130 Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. Naar aanleiding van deze post werd in twee sectienbij het nog steeds hangende onderzoek van een oor een tweeden versch- watervijver geschikt terrein, de verdiensten van groote filtreer- machines ter sprake gebragt.doch daartegen aangevoerddat zoodanige voorwerpen wel helder doch niet bepaald zuiver wa ter leveren en daarenboven niet zooals een vijver bij langdurige droogte een voorraad bevatten van geschikt drinkwater. Rap porteurs vinden iu deze besprekingen aanleiding om burgemees ter en wethouders uit te noodigen den raad te dienen van be- rigt omtrent de vorderingen van hun onderzoek van de terreinen waarop tot den aanleg van een tweeden verschwatervijver de aandacht werd gevestigd. Hoofdstuk IIIAid. VII. Na de behandeling van de in deze afdeeling voorkomende pos ten werd in twee sectien ook het daaraan ontbrekende ter sprake gebragt. Zoo werd er gevraagdwaarom de vernieuwingen der Vlietster- en Boomsbruggen hier niet waren uitgetrokken aan gezien het toch aan geen twijfel onderhevig scheendat die wer kenofschoon op de begrooting voor 1871 voorkomende, in dit jaar niet meer zouden worden uitgevoerd en het verlangen te kennen gegevendat ook de uitbreiding der veemarkt op de be grooting voor 1872 uitgetrokken en in dit jaar tot stand gebragt zou worden. Rapporteurs noodigen burgemeester en wethouders uit tot het verstrekken der noodige inlichtingenwaardoor het achterwege blijven der vernieuwingen van de Vlietster- en Boomsbruggen in 1871 wordt verklaard. Daarenboven achten zij het dringend noodzakelijk die wer ken op de begrooting voor 1872 aan te brengen. Immers hunne onvermijdelijkheid behoeft geen betoogde zwakheid van de Vlietsterbrughoe ook versterkt en beklamptis van te alge- meene bekendheidterwijl de Boomsbrugweinig beterdaar enboven eene geschiedenis heeftdie spreekt van beloften aan de kamer van koophandel gedaanop grond waarvan de raad met het oog ook op zijne waardigheid tot het uitvoeren barer verbetering in 1871 besloot. Rapporteurs verwijzen hieromtrent naar het centraal rapport over de begrooting voor 1871 en bren gen bovendien in herinneringdat er in December 1869 een naauwkeurig onderzoek door deskundigen is ingesteld naar den toestand van de Vlietster- en Boomsbruggen waarvan de con clusie luidde dat die bruggen mits behoorlijk versterktzooals is geschieden zorgvuldig behandeld nog gedurende twee ja rendat is tot December 1871, het publieke verkeer zouden kun nen dragen. Naar aanleiding van het boven bij nummer 99 opgemerkte zal ook de uitbreiding van het voor veemarkt bestemde terrein hier eene plaats moeten vinden. Rapporteurs stellen alzoo voor aan hoofdstuk 111afd. VIItoe te voegen Art. 13. Vernieuwing van de Vlietsterbrug, memorie. Art. 14. Vernieuwing van de Boomsbrug met ruimere door- vaartswijdte memorie. Art. 15. Uitbreiding van het voor veemarkt bestemde ter rein memorie. Volgn. 136. Hoofdstuk V, Art. le. In de derde sectie gaf deze post aanleiding tot twee voorstellen 1. om haar met ƒ1000 te verminderen en het hiervoor be oogde maken van een kelder en buffetals enkel ten dienste der bezoekerste doen dragen door het fonds hetwelk uit de abonnements-gelden is ontstaan en 2. om de wenschelijkheid uit te spreken der stichting van een febouwruim genoeg om bij ongunstig weder de bezoekers te evatten. Het eerste voorstel werd met 4 tegen 3 stemmen verworpen, het andere met 4 tegen 3 stemmen aangenomen. Rapporteurs zijn bij meerderheid van stemmen voor het on veranderde behoud van deze postop gronddat de voorgeno- mene aanbouw van een kelder enz.ja in het belang is van de bezoekers, doch ook en in de verste plaats als eene verbetering vau gemeente-eigendom moet w rden aangemerkt; de minder heid deelt liet gevoelen van die der 3e sectie- De wenschelijkheid der stichting van een gebouw als het door de meerderheid van de 3e sectie bedoelde wordt door rappor teurs niet ontkend toch zouden zij het uittrekken van een post op de begrooting voor dat doel afkeureu omdat dit zeer zeker eene uitgaaf zou zijn ten laste der gemeente waarvan het alge meen nut aan twijfel onderhevig schijnt. Yolgn. 