Bijlage no. 9.
36 Bijlagen tot het verslag der handelingen
aflossing van schuld 3000 meer disponibel, waarom op dit arti
kel ƒ8000 werd uitgetrokken.
Nu echter ten behoeve der fabriek eenige buitengewone uit
gaven moeten plaats hebben die wel met de uitbreiding in ver
band staan doch waarvoor het niet raadzaam is eene geldleeniüg
aan te gaanis het dienstig geoordeeld hierin te voorzien door
vermindering der voor aflossing aangewezen som met f 3000 en
te beschikken over een gelijk bedrag van dc som die wegens
exploitatie van de fabriek wordt ontvangen.
Afdeeling III.
Art. 1. Ter verevening van het pensioenna de vaststelling
der begrootiug toegekend aan den eervol ontslagen adjunct-com
mies ter secretarie J. Wijnants, wordt de raming voor dit arti
kel met ƒ700 verhoogd.
Art. 3. De vermeerdering op dezen post aangebragt wordt
vereischt ter verevening der gratificatiën over 1872 toegekend
aan M. S. Hirsch en G. J. Hunting.
Art. 4. Door het overlijden op 18 Februarij 1872 van den
leeraar aan de burger dag- en avondschool H. Cremerzal van
de op dit artikel uitgetrokken som niet meer dan 35 behoe
ven te worden uitgekeerd, zoodat het geraamd bedrag met ƒ225
kan worden verminderd.
HOOFDSTUK XI.
Art. 1. Bij de vaststelling der begrooting werd daarop voor
onvoorziene uitgaven eene som van f 11,570 aangebragt, ook met
het oog op de omstandigheid dat sommige artikelen voor memo
rie waren uitgetrokken wegens welke in den loop des jaars
uitgaven zouden blijken noodig te zijn.
Uit dien hoofdezoo mede in verband met de verhooging
welke eenige posten van uitgaaf hebben ondergaan en de ver
mindering aer koopsom van verkochte perceelen bouwterrein
heeft men gemeend de geraamde som voor onvoorziene uitgaven
met ƒ3125 te moeten verminderen.
Vastgesteldden
NADER RAPPORT betrekkelijk den aanleg van
een tweeden versch water vijver in de ge
meente Leeuwarden.
In de vergadering van den raad dd. 9 Maart 1871, had ons
collegie de eeringevolge daartoe ontvangen opdragtrapport
en voorstel uit te brengen betreffende de weaschelijkheid en het
uitvoerbare van het maken van een tweeden verschwatervijver
in deze gemeente.
Dat voorstel werd den 25 dier maand in behandeling geno
men bij welke gelegenheid de meening werd geopperd dat deze
zaak te belangrijk en te omvangrijk wasom haar zoo dadelijk
in eene openbare vergadering te behandelen en het voorstel werd
gedaan bedoeld rapport aan een onderzoek in de sectiën te on
derwerpen om dan later het van dat onderzoek te ontvangen
rapport tegelijk met het onzerzijds ingediende te behandelen.
Die meening vond algemeen bijval en dit te meer omdat uwe
vergadering het wenschelijk oordeelde dat, alvorens in deze
aangelegenheid een besluit werd genomen vóóraf nog een on
derzoek werd ingesteld naar de gesteldheid des bodems van het
terrein waarin bedoelde vijver zoude worden aangebragt. Ook
wenschte men nevens dien bodem ook dien van een ander ter-
an den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872.
reinprimitief voor den aanmaak van een vijver (door wijlen
den heer Plantenga) voorgesteldnamentlijk het bouwterrein K
in de nabijheid van den spoorweg onderzocht te hebben.
Naar aanleiding dier beraadslagingen werd door uwe vergade
ring besloten
1. Het rapport cn voorstel betreffende het maken van een
tweeden verschwatervijver, alvorens in openbare behandeling te
worden gebragt, tot onderzoek over te brengen in de sectiën
van den raad.
