28
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872.
verhoogdindien zij de akte van hoofdonderwijzer of hoofd
onderwijzeres bezitten.
Deze verhooging gaat in met het kwartaal volgende op dat
waarin de akte is bekomen.
Art. 9.
De toelage voor eiken kweekeling bedraagt f 50 'sjaars.
Art. 10. (Overgangsbepaling.)
De hulponderwijzers of onderwijzeressen wier jaarwedde thans
meer bedraagt dan zij volgens deze regeling kunnen verkrijgen
blijven in het genot hunner (ofharer) tegenwoordige bezoldiging.
Art. 11. (Overgangsbepaling.)
De hulponderwijzers of hulponderwijzeressen welke gedurende
het jaar 1872 vóór de in werking treding dezer verordening zijn
aangesteldkunnen op grond van deze voorafgaande bepalingen
een aanspraak doen gelden op eene hoogere bezoldiging dan
ie waarop zij zijn benoemd.
Art. 12.
Deze verordening treedt in werking den 1 Julij 1872.
Vastgesteld den
MEMORIE VAN TOELICHTING bij de ont-
werp-verordening regelende de bezoldiging
van het onderwijzend personeel aan de
openbare scholen voor lager en meer uit
gebreid lager onderwijs te Leeuwarden.
Bij raadsbesluit van 14 December 1S71 werd ons collegie over
eenkomstig het dezerzijds gegeven prae-advies op het adres van
G. Burgersdijk e. s. tot verhooging hunner tractementenuitge-
noodigd voorstellen aau te bieden tot herziening der verordening
van 24 Augustus 1865 regelende de bezoldiging der hoofd- en
hulponderwijzers in deze gemeente.
Uit de voorafgegane discussie bleek ons des raads instemming
met het door burgemeester en wethouders voorgestaan denkbeeld
dat eene rationele regeling der onderwijzers tractementen met in
achtneming van de bekwaamheid en de meer of min omvangrijke
diensten der titularissende voorkeur verdiende boven eene al-
gemeene verhoogingzooals die door de schoolcommissie was
voorgesteld. Intusschen werd ook onze taak door deze omstan
digheid niet gemakkelijker, dewijlzou in dezen aan de opdragt
volledig worden voldaan niet slechts eene herzieningmaar eene
geheel e omwerking der bestaande verordening noodig bleek.
Daarbij is van de volgende beginselen uitgegaan
De bezoldiging van onderwijzers behoort zoodanig te worden
geregelddat ten allen tijde in deze gemeente een bekwaam en
ijverig personeel voor het onderwijs der jeugd kan verkregen
wordenzonder dat daaronder noodwendig personen behoeven
te zijndie door kommervolle omstandigheden hetzij ongeschikt
voor de waarneming hunner betrekking worden of door andere
den onderwijzer min passende bezigheden de schraalheid van hun
tractement tiachten aan te vullen. ludien dus voor sommige klassen
eene niet onbelangrijke tractements-verhooging wordt voorgesteld,
geschiedt dit in de overtuiging, dat van dezen bovenal eene ge-
heele en uitsluitende toewijding aan hunne taak kan worden ge
vorderd. Inzonderheid bedoelen wij hiermede de eerste hulpon
derwijzers, die, van tijd tot tijd geroepen de plaats van den hoofd
onderwijzer te vervullenin den regel meer nog dan het overige
hulppersoneel een overwegenden invloed op den gang en de goede
resultaten van het onderwijs kunnen uitoefenen.
Tevens meenden wij ook de minimum tractementen tot een
hooger peil te moeten brengen. Het behoeft geen betoog, dat
in een gemeente als de onze eene bezoldiging van 250 of ƒ300
niet toereikend kan zijnom bij gebreke van eigen middelen
een burgerlijk bestaan te vinden. Een hulponderwijzerzich met
een zoodanig minimum behelpendemoet zich noodwendig be
wegen in eene omgeving, die noch voor zijne zedelijke, noch
voor zijne verstandelijke vorming aanbeveling verdient, en juist
in het tijdperk zijner ontwikkeling datgene missen wat hem op
den duur het zedelijk overwigt, voor zijne betrekking onmis
baar schenken moet.
Eindelijk schijnt het wenschelijk om de mogelijkheid eener
tractements-verhooging niet enkel van de toevallige opschuiving
door ontstane vacatures te doen afhangen maar die voor een
deel afhankelijk te maken van de eigen inspanning en de meer
dere bekwaamheid des onderwijzers. Daarom wordt in deze
verordening even als reeds in verschillende gemeenten met goed
gevolg is geschiedaan het bezit of het verkrijgen der hoofd-
onderwijzers-acte eene tractements-verhooging verbonden.
Ten einde ook voor de hoofdonderwijzers het uitzigt op eene
tractements-verhooging niet uit te sluiten en die welke door be
kwaamheid en geschiktheid uitmunten vaster aan hunnen werk
kring in deze gemeente te verbindenvindt men in de verorde
ning het beginsel van tractements-verhooging na twaalf- en vijf
entwintig jarigen eervollen diensttijd opgenomen.