138. Hoofdstuk Yart. 3. In de 2e sectie werd besloten de omschrijving van deze post tc lezen als volgt«Grondbelasting enz. wegens aan de gemeente «behoorende en door de gemeente beheerd wordende eigendom- //inen." Met deze redactie wenschte men te kennen te geven dat de gemeente onroerende eigendommen in bloot beheer heeft en had daarbij op het oog de vroeger kerke- en geestelijke goe deren welke de gemeente bezit. Daargelaten nu de vraagof de omschrijving eener begrootingpost immer van invloed zou kunnen zijn op burgerlijke regten, als de bedoelde, kunnen rap porteurs de opmerking niet achterwege houdendat door de voorgeslagene redactie het beoogde doel kwalijk wordt bereikt tenzij men er op doe volgen een postwaardoor de belasting wegens eigendommen door de gemeente beheerd doch haar niet toebehoorendewordt omvat. Rapporteurs vereenigen zich om die reden niet met het be sluit der 2e sectie. Volgn. 148. Hoofdstuk VI, afd. Ill, art. 1. Naar aanleiding van dit art/ werd in de 2e sectie besproken en algemeen gedeeld de wenschelijkheid der beëediging van de agenten van politie als onbezoldigde rijksveldwachters. Rap porteurs ontkennen die wenschelijkheid niet, doch aarzelen den raad een besluit in dien zin te ontlokken. De raad heeft im mers de bevoegdheidin zijne strafverordeningen de zorg voor hare naleving aan de agenten van de gemeentelijke politie op te dragen zoodat deze ten aanzien dier verordeningen dezelfde bevoegdheid hebben als rijksveldwachters. Maar verder dan tot, de naleving zijner verordeningen strekt zich 's raads zorg niet uit. Rapporteurs bepalen zich er toedeze aangelegenheid te stellen onder de aandacht van den burgemeester. Yolgno. 167- Hoofdstuk VIIafd. I Art. 7. In de le en 2e sectiën maakten de bestemming en de inrig- ting van het stads ziekenhuis het onderwerp van bespreking uit. Men achtte de oprigtiug van een hospitaal voor besmettelijke ziekten zoowel als de behandeling van lijders aan chronische ziekten in eene gemeentelijke inrigting wenschelijk en betreurde het, dat het stads ziekenhuis zoodanig is geplaatst, dat er aan uitbreiding van liet gebouw nimmer te denken valt. Bepaalde besluiten werden hieromtrent niet genomen zoodat rapporteurs meenenzich te kunnen bepalen met die opmerkingen in de aan dacht van burgemeester en wethouders aan te bevelen. Volgno. 181. Hoofdstuk VII, Afd. II, Art. lOtf. De tweede sectie besloot met .algeraeene stemmen deze post met, ƒ196 te verhoogen. tot het aanbrengen van zonneblinden of schermen aan de school voor uitgebreid ïager onderwijswaar aan dringende behoefte zou bestaan. Rapporteurs vêreenigen zich met gemeld besluit en stellen de verhooging met ƒ196 voor, en verder het totaal van art. 10 op ƒ4812 dat van dè 2e afdee ling op ƒ65,560 en dat van hoofdstuk VII op ƒ130,757.10. Volgno. 200. Hoofdstuk VIIIAfd. IArt,. 3a. In de le sectie werd de opmerking gemaaktdat liet cijfer der verpligte aflossing van schuld naar de bepalingen der betrek kelijke plans van leuiing ƒ7000 bedraagt als op de leening van 1859 groot 78,000 ƒ3000 1862 - 84,000 ....- 2000 1864 w - 25,000 1000 en 1865 - 117,000 - 1000 Rapporteurs achten na onderzoekdie opmerking gegrond en stellen voor deze post met ƒ1000 te verminderen, het totaal dei- Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1871. 131 le afdeeling op ƒ57,815 en dat van het 8e hoofdstuk op ƒ61,469 vast te stellen. Volgno. 205. Hoofdstuk VIIIAfd. IllArt. 