2. Ons collegie op te dragen den eigenaar van het land aan
den singel tusschen de Vrouwenpoorts- en Verlaatsbruggen uit
te noodigen zijne aanbieding tot overdragt van bedoeld land nog
eenigen tijd gestand te doen tot dat het noodige onderzoek zou
zijn afgeloopen en de raad op het bij hem aanhangig voorstel
zou hebben beslist
3. Een onderzoek te bevorderen naar de gesteldheid des bo
dems zoo van het perceel sectie D no. 449 aan den Buitensingel
als van dien van het bouwterrein K.
4. Van den uitslag van bedoeld onderzoek, zoodra'dit zal
zijn afgeloopen verslag aan uwe vergadering uit te brengen ten
einde dit gelijktijdig met het oorspronkelijk rapport in de sec
tiën zal kunnen worden behandeld.
Zoo als wij de eer hadden in onze memorie van beantwoor
ding van het verslag .der commissie van rapporteurs betreffende
het onderzoek der ontwerp gemeente-begrooting over 1872 op te
merken, hadden wij het genoegen met betrekking tot het le punt
dier opdragtop ons daartoe gedaan verzoekvan den eigenaar
van het aan den buitensingel gelegen land de gunstige toezeg
ging te bekomen dat hij zijn aanbod tot verkoop van dat per
ceel, voor de opgegeven som gestand deed, tot dat de raad op
het bij hem aanhangig zijnde voorstel betrekkelijk den aanleg
van een' tweeden verschwatervijver zal hebben beslist.
In weerwil dier gunstige gezindheid van den eigenaarzagen
wij ons echter genoodzaakt het beoogde onderzoek nog eenigen
tijd uit te stellen, in verband met het ongerief dat dit dreigde te
veroorzaken aan den huurder voor wien het wenschelijk was
dat dit tot het najaar werd uitgesteld. Onder gunstige mede
werking van den heer notaris Albarda bekwamen wij van den
huurder de welwillende vergunning in het begin der maand No
vember met dat onderzoek aan te vangen,
In verband hiermede en ten einde onder gelijke omstandighe
den daarbij tewerk te gaanwerd ook met het onderzoek op
bouwterrein K niet eerder aangevangen.
Bij de regeling van dit onderzoek oordeelden wij den weg te
moeten inslaan die ten jare 1855 door eene destijds benoemde
raads-commissie was gevolgd de strekking hebbende om aan den
eenen kant de gesteldheid des bodems en de aardlagen waaruit
deze is gevormd na te gaan en aan den anderen kant tevens de
hoedanigheid van het water te onderzoeken dat zich uit den bo
dem in een of meer daarin uitgegraven proefputten zoude ver
zamelen.
Aan dit plan gevolg gevende werden in het perceel sectie D
no. 449 en in het bouwterrein K ieder een proefput gegraven
ongeveer op het midden van het gedeelte land waarin men zich
voorstelde eventueel een vijver te doen maken. Die putten had
den een middellijn van 1 M. en eene diepte beneden het maai
veld van ongeveer 5 M. Bij het graven daarvan werd een deel
der daaruit op verschillende diepten uitgegraven grondsoorten
naar gelang ze van elkander bleeken te verschillen afzonderlijk
verzameldten einde die later aan een onderzoek te kunnen
onderwerpen.
Later werden nog op onderscheidene plaatsen in beide per
ceelen land proef boringen verrigt en de daarbij verkregen aard
soorten tot gelijke einden afgezonderd.
Al spoedig nadat de putten waren uitgegraven en in weerwil
dat men niet tot Cene wel was geraaktverzamelde zich in de
zen eene aanmerkelijke hoeveelheid water, hetwelk uit de naast
omgevende aardlagen afvloeide; hiervan werd een gedeelte af-
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872.
37
gezonderd om aan een scheikundig onderzoek te worden onder
worpen.
Eenige malen werd het water uit de putten gepompt en afge
wacht tot zich eene nieuwe hoeveelheid daarin verzameld had
waarvan eveneens een gedeelte ter onderzoeking werd afgezon
derd.
