14 Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. b. voor dat in de tweede klasse 20 c. voor dat in de derde klasse-22 III. aan de tusschenschool der le klasse: voor het onderwijs op de dagschool- 4.80 IV. aan de tusschenscholen der 2e klasse voor het onderwijs op de dagschool-1.80 Wegens den derden en ieder der volgende teerlingen I. aan de school voor lager en meer uitgebreid lager onder wijs voor jongens 'a. voor het onderwijs in de eerste klasse12 b. voor dat in de tweede klasse-28 c. voor dat in de derde klasse-38 II. aan de burgerschool voor meisjes voor het ouderwijs iu de eerste klasse- 12 b. voor dat in de tweede klasse-18 c. voor dat in dc derde klasse- 20 III. aan de tusschenschool der le klasse voor het onderwijs op de dagschool- 3.60 IV. aan de tusschenscholen der 2e klasse voor het onderwijs op de dagschool- 1.20 Art. 3. Het schoolgeld is verschuldigd door de oudersvoogden of an deren die de leerlingen ter school zenden wegens de scholen in artikel 1 aangeduid sub no. III en III, bij den aanvang van elk kwartaaltelkens een vierde gedeelte en wegens de scholen in artikel 1 aangeduid sub no. IV V en VI, op den eersten schooldag van elke maand, telkens een twaalfde gedeelte van het bedrag dat volgens artikel 1 in verband met het be paalde bij artikel 2 over een geheel jaar wordt geheven. Voor de na den aanvang van een kwartaalop een der in art. 1 sub I 11 en III vermelde scholen aankomende leerlingen is verschuldigd het schoolgeld over het volle kwartaalindien zij in de eerste helft en over het halveindien zij in de laatste lielft aankomen. Voor de leerlingen die op een der tusschen- of bewaarscholen worden geplaatst in den loop der maandis steeds het school geld over de volle maand verschuldigd. Art. 4. In geen geval heeft geheele of gedeeltelijke teruggave van cons betaalde schoolgelden plaats. Art. 5. Dit besluit treedt in werking, voor de scholen vermeld in art. 1 sub 1 II en III met den aanvang van het kwartaalen voor dieaangeduid in art. 1sub no. IV, V en VImet den eer sten dag der maandna het tijdstip waarop de op dit besluit vereischte koninklijke goedkeuring is verkregen. Tegelijk met dat in werkihg treden vervallen de bepalingen thans bestaande ten opzigte der heffing van de schoolgelden bij dit besluit geregeld. Vastgesteld den De raad voornoemd. ONTWERP. VERORDENING op de invordering der school gelden, geheven wordende voor onderwijs aan de openbare scholen voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs en aan de open bare bewaarscholen in de gemeente Leeu warden. Art. 1. De scholen, waarop deze verordening betrekking heeft, zijn de volgende 1. de Fransche school voor jonge jufvrouwen 2. de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens 3. de burgerschool voor meisjes; 4. de tusscheuschool der le klasse 5. de tusschenscholen der 2e klasse 6. de bewaarscholen voor minvermogenden. Art. 2. De hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen der in art. 1 genoemde scholen zendenwat betreft die aangeduid onder nos. 1 2 en 3 binnen acht dagen na den aanvang N an elk kwartaal en \y,at aangaat die vermeld onder nos. 4 5 en 6 binnen vijf dagen na den aanvang van elke maandaan burgemeester en wethouders lijstenbevattende de namen en voornamen der als dan tot de respectieve scholen behoorendc leerlingen benevens de namen en Woonplaatsen van hen die ze ter schóp], zenden en het bedrag van het voor icderen leerling over het aangewezen tijdvak (per kwartaal of per maand) verschuldigd schoolgeld. Indien op de scholen wegens welke het schoolgeld per kwar taal wordt ingevorderd in den loop van een vorig kwartaal en op die waarvoor de invordering der schoolgelden maandelijks plaats heel'tin den loop der vorige maand leerlingen zijn toe gelaten wordt het schoolgeld voor zoodanig tijdvak te gelijk met dat voor het aangevangene op de in te zenden lijst uitge trokken mei vermelding tevens van eene ten dezen noodzake lijke aanwijzing. Art. 3. De in art. 2 bedoelde lijstenmet inachtneming van het bij dat art. bepaalde en overeenkomstig ten dezen door burgemees ter en wethouders zooveel noodig nader te geven voorschriften door de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen opgemaakt en deugdelijk verklaard worden door burgemeester en wethou ders zoo spoedig doenlijk vastgesteld en aan den gemeente-ont vanger ter invordering toegezonden. Art. 4. Tegelijk met de toezending van de lijsten der schoolgelden aan oen gemeente-ontvanger, doen burgemeester en wethouders van die toezending openbare kennisgeving. Deze openbare ken nisgeving strekt tot invorderbaar verklaring der schoolgelden. Art. 5. De schoolgelden moeten zijn betaald .