Om evenwel eene billijke toepassing van dezen maatregel te
bevorderen is het tijdstip van waar de berekening der dienst
jaren aanvangtvoor de oudste hoofdonderwijzers gesteld op den
dag der in werking treding van de verordening van 24 Augustus
1865. Hiertoe bestond gereedelijk aanleiding, dewijl juist door
die verordening reeds eene tractements-verhooging werd te weeg
gebragt.
Indien de raad zichgelijk wij mogen verwachten, met onze
zienswijze vereenigtzal de tractements-verhooging voor het thans
in functie zijnde personeelblijkens de als bijlage hiernevens
gaande tabel, eene jaarlijksche uitgave van ƒ1350 vorderen.
Intusschen meenen wij bij het invoeren van deze verordening
van het genot der tractements-verhooging te mogen uitzonderen
de hulponderwijzers en hulponderwijzeressen, die in den loop van
dit jaar werden aangesteld. Voor dezen was hunne plaatsing
hier ter stede reeds eene niet onbelangrijke verbetering en zij
zouden door het erlangen eener tractements-verhooging na een
zoo korten diensttijd zonder eenige voldoende aanleiding op
eene onzes inziens onbillijke wijze worden bevoorregt. Het
boven aangegeven bedrag zou door dezen overgangsmaatregel tot
/li 50 afdalen.
Bij de ontworpen tractements-regeling zal zich dienen aan te
sluiten eene verordening waarbij het getal der hoofd- en hulp
onderwijzers aan de openbare scholen wordt geregeld. Wij heb
ben deze intusschen achterwege gelaten eensdeels, dewijl eene
afzonderlijke behandeling der tractementszaak ons wenschelijk
voorkwam, ten anderen, dewijl een voorafgaand overleg met het
schooltoezigt noodig is, waardoor de indiening van dit door
uwe vergadering zoo gewenscht voorstel, alligt vertraging zou
ondergaan.
Omtrent de verschillende artikelen wordt nog het volgende
opgemerkt
Art. 1. Tot nog toe waren de tractementen der hier bedoelde
onderwijzers bij onderscheidene afzonderlijke raadsbesluitenniet
bij verordening vastgesteld.
Voor de hulponderwijzers bedragen zij thans ƒ1100, ƒ1000,
650 (2) en /600. Do thans in functie zijnde hulponderwijzers
zullen deze bezoldigingen dienen te behouden. De ondervinding
heeft echter geleerd, dat een zoo hoog bedrag niet noodig, ja
zelfs in sommige opzigten niet wenschelijk is. Voor het vervolg
meent men derhalve het bedrag der tractementen tot eene meer
bescheiden ofschoon voldoende proportie terug te kunnen brengen.
Art. 2. De onzekerheid welke nog op dit oogenblik heerscht
omtrent de toekomst dezer inrigting heeft aanleiding gegeven
dat de bestaande bepalingen onveranderd zijn gelaten.
Art. 3. Op het oogenblik is aan deze school geene tweede
hulponderwijzeres. Voor het mogelijk geval echter dat die eens
noodig werdheeft men thans reeds hare bezoldiging geregeld.
Art. 4. Daar het onderwijs op de tusschenschool ie klasse
meer behoort te omvattendan dat aan de gewone lagere scho
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872.
29
len heeft men voor den len hulponderwijzer en voor die der 2e
klasseook hoogere bezoldiging voorgesteld. Voor de hulpon
derwijzers der 3e klasse bestaat eene dergelijke reden nietzij
zijn derhalvewat het tractement betreftgelijk gesteld met
hunne collega's, van wie gelijke bekwaamheid en dezelfde in
spanning wordt geëischt.
Art. 5. In de vigerende verordening zijn de bezoldigingen van
4 hoofdonderwijzers aan de tusschenscnolen 2e klasse en aan de
armenscholen op ƒ1000 gesteld. Slechts één hoofdonderwijzer
heeft ƒ1100 en een ƒ900.
Indien deze klassilicatiezooals wij vermoeden op het aantal
leerlingen is gebaseerd is het wenschelijk die basis in de ver
ordening zelve aan te geven. Als normaalcijfer schijnt 1000
in verband met de bepaling van art. 6 voldoende.
Slechts voor de beide scholendie door hun bijzonderen om
vang ook meer dan gewone bemoeijingen van den onderwijzer
vorderenwordt dit cijfer overschreden. Het thans bestaande
verschil tusschen het bevolkingcijfer der overige lagere scholen
zal weldra ophoudenindienzooals wij ons voorstellende
nieuw te stichten schoollokalen elk voor 300 a 350 leerlingen
worden ingerigt.
Ook voor de medehelpsters wordt in dit artikel eene verhoo
ging van het maximum liarer bezoldiging voorgedragen. Al heb
ben deze zich niet met adressen tot den raad gewend toch zal
ook voor haar, in sommige gevallen, tractements-verhooging bil
lijk zijn.
Art. 9. Voor 25 is het niet wel mogelijk geschikte kweeke-
lingen te bekomen. Bovendien wordt hunne plaatsing minder
gewenscht. Men wenscht ze slechts hier en daar als aanvulling
te bezigen.
Aangeboden door burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
J. BIERUMA OOSTING.
De Secretaris
P. A. BERGSMA.