweest.
Volgno. 134. Kosten van herstelling van ijzeren draaibruggen.
Onder deze kosten ad ƒ14,157.975 komt voor niet minder dan
3,038.62 voor het uit het water halen van de gebroken ijzeren
draaibrug buiten de voormalige Vrouwenpoort. Aan uwe commissie
is het niet onbewust, dat dit werk ingevolge raadsbesluit eenvou
dig na opdragt werd verrigt. Toch kan zij niet nalaten de aan
dacht er op te vestigendatterwijl de geheele nieuwe brug
eene uitgaaf van niet meer dan ƒ5,470 heeft gevorderd, de kos
ten van het bedoelde werk nagenoeg de helft dier som bedroe
gen. Het is verre van uwe commissie deswege eenige aanmer
kingen te willen maken, die zouden moeten nederkomen op het col-
legie van dagelijksch bestuurdat geheel op 's raads magtiging
heeft gehandeld. Zij heeft alleen op de ^aak willen wijzen als
eene bijdrage te meer voor het min wensehelijke om anders dan
in de uiterste noodzakelijkheid tot het doen uitvoeren van eenig
werk, zonder voorafgaande aanbesteding, hetzij openbare of on-
derhandscheover te gaan.
Alvorens hare conclusie voor te dragen, rust op uwe commissie
nog de aangename taak te vermeldendatafgescheiden van de
bovenstaande op- en aanmerkingen, de rekening de blijken draagt,
dat het tïnantieel beheer der gemeente voortdurend met zorg
en naauwgezetheid wordt gevoerd en dat alle betalingen deug
delijk en wettelijk hebben plaats gevonden.
Uwe commissie heeft de eer den raad voor te stellen, te besluiten
1. Burgemeester en wethouders uit te noodigen, omtrent de
boven aangegeven puntenvoor zoover noodiginlichting of op
heldering te vóllen geven.
2. Het bedrag der ontvangsten van de rekening over 1870
voorloopig vast te stellen op 498,244.55 dat der uitgaven op
472,382.2S5 en dat van het voordcelig slot op ƒ25,862.265.
3. Aan burgemeester en wethouders 's raads dank te betuigen
voor hun goed en naauwgezet beheer.
Aldus gerapporteerd den 28 September 1871.
A. DUPARCRapporteur.
J. J. BRUNGER.
I. F. van HUMALDA van EIJSINGA.
MEMORIE van beantwoording door burgemees
ter en wethouders, van de op- en aanmer
kingen vervat in het rapport der raadscom
missie wegens het onderzoek der gemeente
rekening over 1870.
Het door de raadscommissie, belast met het onderzoek der
rekening van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente over
1870 deswege uitgebragt rapport, noopt ons om de daarbij
medegedeelde op- en aanmerkingen schriftelijk te beantwoorden,
ten einde de commissie in het bijzonder en de leden van den
raad in het algemeenvóór de behandeling van het rapportin
de gelegenheid te stellen van de naar aanleiding daarvan ver
strekte inlichtingen kennis te nemen.
De orde volgende waarin de commissie hare op- en aanmer
kingen in het rapport heeft opgenomendeelen wij mede ten
opzigte van
ONTVANGSTEN.
Volgn. 11a Naar den sinds verscheidene
Vlictster- en Boomsbruggen. jaren aangenomen regel wor-
Volgn. 11e den de huur- of pachtsommen
IJzerenbrug bij de Potmarge. van gebouwen en landerijen even
als de pachtsommen van ten behoeve der gemeente geheven regten
en opkomsten, die gewoonlijk van- en tot 12 Mei worden ver
huurd op verpachtverantwoord in de gemeente-rekening over
het dienstjaar, dat het grootste gedeelte van het huur-of pacht-
jaar bevat.
Dientengevolge zijn in de rekening over 1870 de opkomsten
der hierbedoelde bruggen verantwoord over het pachtjaar dat
met. 12 Mei 1871 is geëxpireerd.