- a. wegens de scholen genoemd in art. 1 sub no. 12 en 3 vóór het einde der eerste maand van elk kwartaalen b. wegens die vermeld in art. 1sub no. 45 en 6 vóór den 21 van elke maand waarover ze verschuldigd of waarin ze op de in art. 2 bedoelde lijsten vermeld zijn. Bij nalatigheid of weigering van betalinggeschiedt de invor dering overeenkomstig de voorschriften vervat in de artikelen 258 tot 262 der gemeentewet. Art. 6. De gemeente-ontvanger geeftten minste veertien dagen vóór het einde van elk kwartaal wegens de scholen bij art. 5 lett a bedoeld', en minstens vijf dagen vóór het einde van elke maand wegens de overige scholen aan burgemeester en wethouders be- rigt omtrent den stand der invordering van de schoolgelden over het alsdan bijna afgeloopen tijdvak (kwartaal of maand). De leerlingen voor welke de verschuldigde schoolgelden dan nog niet zijn voldaan worden niet toegelaten tot de lessen in het volgend tijdvak (kwartaal of maand), vóór die voldoening heeft plaats gevonden. Art. 7. Deze verordening treedt in werking tegelijk met het besluit van hedenwaarbij de heffing der in dezen bedoelde schoolgel den is geregeld als wanneer zijn vervallen de wegens de invor dering dier schoolgelden thans bestaande verordeningen. Vastgesteld den De raad voornoemd. Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. 15 ONTWERP. MEMORIE van toelichting bij het besluit van den raad der gemeente Leeuwardend.d. 1871regelende de heffing van schoolgelden voor onderwijs aan de openbare scholen voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs en aan de openbare bewaarscholen in die gemeente. Bij raadsbesluit van 20 October 1870 werd in het besluit re gelende het bedrag en de grondslagen van het schoolgeld we gens onderwijs op verschillende scholen in deze gemeentezoo als dat laatstelijk gewijzigd is goedgekeurd bij koninklijk be sluit van 15 December 1866, no. 52, eene nadere wijziging aan- ebragtdie strekte tot vermindering der schoolgelden wegens e tweede en volgende leerlingen welke uit een huisgezin ge lijktijdig de tusschenscholen bezoeken. Daarbij werd echter onveranderd gelaten de bestaande veror dening op de invordering der bedoelde schoolgeldenhetgeen tengevolge had dat bovengemeld besluit, ter erlauging der ver eischte koninklijke goedkeuring aan heeren gedeputeerde staten toegezondenvan dat eollegie werd terug ontvangen ten einde den raad in de gelegenheid te stellen de vorengenoemde veror dening op de invorderingten opzigte van eene daarin voorko mende bepaling betrekkelijk de wijze van inning der schoolgel dente wijzigen, uithoofde daartegen bij het schooltoezigtl)e- zwaren zijn gerezen. Die bezwaren betreffen de bij gezegde verordening aan burg. en weth. gegeven bevoegdheid om een persoon aan te wijzen aan wien de schoolgelden moeten worden betaald. In verband daarmede en ten einde aan de geopperde bezwa ren te gemoet te komen zoowel als ter bevordering van een vormigheid in de wijze van heffing en invordering aer school gelden is het wenschelijk voorgekomenmet intrekking van de ter dier zake thans bestaande besluiten en verordeningendeze zaak als van nieuws bij één besluit en ééne verordening te re gelen. Hiertoe werd te meer aanleiding gevondenomdat in het pri mitief heffingsbeslnit scholen zijn genoemd die thans niet meer bestaan en ook het besluit waarbij de heffing van schoolgelden wegens de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs is geregeldeenige wijziging dient te