Bijlage no. lO.
12
Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871.
schip of ander verblijf met grooteduidelijkevan de straat
leesbare letters te doen aanbrengen eene aanwijzing van den
naam der ziekte.
Hij draagt zorgdat die aanwijzing aldaar verblijve totdat
door een geneeskundige zal zijn verklaarddat het gevaar van
besmetting is geweken.
Het is een ieder vérbodendie aanwijzing weg te nemen on-
zigtbaar of onleesbaar te maken.
Art. 7.
Het is verboden personenlijdende aan eene der in art. 1 be
doelde ziektente vervoeren in andere rij- of voertuigen dan
dieuitsluitend voor dit doel door het gemeentebestuur beschik
baar te stellen.
Art. 8.
Onverminderd het bepaalde bij art. 3 der verordening van po
litie op het begraven en de begraafplaatsen in de gemeente
moet, indien de geneeskundige dit uoodig oordeelt het lijk van
een persoonoverleden aan eene ziekteals in art. 1 is bedoeld
in de kleederen waarin de lijder is gestorven worden ter aarde
besteld.
Waar godsdienstige voorschriften het ter aarde bestellen op
die wijze verbieden moeten de kleederen worden verbrand of
begraven.
Art. 9.
De schippers of gezagvoerders van schepen zijn verpligt om
ingeval zich personen aanboord bevindendie door eene ziekte
als in art. I is bedoeld zijn aangetast of vermoed worden dit
te zijn, of ook indien liet lijk van een aan zoodanige ziekte
overleden persoon aanwezig iszoodra zij het gebied der ge
meente hebben bereikt, de vaart te staken en van de genoemde
omstandigheid aangifte te doen aan het hoofd van het gemeen
tebestuur.
Bij ziekte of ontstentenis van den schipper of gezagvoerder
rust deze verpligting op den persoon, die hem vervangt.
Art. 10.
Indien het blijktdat de toestand van den lijder van dien aard
isdat zijne afzondering noodzakelijk wordt geoordeeldof ook
indien zich het lijk van een persoon overleden aan eene ziekte
als in art. 1 is bedoeldaan boord bevindtmoet het schip op
eene door het hoofd van het gemeentebestuur aan te wijzen
plaats worden gelegd en aldaar blijven liggen totdatna een
geneeskundige te hebben gehoord en nadat het schip behoorlijk
gedesinfecteerd en gereinigd zal zijn magtiging tot vertrek zal
zijn gegeven.
Art. 11.
Tot verzekering van de naleving der voorschriften van deze
verordening, wordt aan de ambtenaren, bedoeld bij art. 11 van
het wetboek van strafvorderingde politie-bedienden de be
ambten en bedienden der stadsreinigingde beambten en bedien
den in het stads ziekenhuis bij deze de last gegeven, de. wonin
gen der ingezetenen of de schepenzelfs tegen den wil der be
woners, binnen te treden, mits daarbij worden in achtgenomen
de voorschriften der wet van den 31 Augustus 1853 (-Staatsblad
no. 83).
I)e uitvoering van dezen last mag ten allen tijde plaats hebben.
Art. 12.
Ilijdie deze verordening overtreedtwordtvoor zoover daarin
niet bij de wet of provinciale verordening is voorziengestraft
met eene geldboete van 3 tot 25 en met gevangenis van een
tot drie dagen te zamen of afzonderlijk.
Art. 13.
Deze verordening treedt in werking met den dag barer af
kondiging.
Alsdan zijn vervallen bet reglement over de wering van hin
ders der openbare scholen, ingeval van besmet tel ij ke ziekten,
vastgesteld bij raadsbesluit van den 10 Junij 1848, en de ver
ordening ter voorkoming van het overbrengen der cholera naar
de gemeente Leeuwardenvastgesteld bij raadsbesluit van den
12 Julij 1866.
Aldus vastgesteld enz.
MEMORIE van toelichting, behoorende bij de
ontwerp-verordening tegen de verspreiding
van ziekten, waardoor de volksgezondheid
wordt bedreigd.
Art. 1.
De bepaling van art. 6 der wet van 1 Junij 1865 {Staatsblad no. 60)
is geen voldoende waarborg, dat burgemeester en wethouders
onverwijld kennis ontvangen van het uitbreken eener ziekte
waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd. De daarbij voor
de kennisgeving gestelde termijn van drie dagenwordt ter be
reiking van het doel der verordening te lang geoordeeld.
Art. 2,
Daar de naleving der in het le lid gestelde verpligting alligt
eenige uitgaven kan met zich voeren is de bepaling van het
2e lid noodig.
Art. 3.
Het reglement over de wering van kinders der openbare scho
len ingeval van besmettelijke ziekten voorzag niet in het ge
val dat in de woning van het ouderwijzend personeel eenige
besmettelijke ziekte was uitgebroken. Daaraan wordt thans te
gemoet gekomen.