Deze maatregel isblijkens de ervaringter vereenvoudiging
van het beheer des ontvangers zoowel als tot vergemakkelijking
der verificatie van de te ontvangen en verantwoorden sommen
zeer dienstigzoodat ondergeteekenden het niet wenschelijk ach
ten daarin verandering aan te brengen.
Volgn. 22, 24, 25 en 34. Ten aanzien van de invordering
der onder deze nummers in de rekening verantwoorde inkom
sten merken ondergeteekenden opdateven als de beide com
mission voor het onderzoek der rekeningen over 1870 en over
1869 teregt veronderstellen en erkennenpractische bezwaren
tegen eene regtstreeksche invordering door den gemeente-ontvan
ger oorzaak zijn van het in stand houden der tot dus ver ge
volgde wijze van handelen.
Zal hierin verandering worden gebragt dan moet aan de be
trokken gemeente-ambtenaren thans met de inning der bedoelde
gelden belast, worden opgedragen bij iederen verkoop van de
bewuste voorwerpen of bij elke verhuring van eene der betrok
ken woningen, die dikwijls van bewoner veranderen en wegens
welke de huur per week wordt betaaldden gemeente-ontvan
ger in kennis te stellen met den schuldenaarbenevens het be
drag der vordening en den tijd van betaling.
Ten einde echter op die wijze geregelde betaling te erlangen
zou het maken van schriftelijke overeenkomsten niet kunnen
worden vermeden dewijl anders4»ij nalatigheid in de voldoe
ning de ontvanger geene deugdelijke middelen ter invorderiug
kan bezigen.
Het ligt evenwel voor de hand dat liet maken van dergelijke
overeenkomsten wegens veelal weinig beteekenende zaken vele
bezwaren zou opleveren en de in verband daarmede te voeren
omslagtige administratie in het belang der gemeente niet nood
zakelijk is.
Volgn. 28a en b. Irnsumer- en Nesserzijl. Met betrekking tot
de verantwoording van de inkomsten der Nesserzijl is van toe
passing de inlichting, hiervoren vermeld, aangaande de Vliet-
ster- en Boomsbruggen en de Potmargebrug.
Ten aanzien van de Irnsumerzijl is tot dusverre eene andere
wijze van verantwoording der opkomsten gevolgdin dien zin
n. I.dat, sedert de verpachting die met 12 November 1866 aan
ving ter vervanging van de eenige jaren plaats gevonden heb
bende invordering dier opkomsten door een gaarderin de ge
meente-rekeningen over 1867 en vervolgens telkens een jaar pacht
is verantwoordloopende van en tot 12 November.
Wil men nu opzigtens deze inkomsten dezelfde wijze van ver
antwoording volgen die voor andere soortgelijke inkomsten is in
toepassing gebragt, dan zal, b. v. in de rekening over 1871,
onder de ontvangsten moeten worden opgenomen de pachtsom
over achttien maanden, (van 12 November 1870 tot 12 Mei 1871
en van dat tijdstip af tot 12 Mei 1872) waartegen geen bezwaar
bestaatvooral nu volgens de pachtvoorwaarden de pachtsom
telken half jare wordt vooruitbetaald.
Volgn. 33. Opbrengst van haardasch en vuilnis. Bij de com
missie is na verificatie der onder dit volgnummer in de rekening
Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
117
verantwoorde ontvangsten het gevoelen ontstaan dat hier eene
belangrijke dienstvermenging heeft plaats gehad. Ondergetee
kenden erkennen dat daartoe wel eenige aanleiding bestaat, doch
meenen tevens er op te moeten wijzen dat deze ontvangsten
zijn verkregen door verkoop van vuilnis, die in 1S70 was ver
zameld en dus tot de exploitatie over dat jaar bphoordezoo
dat naar hun oordeel in dezen van tic tie geen sprake kan zijn.