4, Het komt rapporteurs voor dat deze postna de mededeeling van heeren commissarissen der muziekschoolop 26 October 1871 bij den raad ingekomen dat die inrigting met 1 Januarij e. k. wordt opgeheven voor 1872 kan vervallen. Zij stellen daarom voor, deze post te roijerenhet totaal van de derde afdeeling vast te stellen op 13254 en dat van het achtste hoofdstuk op 61,069. Inkomsten. Volgno. 4. Hoofdstuk IIAfd. II. Met 4 tegen 2 stemmen besloot de 3e sectie deze post met ƒ300 te verhoogenop grond niet van cijfers der kohieren maar van vermeerdering der opbrengst. A an de personele belasting dooi de nieuw gebouwde huizen. Rapporteurs kunnen zich met die zienswijze vereenigen en stellen aie verhooging voorwaardoor het cijfer van deze afdeeling wordt gebragt op 18,35*2.40 en het totaal van het 2e hoofdstuk op ƒ268,967.41. Volgno. 6. Hoofdstuk IIAfd. VI. In ae tweede sectie werd de afschaffing der belasting op het houden van hondenom reden harer steeds verminderende op breng voorgestaan doch door geene meerderheid in bescherming genomen. Men opperde toen het veel besproken denkbeeld om, ter voorkoming van ontduikingde honden waarvoor belasting is betaald, van een kennelijk teeken te voorzien. Rapporteurs meenen na al wat over dit onderwerp vroeger reeds is gespro ken zich ontslagen te mogen achten van het doen van een voor stel in den aangegeven zinzoolang niet daarbij eene wijze van uitvoering wordt aan de hand gedaan welke de controle gemak kelijk en de ontduiking moeijelijk maakt. Volgno. 10. Hoofdstuk IIAfd. VIIIart. 3. Een voorstel tot het uitspreken der wenschelijkheid om de doorvaart-gelden der hier vermelde bruggen met uitzondering van de Poppebrug en Blauwebrug (wegens de geringe opbrengst) door gaardering te doen innenwerd in de 2e sectie door eene groote meerderheid ondersteund. Rapporteurs zijn op -riit punt niet eenstemmigterwijl de min derheid ter wille van hoogere opbrengst, de voorkeur geeft aan het stelsel van verpachting en hierin voor de behandeling der bruggen geen gevaar zietis de meerderheid van oordeel dat gaardering zoowel is in den geest der wet, die de inning van belastingen en daarmede gelijk staande regten direct door de gemeente wilals voor de instandhouding en goede behande ling der bruggen meer waarborg geeft. Zij meenen evenwel dat een voorstel hieromtrent thans niet moet worden gedaan om dat de raad eerlang ten aanzien van elke dier bruggen in het bijzonder eene beslissing in dat opziet zal moeten nemen. Volgno. 19. Hoofdstuk II", Afd. VIII Art 122. In ae le sectie werd ten gevolge van haar bij no. 102 ver meld besluit de verhooging van deze post vastgesteld. «Met het oog op hunne zienswijze aldaar medegedeeldhebben rapporteurs hier geen voorstel te doen. Volgno. 19. Hoofdstuk II, Afd. VIII, Art. 123. Ofschoon dit punt, in de sectiën niet bepaald werd besproken meenen rapporteurs toch de opmerking te moeten makendat de wijze van verkoop van de cokes der gaz-fabriek te wenschen schijnt over te laten. Hoewel toch de afschaffing der levering aan de fabriekzoodat de cokes den verbruikers aan huis wordt gebragtals eene verbetering is aan te merken schijnt er toch nog levering van groote hoeveelheden vooral 's zomers aan fabrieken b. v.tegen verminderden prijs plaats te vinden. Rap porteurs zouden het wenschelijk achtendat, in dezen hetzij publieke verkoopwaarvoor hunne meerderheid gestemd is worde toegepast,hetzij de cokes worde bestemd voor het ver bruik der ingezetenenmet afschaffing der boven bedoelde leve ring aan fabrieken en zoo noodig met voorziening in de behoefte aan meerdere bergruimte. Zij meenen de zienswijze van burge meester en wethouders over dit punt te mogen vragen. Volgno. 