Ook werden van tijd tot tijd peilingen gedaan ter bepaling
van de hoeveelheid water, dat zich in eene gestelde tijdruimte
in de put had verzameld.
Wij laten thans eene opgave der uitkomsten van bedoeld on
derzoek zooals die ons door de deskundigenonder wier toe-
zigt dit plaats vondverstrekt werd volgen.
Wat in de eerste plaats de gesteldheid des bodems betreft,
hieromtrent werden de volgende resultaten verkregen die wij
ten einde eene vergelijking in opzigt tot de beide terreinen ge
makkelijk te makenin onderstaande tabel laten volgen.
Daarbij zijn tevens vermeld de uitkomsten van een soortgelijk
onderzoek in 1855 ingesteld op een toen voor den aanleg van
een vijver in aanmerking gekomen perceel land aan den Mars-
sumer straatweg.
TABEL, houdende aanwijzing der grondsoorten, op verschillende diepten aangetroffen bij het graven der proefpuften in
onderscheiden terreinenvoor den aanleg van een verschwatervijver in aanmerking genomen.
PROEFPUT OP HET
landsectie D no. 449 aan
buiten-singel.
den
bouwterreinlett. Kaan de Sneeker-
trekvaart.
land sectie D no. 345 aan den
mer straatweg, in 1855.
Marssu^
GRONDSOORTEN.
Dikte der
aardlagen
in M.
GRONDSOORTEN.
Dikte der
aardlagen 1
in M.
GRONDSOORTEN.
Dikte der
aardlagen
in M.
Humus en bovengrond.
0,4
Humus en gemengde bovengrond.
0,4
Gemengde bovengrond en humus.
o,*
Harde klei.
0,5
Harde klei.
0,3
Klei met leem en schelpen.
0,3
Klei met leem.
0,9
Klei met schelpen.
1,6
Blaauwe klei.
1,25
Kleizwartachtig.
0,9
Klei met planten-overblijfselen
(Derry).
0,45
Klei met planten-overblijfselen
(Toele or Derry).
0,6
Blaauwe klei.
0,25
Klei met zand, zonder planten-
overblijfselen.
1,6
Klei met zandzonder planten-
overblijfselen.
0,3
Klei met zand.
0,5
Klei met zand met planten-over
blijfselen.
0,5
Klei met planten-overblijfselen,
(Derry).
0,25
Klei met zand en schelpen.
1»//
Klei met planten-overblijfselen
en halfvergane wortels.
1,2
Derry.
0,3
Zavelachtige klei waarin zeer
vele sthelpen.
1»//
5,00
5,2
4,7
Bij vergelijking van de in vorenstaande tabel vermelde uit
komsten springt het in het oog dat deze wat de beide terreinen
die aan den singel en aan den spoorweg betreftal vrij na met
elkander overeenkomen en tevens grootc overeenstemming ver-
toonen met die welke het vroeger ouderzoek van het land aan
den Marssumer straatweg opleverde. De onderstelliug die
wij in dit opzigt bij ons rapport, dd. 9 Maart 1871 uit
spraken werd dus geneel door de uitkomst bevestigd. Beide in
onderzoek zijnde perceelen land bleken althans te bestaan uit
gronden behooreude tot het zoogenaamde alluviaal terrein, namelijk
uit bezonken zee-klei, waarin schelpen kennelijk afkomstig van
in zeewater levende weekdieren voorkomenals daar zijnCar-
dium edule en eenige anderen, die getuigen dat ook, even als bij
het vroeger onderzocht terrein is opgemerktdadr ter plaatse de
Middelzee stroomde. In beide terreinen werd ook eene laag veen
stof (Derry) nagenoeg van gelijke dikte aangetroffen afkomstig
van in zoetwater levende planten (Typhaceae) net bewijs leverende
dat ook daftr en vooral nadat die grond tot die hoogte was aan-
geslibt, een toestand heeft bestaan onder welken in zoet water
levende planten aldaar konden groeijen om later in veenstof
zich te vervormen en op nieuw met zeeslib ©verdekt te worden.
In de proefput op bouwterrein K in het land aan den spoorweg