Was men in December 1870 in de gelegenheid geweest de
aanwezige voorraad te verkoopen om ze Tater af te leveren zoo
als welligt in het vervolg meermalen zal voorkomen dan zou
de commissiezooals zij zegtgeen grond tot aanmerking heb
ben gevonden. Haar gevoelen berust alzoo slechts alleen op het
tijdstip van verkoop. Dat uit dien hoofde in casu aan eene
belangrijke dienstvermenging moet worden gedacht kunnen on
dergeteekenden niet toegeventerwijl het nieuwe der onderne
ming oorzaak is geweestdat niet terstond van alle be
staande gelegenhedenom de verzamelde vuilnis voor goe
den prijs af te zettengebruik is gemaakt op de wijze als
voortaan zal kunnen geschieden. Maar vooral verwerpen zij
het schijnbaar door de commissie voorgestane denkbeeld als zou
de verantwoording van eene zoo onbelangrijke ontvangst wegens
ae exploitatie van het aschland over 1870 zijn geschied, ten
einde van die exploitatie eene gunstige voorstelling te geven.
De opmerking der commissie dat onder de wegens deze exploi
tatie in rekening gebragte uitgaven geene voorkomen die de
dienst 1871 betredenis geheel juist. Trouwens zoodanige han
deling ligt ook in den aard der zaak.
Volgn. 44. De ontbrekende bijlage is bij de stukken gevoegd.
Volgn. 50. De door de erven van de wed. Ldwenstamm vol
gens het betrekkelijk huurcontract aan de gemeente verschuldigde
assurantiekosten wegens het tot 12 Mei 1869 gehuurde huis op
de korenmarkt, lett. I no. 3, werden in de gemeente-rekening
over 1869 als nog in te vorderen aangebragtuithoofde genoemde
weduwe, inmiddels overledeunalatig was gebleven die kosten
te voldoen en ook de erven die voldoening niet bevorderden
dewijl ze de nalatenschap onder het voorregt van boedelbeschrij
ving hadden aanvaard.
Aangezien bij de afrekening van dezen boedel bleek dat zelfs
enkele bevoorregte inschulden niet ten volle konden worden
voldaan en het verschuldigde wegens directe belasting en belas
ting op de honden werd aangezuiverdhebben ondergeteekenden
er geen bezwaar in gevonden den ontvanger op zijn daartoe ge
daan voorstelte magtigen de bewuste kosten ten bedrage
van 7.50 in zijne rekening over 1870 als oninvorderbaar te
verantwoordendewijl verdere pogingen tot invordering toch
geen gewenscht resultaat zouden kunnen opleveren en hun geene
bepaling bekend is die zoodanige oninvorderbaar verklaring zou
in den weg staan. Immers de oninvorderbaar verklaring van
aanslagen wegens de directe belastingen geschiedtnaar aanlei
ding van de bepalingen der betrekkelijke verordeningendoor
den raaddoch hieronder kon de bedoelde vordering niet wor
den gerangschikt. Mogt de commissie ten dezen het oog hebben
op art. 139 der gemeentewet, dan meent men daartegen te moe
ten aanvoeren dat in het onderhavige geval allerminst van kwijt
scheldingbij dat wetsartikel bedoeld, sprake is.
UITGAVEN.
Volgn. 77. De vernieuwing der vloer in den benedengang van
de hoofdwacht is in 1870 achterwege gebleven, omdat de archi
tect toen hij de uitvoering daarvan wenschte te bevorderen
ontdekte dat de door hem bij zijne ontwerpbegrooting geraamde
som van ƒ115, p. m. 70 te laag was gesteld en hij destijds
de bedoelde vernieuwing niet zoo noodzakelijk achtte om uit
dien hoofde wijziging der begrooting te vragen.
lntusschen is op de begrooting voor 1872 nader eene som in
uitgaaf aaugebragt tot dekking dér voor de bedoelde vernieu
wing vereischte kosten thans geraamd op 184.