20. Hoofdstuk III Art. 1. Hieromtrent besloot de *2e sectiede goederenwelke de ge- meente geacht moet worden in beheer te hebbenzonder daar van eigenares te zijnuit dit hoofdstuk te ligten en iu een af zonderlijk hoofdstuk te verzamelen. In de derde sectie werd een voorstelom aan het intitule van dit hoofdstuk achter het woord «eigendom" in te lasschen de woorden «en beheer", met 6 tegen eene stem verworpen. Het is duidelijk dat men hier te doen heeft met dezelfde overwegingenwelke tot het besluit der 2e sectie ten aanzien van de omschrijving van no. 138 boven vermeldleidden de opmerkingwelke de rapporteurs daar in de laatste plaats maakten geldt ook ten aanzien van het hier in de 3e sectie gedaan voorstel. Omtrent het besluit van de 2e sectie merken rapporteurs opdat het ongetwijfeld zijn nut kan hebben al ware het eukel tot herinneringten aanzien A an alle door de gemeente beheerde eigendommen hunne herkomsthetzij van de kw'otisatie-, hetzij van de kerke-, hetzij van de geestelij- ke-goederen op te sporen, doch dat, daargelaten of de bepaling daarvan in de gemeente begrooting de geschikste wijze van con statering zou zijndaaraan een onderzoek behoort vooraf te gaan hetwelk van hunne commissie niet kan worden verwacht en dat zij om een en ander meenen aan het verlangen der 2e sectie geen gevolg te kunnen geven. Yolgno. 20. Hoofdstuk 111Art. 10. De plek gronds D 367 heeft vroeger steeds ƒ5.-. aan huur op- gebragt. Dit werd in de le sectie opgemerktmet de vraag waarom thans daarvoor geen cijfer is uitgetrokken. Rapporteurs noodigen burgemeester en Avethouders uithier omtrent inlichting te geven. Volgn. 21. Hoofdstuk IIIArt. 2b en In de eerste sectie werd gevraagd of voor het huis waarin het. kantoor van waarborg is gevestigd en voor de lokalen w aarin het kantongeregt zitting houdt, geen hoogere huur zou zijn te bedingenterwijl de thans uitgetrokken sommen te laag schenen. Rapporteurs kunnen deze opmerking wel deelenhun is bij on derzoek gebleken dat de huur van het huis F 129 steunt op een contract van 20 November 1862 waarbij het met ingang van 1 Januarij 1863 voor den tijd van tien jaren aan het rijk is verhuurd tegen 300 in het; jaaren met wederzljdsche bevoegd heid om elk jaar vóór 1 Julij opzegging te doen tegen den volgenden 1 Januarij en dat het gebruik der lokalen boven de hoofdwachthet gevolg is van een huurcontract van 19 en 30 Maart 1863, waarbij zij tegen 300 in het jaar aan het rijk zijn verhuurd voor twee jaren, aanvangende 1 Januarij 186*2, met, stilzwijgende verlenging telkens voor een jaarzoolang niet zes maanden voor het einde van het loopende huurjaar opzegging is geschied. Zij meenen de vragen der eerste sectie onder de aan dacht van burgemeester en wethouders te moeten brengen met uitnoodigingter gelegener tijd daarop te letten. Volgn. 21. Hoofdstuk IIIArt. 2h. De eerste sectie achtte hetmet het oog op de toelichting bij no. 10volgens welke die raming uitgaat van de onderstelling dat er met 12 Mei 1872 voor de inning der doorvaartgelden van de Booms- en Vlietsterbruggen het stelsel van verpachting zal worden toegepastregelmatigdat hier de huur der woningL 55 gerekend van Mei tot December worde uitgetrokken. Rapporteurs deelen die opmerking en stellen naar den maat staf der opbrengst over 1869 voor, deze post uit te trekken tot een cijfer van 100. De gemaakte opmerking heeft rapporteurs doen vragen of het zelfde ook niet zou gelden van de brugwachterswoniüg op den PotmargewalL 259 hun onderzoek hieromtrent heeft hun ge leerd dat in de laatste jaren zelfs bij verpachting van de op brengsten der brug aldaar, geene huur is verantwoord van deze woningdat zij ook niet voorkomt in de staten van gemeente eigendommenwelke op 22 October 1868 door burgemeester en wethouders den raad zijn aangeboden doch in begrooting en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1871 | | pagina 65