ondergaantengevolge van de verandering, die in het onderwijs aan die inrigting is aan- gebragt. Uit dien hoofde is vastgesteld het besluit 't welk hiernevens wordt overgelegd. Wat de inhoud daarvan betreft deze isbehoudens de nood zakelijk geachte wijziging in de redactiein overeenstemming- met de Depalingen der besluiten die bij het in werking treden van dit besluit zullen vervallenmet dien verstande namelijk dat daarin ook is opgenomen de bij besluit van 20 October 1870 bepaalde vermindering der schoolgelden wegens de tweede en volgende leerlingen uit een gezin die de tusschenscholen bezoeken. Met betrekking tot het niet toepassen der evenbedoelde ver mindering van de schoolgelden wegens de Fransche school voor jonge jufvrouwen en wegens de bewaarscholen voor minvermo genden wordt opgemerktdat tegen die toepassing voor eerst genoemde inrigting dit bezwaar bestaat dat de schoolgelden, ver schuldigd door de aldaar onderwijs genietende leerlingen aan de hoofdonderwijzeres moeten worden uitgekeerd en het dus niet wel kan opgaan die schoolgelden tijdens het fungeren van de tegenwoordige hoofdonderwijzereste verlagenterwijl zulks voor de bewaarscholen minder noodzakelijk is voorgekomen met het oog op het gering bedrag van het schoolgeld en omdat uit slechts weinige gezinnen gelijktijdig meer dan één kind op zoodanige inrigting wordt geplaatst. Ten opzigte van de bij art. 3 bepaalde termijnen waarover de schoolgelden invorderbaar zijnwordt medegedeeld dat het wen schelijk is geacht die termijnen op nieuw te bepalen zooals ze thans bestaan vooral omdat het niet raadzaam schijnt de maan- deiijksche betaling wegens de tusschen- en bewaarscholen in eene betaling per kwartaal te veranderen, Na liet vorenstaande acht men eene verdere toelichting der in het besluit omschreven bepalingen overbodig. Vastgesteld den De raad der gemeente Leeuwarden. ONTWERP. MEMORIE van toeHchting bij de verordening op de invordering der schoolgeldengeheven wordende voor onderwijs aan de openbare scholen voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs en aan de openbare bewaarscholen in de gemeente Leeuwarden. Bij resolutie van heeren ged. staten dd. 30 December 1870 no. 23werd aan den raad teruggezonden zijn besluit van 20 October 1870 houdende wijziging van het bedrag der wegens de tusschenscholen in deze gemeente geheven schoolgelden, ten einde de bestaande verordening op de invordering dier schoolgel den welke onveranderd was gelatente wijzigen in verband met de daartegen bij het schooltoezigt gerezen bezwaren. Dewijl deze betreffen de wijze van invordering, speciaal de aan burg. en weth, gegeven bevoegdheid om een door hen aan te wijzen persoon met de inning der gelden te belasten is het zoo ter opheffing van de gemaakte bedenkingen als ter bevor dering van eenvormigheid, meest dienstig voorgekomen, de invordering van al de schoolgeldengeheven voor onderwijs aan de scholen voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs en aan de bewaarscholen, voortaan te doen plaats hebben op de wijze die sints eenigen tijd voor een tweetal scholen in de gemeente is toegepast. Dientengevolge is de nevensgevoegde verordening vastgesteld, die voor al de bovenbedoelde scholen toepasselijk is en in hoofd zaak gelijke bepalingen behelst als de verordeningen thans be staande voor de invordering der schoolgelden wegens de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens en voor de burgerschool voor meisjes, waarbij de gemeente-ontvan ger met de invordering der schoolgelden is belast. Het is evenwel dienstig geoordeeldter voorkoming van moge lijk misverstand in art. 1 aan te duiden op welke scholen de bepalingen dezer verordening betrekking hebbenterwijl ook ia het hefiingsbesluit die scholen zijn vermeld. Overigens meent men dat eene afzonderlijke toelichting van de verschillende artikelen achterwege kan worden gelatenuit hoofde derzelver omschrijving in de uitvoering wel geene moeije- lijkheden zal opleveren. Vastgesteld den De Raad der gemeente Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1871 | | pagina 8