Volgn. 90. De versterking der voor aankoop van boek- en
drukwerken, ten behoeve van het archief en van het gemeente
bestuur, bij' de begrooting beschikbaar gestelde som, met het
betrekkelijk aanzienlijk bedrag van ƒ70, was hoofdzakelijk een
gevolg der aanschaiïing van het werk in de verantwoording op
gegeven. Die om van 70 is echter niet geheel voor dat werk
besteed zooals trouwens ook kan blijken uit de aan 't betrek
kelijk bevelschrift gehechte notawaarop daarvoor circa 60 is
uitgetrokken.
Volgn. 134. Bij dc heoordeeliug der vordering voor het uit
het water ligten der gebroken ijzeren draaibrug bij de Vrouwen
poort heeft de commissie er waarschijnlijk niet op gelet dat
daaronder is begrepen een bedrag van ƒ1100 voor gebruikte
materialendie echter door de brugligting niet waren verbruikt
maar voor de gemeente dienden te worden overgenomen en,
naar de schatting van den architect geacht konden worden eene
waarde te vertegenwoordigen van 900.
Bovendien moet niet uit liet oog worden verloren dat het werk
der brugligting, terwijl de toestellen daarvoor geheel waren ge
reed gemaakttengevolge van invallenden vorst tot twee malen
toe is moeten' worden gest*akthetgeen natuurlijk zoowel het
bedrag der te betalen werkloonen als de huur van gebruikte vaar
tuigen en andere gereedschappen aanzienlijk verhoogde.
Aldus opgemaakt en overlegd ter raadsvergadering van den
12 October 1871, door
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden.
VOORSTEL van de Verordenings-commissie
tot wijziging van twee politie-verordeningen.
Bij raadsbesluit van den 27 September 1866 is vastgesteld eene
verordening, houdende, ingevolge art. 178 der gemeentewet,
herziening en geldigverklaring van de verordeningentegen wier
overtreding straf is bedreigd.
Het tijdstip is dus daarom tot eene nieuwe herziening en
geldigverklaring over te gaan.
Alvorens dit werk voor te bereiden, heeft uwe commissie voor
de strafverordeningen, ingevolge art. 177 der gemeentewet, on
derzocht aan welke van de bepalingen der bedoelde verorde
ningen voortdurende kracht is toe te kennen.
Zij heeft liet Staatsblad dor laatste vijf jaren doorzocht en slechts
één 'koninklijk besluit gevonden waarbij wordt vernietigd eene
plaatselijke 'verordening o. a. wegens eene daarin opgenomen
bepaling, die ook in eene der Leeuwarder verordeningen voor-
komt.
Dat koninklijk besluit is geplaatst in het Staatsblad no. 158 van
1870. Daarbij is vernietigd een reglement van politie voor de
gemeente Oostkapeileo. a. op grond
„dat art. 36 der verordening het houden van verlotingen alleen
toelaat na bekomen toestemming van den burgemeesterdat deze
bepaling, ais alle verlotingen betreffende, in strijd is met art. 5
der wet van 22 Julij 1811 (Staatsblad no. 80), waarbij het geven
van vergunning tot' liet houden van verlotingen van goederen
wier waarde meer dan honderd gulden bedraagtaan Ons is
voorbehouden en waarbij bovendien niet aan den burgemeester
maar aan de gemeentebesturen is opgedragen tegen misbruiken van
kleinere loterijen te waken."
Deze opdragl aan den burgemeester is mede geschied bij art. 8
der door den gemeenteraad van Leeuwarden den 11 September
1850 vastgestelde verordening, regelende de politie over de
schouwburgen enz.loterijen enz. Het is mitsdien noodigdeze
bepaling te wijzigen en in overeenstemming met de wet te
brengen.
Verder heeft uwe commissie nagegaan de in de laatste vijf
jaren vastgestelde wetten algemeene maatregelen van inwendig
bestuur eii provinciale verordeningenmet liet oog op art. 151