.OU .on »dj$i(
Bijlage no. 31.
Bijlagen tot het Verslag der handelingen van
den gemeenteraad te Leeuwarden1871.
127
VERSLAG der commissie van rapporteursbe
noemd door de sectiën van den raad der ge
meente Leeuwarden bij het onderzoek van de
concept-begrooting van de inkomsten en uitga
ven dier gemeente voor het dienstjaar 1872.
Het onderzoek der concept-begrooting heeft in de sectien tot
geene opmerkingen of voorstellen van algemeenen aard aanlei
ding gegeven evenmin zijn ze gerezen bij de ondergeteekenden.
Rapporteurs der le en 3e sectiën wenschen evenwel hier te
vermeldendat na afloop van het onderzoek der concept-
begrooting in de sectiën en na het vaststellen ook door hunne
commissie van dit verslagdoch vóór zijne redactiebij missive
van 26 October 1871 no. ^/W*, met 8 bijlagen, hun door bur-
§emeester en wethouders mededeeling is gedaan van correspon-
entien gevoerd tusschen dat collegie en den gemeente-architect,
omtrent de uitvoering van openbare werken ten einde daarvan
bij het opmaken A an dit verslag zoodanig gebruik te maken als
dienstig zou worden geoordeeld. Genoemde rapporteurs hebben
evenwel gemeend van die stukken voor dit verslag geen gebruik
te moeten maken vooreerstomdat ze noch afzonderlijk noch
als bijlagen tot de concept-begrooting een onderwerp van be
raadslaging in de sectiën van den raad hebben uitgemaakten
dus evenmin een onderwerp van het verslag als zoodanig kun
nen zijnten tweededewijl die stukken noch aan den raad
gerigt noch aan hem overgelegd zijn en eindelijk omdat ze bij
hen zijn ingekomen na de vaststelling van hun verslag en nadat
de rapporteur der 2e sectie voor onbepaalden tijd de gemeente
had verlatenwaardoor wijziging van dat rapportaangenomen
dat hiervoor termen zouden bestaan zeer moeijelijkzoo niet
onmogelijk was.
Rapporteurs voornoemd meenen evenwel burgemeester en wet
houders in overweging te mogen gevendie stukken bij de be-
antwoording van dit verslag aan den raad over te leggen en gaan
hierna tot het verslag omtrent de afzonderlijke posten over, te
beginnen met de uitgaven.
Volgno. 53. Hoofdstuk I. Afdeeling 1. Art. 5a.
In de eerste sectie werd opgemerkt dat het cijfer der vaste
bezoldiging van den commissaris van policiena 's konings be
sluit van 2 September 1871, no. 2, waarbij die bezoldiging met
ƒ600 is verhoogd, op ƒ1800 moet worden gesteld. Rapporteurs
deelen die opmerking en stellen voordeze post op laatstge
noemd cijfer te brengen.
Volgno. 53. Hoofdstuk I. Afdeeling 1. Art. 5b.
Deze post heeft in de tweede sectie aanleiding gegeven tot
een debatwaarbij onder herinnering aan de discussie op 27
Julij 1871 in den raad gevoerd over de verhooging der bezoldi
ging van den commissaris van policieop den voorgrond wer
den gesteld de Avettelijke verpligting van dien ambtenaar tot
waarneming van het M. bij het kantongeregtzoodra deze
hem door het hoofd van het gemeentebestuur wordt opgedragen,
en het gemis van eenige wetsbepaling waaruit voor de gemeente
de gehoudenheid tot het verstrekken eener geldelijke vergoeding
voor die waarneming zou voortspruitenen er voorts op gewe
zen dat onder deze omstandigheden alleen billijkheid het motief
voor die belooning zou kunnen zijn, doch ook alleen dèar zou moe
ten geldenwaar de bezoldiging van den commissaris van policie
als zoodanig te gering scheen dat dit laatste evenwel thans
voor deze gemeente niet meer zou kunnen worden beweerd
daar die jaarwedde onlangs vastgesteld op 1800 zeer voldoende
zou mogen worden genoemd. Op grond van een en ander werd
in die sectie de meening geuitdat dit onderdeel van art. 5 zou
moeten worden geroijeerd en daarbij nog gewezen op een
koninklijk besluitvermeld in de gemeentestem no. 1041tot
handhaving van een besluit van gedeputeerde staten van Noordbra-
BlJVOEGSEL BHHOORENDE BIJ DE LEEUWARDER COURANT.
band Avaarbij deze hunne goedkeuring onthielden aan de begroo
ting der gemeente 's Hertogenbosch op grond dat hierin een
post als de onderwerpelijke voorkwam.