Gelijk reeds uit het slot des rapports kon worden opgemaakt
wordt dat reglement nu opgelost in de algemeene verordening.
Het zal der aandacht niet ontgaandat hier niet bloot van
openbare maar van alle scholenzonder onderscheid wordt gespro
ken. Deze uitbreiding is volstrekt noodigwaar het de gezond
heid ja het leven van alle ingezeten betreft. Men verlieze voorts
niet uit het oogdat ook het provinciaal reglement ter bevorde
ring der koepokinenting alle scholen omvat.
Art. 5.
Deze bepaling sluit geheel op die van art. 3.
Art. 6.
Het vaststellen dezer bepaling zal wel te minder bezwaar ont
moetenomdat men in deze gemeente, even als in geheel Fries
land reeds sinds jaren voor zoover althans de natuurlijke kin
derpokken betrefter mede vertrouwd is geraakt. Wanneer
deze ziekte zich vertoont, geldt overigens het speciale voorschrift
van art. 12 van het aangehaald provinciaal reglement.
Art. 7.
Ofschoon reeds sinds jaren van wege het gemeentebestuur de
gelegenheid wordt gegeven zieken in een speciaal daarvoor
bestemd voertuig te doen overbrengen schijnt een voorschrift
tot het verpligtend gebruik daarvan in eene verordening als deze
geheel op zijne plaats te zijn.
Art. 8.
De ervaring leertdat het dikwijls de kleederen van eenen
overledene zijn waardoor eene besmettelijke ziekte verspreid is
geworden. Ofschoon nu art. 3 der verordening van policie op
liet begraven enz. aan burgemeester en wethouders alle magt tot
handelen geeftmag het opnemen van een gebiedend voorschrift
in de thans aangeboden verordening zeer eigenaardigzoo niet
noodzakelijk worden geacht,
Het laatste lid wordt gevorderd voor de Israëlieten. Het be
oogde doel zal er evenzeer ten volle door worden bereikt.
Artt. 9 en 10.
Deze artikelen zijn behoudens de noodige wijzigingoverge
nomen uit de verordening ter voorkoming van het overbrengen
der cholera.
Artt. 11—13.
Deze artikelen schijnen geene toelichting noodig te maken.
Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
13
VOORSTEL van burgemeester en wethouders
tot vaststelling van een besluit tot heffing en
van eene verordening op de invordering van
schoolgelden.
Mijne Heer en
In de op 23 Februarij 1.1. gehouden zitting werd door uwe
vergadering als haar oordeel uitgesproken dat de inning ran alle
schoolgelden moet geschieden door of namens den gemeente-ont
vanger onder diens verantwoordelijkheiden vervolgens ons
collegie uitgenoodigd in dien geest eene verordening, toepasse
lijk op de scholen van lager en meer uitgebreid lager onderwijs
en op de bewaarscholente ontwerpen.
Zulks was het gevolg van de discussiën die in dezelfde zit
ting gevoerd werden naar aanleiding van ons voorstel d.d. 26
Januarij 1871tot wijziging onder anderen van de verordening
op de invordening der schoolgelden voor het onderwijs aan de
Fransche school voor jonge jufvrouwenaan de tusschenscholen
en aan de bewaarscholen in deze gemeenteterwijl dat voor
stel in verband stond met de resolutie van heeren gedeputeerde
staten d.d. 30 December 1870no. 23 waarbij dat collegie te
rug zond uw besluit van 20 October 1870, houdende wijziging
van het te heffen bedrag der schoolgelden wegens de tusschen
scholen ten einde U in de gelegenheid te stellen de bestaande
verordening op de invordering aer schoolgelden, die onveran
derd was gelatente wijzigenuithoofde deze eene bepaling
behelst waartegen bij het sehooltoezigt bezwaren zijn gerezen.
Na het vorenstaande zoo ver noodig in herinnering te hebben
gebragt, hebben wij de eer, in voldoening aan de tot ons ge-
rigte uitnoodigingu hiernevens ter overweging aan te bieden
a. een ontwerpbesluit regelende de heffing van schoolgelden
voor onderwijs aan de openbare scholen voor Jager en
meer uitgebreid lager onderwijs en aan de bewaarscholen
in deze gemeenteen
b. eene ontwerp-verordening op de invordering dier schoolgelden
beide vergezeld van eene betrekkelijke memorie van toe
lichting.
U naar den inhoud dier stukken verwijzende en ons daaraan
referèrendemeenen wij bij deze nog te moeten opmerken dat
de vaststelling der hierbij overgelegde stukken dient te worden
voorafgegaan of wel onmiddelijk gevolgd door eene intrekking
van uw besluit van 20 October 1870 dewijlofschoon het niet
de vereischte goedkeuring heeft erlangd en bij goedkeuring der
nevensgevoegdc ontwerpen als vervallen is te beschouwen het
toch bij niet intrekkingdoor heeren ged. staten zou kunnen
worden aangemerkt als een besluit dat bij hun collegie nog na
der in behandeling dient te worden gebragt.
Overigens komt het ons voor dat nevensgaande ontwerpen
waarin het door u uitgesproken beginsel van invordering dei-
schoolgelden door den gemeente-ontvanger is opgenomenaan
het beoogde doel zullen kunnen beantwoorden.
Naar aanleiding van dit een en ander hebben wij mitsdien de
eer u voor te stellen om te besluiten
1. in te trekken 's raads besluit van 20 October 1870 tot
wijziging van het besluit regelende het bedrag en de grondsla
gen van het schoolgeld wegens onderwijs op verschillende scho
len in deze gemeente, laatstelijk gewijzigd goedgekeurd bij
kon. besluit van 15 December 1866 no. 52.
2. Vast te stellen de door burgemeester en wethouders over
gelegde ontwerpen van
a. een besluit regelende de heffing van schoolgelden voor on
derwijs aan de openbare scholen voor lager en meer uitge
breid lager onderwijs en aan de openbare bewaarscholen
in de gemeente
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder courant.
b. eene verordening op de invordering der sub a bedoelde
schoolgelden.
Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 23 Maart
1871door burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
ONTWERP BESLUIT regelende de heffing van
schoolgelden voor onderwijs aan de open
bare scholen voor lager en meer uitgebreid
lager onderwijs en aan de openbare bewaar
scholen in de gemeente Leenwarden.
De raad der gemeente Leeuwarden
In aanmerking nemende dat het besluitregelende het bedrag
en de grondslagen van het schoolgeldgeheven wordende voor
onderwijs aan onderscheidene scholen in die gemeente, zoo ais
dit laatstelijk gewijzigd is vastgesteld bij raadsbesluit van 20 Oc
tober 1870, nadere wijziging behoeft: dat bii besluiten van 5
December 1867 en 9 Januarij 1868 is geregeld de heffing van
schoolgelden voor onderwijs aan de school voor lager en meer
uitgebreid lager onderwijs voor jongens en aan de burgerschool
voor meisjes in die gemeente, en het eerste dier besluitenten
gevolge van eene in de regeling van het onderwijs aan de be
trokken school gemaakte wijzigingmede eenige verandering-
dient te ondergaan; dat ook de bepalingen betrekkelijk de in
vordering der voormelde schoolgelden bij verschillende verorde
ningen zijn vastgesteld, en het, in verband daarmede, ter bevordering
van eenvormigheid in de wijze van heffing en invordering wen-
schelijk is voorgekomenhet bedrag der schoolgelden te heffen
wegens al de openbare scholen voor lager en meer uitgebreid
lager onderwijs in de gemeente en de wijze van invordering daar
van op nieuw te regelen.
Gelet op het bepaalde bij de artikelen 3334 en 35 der wet
van 13 Augustus 1857 {Staatsblad no. 103), en art. 232 der wet
van 29 Junij 1851 {Staatsblad no. 85).
BESLUIT
Art. 1.
Ter tegemoetkoming in de kosten van het openbaar lager on
derwijs in de gemeente Leeuwarden wordt per jaar als school
geld geheven wegens eiken leerling:
I. aan de Fransche school voor jonge jufvrouwen 52.
II. aan de school voor lager en meer uitgebreid lager onder
wijs voor jongens
a. voor het onderwijs in de eerste klassej 16
b. voor dat in de tweede klasse- 34
c. voor dat iri de derde klasse- 46
III. aan de burgerschool voor meisjes
a. voor het onderwijs in de eerste klasse 16
b. voor dat in de tweede klasse- 22
c. voor dat in de derde klasse- 24
IV. aan de tusschenschool der le klasse
a. voor het onderwijs op de dagschool- 7.20
b. voor dat op de avondschool - 2.40
V. aan de tusschenscholen der 2e klasse
a. voor het onderwijs op de dagschool- 3.00
bvoor dat op de avondschool - 1.20
VI. aan de bewaarscholen, met uitzondering van de
armenbewaarschool- 3.00
Art. 2.
Wanneer twee of meer kinderen uit één gezin gelijktijdig een
der na te melden scholen bezoekendan bedraagt het in art. 1
bepaalde schoolgeld
Wegens den tW00d.0Il leerling
I. aan de school voor lager en meer uitgebreid lager onder
wijs voor jongens
a. voor het onderwijs in de eerste klasse14
b. voor dat in de tweede klasse - 30
c. voor dat in de derde klasse- 42
II. aan de burgerschool voor meisjes
a. voor het onderwijs in de eerste klasse- 14
5