De sectie besloot evenwel niet overeenkomstig dit voorstel
doch achtte het wenschelijk burgemeester en wethouders omtrent
deze post inlichting te vragen.
Het is rapporteuis bij hun onderzoek gebleken dat bij raads
besluit van 24 October 1839 deze vergoeding voor het eerst is
toegestaan aan den toen fungerenden commissaris van policie,
met de bijvoegingdat zij werd verleend tot zoolang de werk
zaamheden van het O. M. bij het kantongeregt aan de functiën
van den commissaris van policie zullen zijn verbonden en dat
sedert telken jare 250 tot dat einde op de begrooting is uitge
trokken.
Het komt hun voor, dat deze beschikking niet zóó persoon
lijk is dat men zonder hare voorafgaande intrekkingde post
van de begrooting zou kunnen weg laten tenvijl bovendien de
discussie in de raadsvergadering van 27 Julij jl.naar hunne
meeningin het licht heeft gestelddat naar 's raads oordeel
de jaarwedde van den commissaris van policie ook met behoud
van de onderwerpelijke vergoeding met 600 behoorde te worden
verhoogd. Rapporteurs vinden alzoo geene vrijheid het roije-
ment van deze post voor te slaan doen stellen in verband met
de voorgaande opmerking voorhet cijfer van art. 5 op 2050
VJHit fp QipllPVl
Volgno. 55. Hoofdstuk I. Afd. I, art. 7.
De gemeentelijke architectuur werd in alle sectiën besproken,
terwijl met het oog op vele gebreken van openbare werken en
het achterwege blijven van werken waarvan de uitvoering door
den raad was beslotenernstige grieven tegen het personeel der
architectuur en hare inrigting in het midden werden gebragt.
Er werd gewezen op de gebrekkige constructie van walmu-
renals b. v. die aan de zuiderkaden en van sommigezoo
niet velenieuAv gemaakte kolken en riolen op het niet uit
voeren van werken als de school op Oldegalilëen de Vlietster-
en Boomsbruggende sluitboomen aan de beweegbare bruggen
op het zeer ïardief uitvoeren van een werk als het leggen van
een riool in de Prins Hendrikstraatwaartoe de raad bij het
vaststellen der begrooting voor 1871 besloot en hetwelk eerst
op 21 October 1871 werd aanbesteed om zes weken nil de gun
ning opgeleverd te worden, en zulks nadat reeds vroeger vier
maanden lang de passage daar ter plaatse 'voor de reparatie dei-
Prins Hendrikbrug gestremd was geAveest.
Op grond van deze en andere feiten werd aan de eene zijde
de geschiktheid van het personeel der architectuur in twijfel ge
trokken en aan den anderen kant gewezen op den ijver en het
veelomvattende der werkzaamheden van den architectdoor
wien alleen zoowel de plannen voor alle openbare Averken als
de schier oneindige reeks van adviesen ook over zaken van
luttele beteekenis moeten Avorden geleverd. De middelen tot be
tering van den toestand aangegevensproten dan ook alle voort
uit het denkbeelddat er bij doelmatige verdeeling van den ar
beid meer en betere vruchten door de gemeentelijke architec
tuur zouden worden geleverd. Zoo Averd de toevoeging van een
tweeden architect zoowel als eene geheel nieuAve inrigting Aan
de architectuur besproken doch in slechts ééne sectie hierom
trent een bepaald besluit genomen waarbij zij als haar oordeel
uitsprakdat de gang van zaken betreffende de architectuur en
de openbare werken veel te wenschen overlaat en het verlangen
te kennen gaf, burgemeester en wethouders te zien uitgenoo-
digd voorstellen te doen tot reorganisatiedes noodig met ver
meerdering van personeel en tractementen.
Rapporteurs zijn van oordeeldat de klagten over den toe
stand en het uitvoeren van vele openbare werken niet zonder
grond zijn en achten het zeer bedenkelijkdat de al- of niet-
uitvoering van werkenAvaartoe de raad besloten heeftzou af
hangen hetzij van de gebrekkige inrigting der architectuur hetzij
van de inzigten van het daaraan verbonden personeel. Zij ver-
fl