48
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872.
zoude om curatoren te minder de handen te binden het geheele
artikel veilig kunnen vervallen.
De toelating van leerlingen tot het gymnasium was een punt
waaromtrent men zich gaarne bij het beginselwaarvan burge
meester en wethouders zijn uitgegaanaansloot. Betere voorbe
reiding kwam hoogst noodzaketijk voorbereiding door mid
del van de hoogere burgerschool zeer wenschelijk voor.
Echter kan de voorgestelde wijziging van art. 16 noch wat
de redactie betreftnoch wat de toepassing van het beginsel
aangaatten volle de goedkeuring van rapporteurs wegdragen.
I)e tweede alinea toch komt ons met betrekking tot den vorm
minder gelukkig voor, aangezien wij van oordeel zijn, dat der
gelijke aanwijzingen in 't algemeenin eene verordening als deze
minder goed op hare plaats zijn té achten. Bovendienmen
wenscht voor het gymnasium zelfstandige bepalingen vast te stel
len. Nu kan men wel weten wat op dit oogenblik gevorderd
wordt om de lessen in de 3e klasse der rijks hoogere burger
school te Leeuwarden met vrucht bij te wonenmaar niet wat
welligt na eenige jaren een vercischte aldaar zal zijn. In elk
geval schijnt het gevaarlijk eene bepaling op te nemendie ge
wijzigd zou moeten worden zoodra en enkel omdat bij eene
andere inrigting tot een gewijzigd leerstelsel werd besloten.
Wij achten het beter, waar zulks mogelijk is, de vereischten
met name op te geven zoo als ook geschiedt bij al. 1.
Wat de toepassing van het beginsel betreft, wenschen wij eene
schrede verder te gaan dan burgemeester en wethouders.
Nadat het voorstel u door hun collegie is aangebodenis bij
de rijks hoogere burgerschool alhier besloten tot het oprigten
van eene parallel-klassodie voor de leerlingen der 3e klasse
tevens eindklasse zal kunnen zijn, in welke klasse o. a. een vol
ledige cursus over natuurkunde zal worden gegeven.
Nu het beginsel op den voorgrond is gesteld, dat de aanstaande
bezoekers van het gymnasium gebruik zullen kunnen maken van
het middelbaar onderwijs, achten wij deze gelegenheid te schoon
om die ongebruikt te laten voorbijgaan. Wij maken alzoo geen
bezwaar het stelsel van burgemeester en wethouders orer te ne
men doch met eene uitbreiding van den twee- tot een driejari
gen voorbereidenden cursus aan de hoogere burgerschool. Daar
door zal men het dubbele voordeel verkrijgen van betere voor
bereiding in 't algemeen en van eenige bekendheid met de na
tuurwetenschappen in 't bijzonderwelke de toekomstige gymna
siast zou moeten missen indien hij slechts de twee eerste klas
sen der hoogere burgerschool zou behoeven te bezoeken. Daar
door wordt alzoo tegemoet gekomen aan den wensch in de le
en de 3e sectie uitgesprokendat de natuurkundewelke in de
rigting van het onderwijs van onze dagen een zoo gewigtieen
rol speeltvoor de bezoekers onzer gymnasia niet geheel uit het
oog mag worden verloren en bij de voorbereiding voor het gym
nasium als grondslag voor eene latere degelijke studie niet mag
worden vergeten.
Een ander denkbeeld in de 3e sectie uitgesproken om na af
loop van het onderwijs aan het gymnasium dat dan als van ouds
op 12-jarigen leeftijd na het volbrengen van het lager onder
wijs een aanvang kan nemen den toegang tot de hoogere bur
gerschool open te stellenopdat, de gewezen gymnasiasten ge
durende een paar jaar zich aan de exacte wetenschappen zouden
kunnen wijdenvond wegens de practische bezwaren aan eene
algemeene toepassing van dat denkbeeld onvermijdelijk verbonden,
geen bijval.
Evenmin kon de zienswijze door rapporteurs boven ontwik
keld in de beide sectiën waar dat denkbeeld werd uiteenge
zet den steun der meerderheid verwerven. Als bezwaar deed
men gelden dat alsdan regel zou wordendat de jongelieden
eerst op negentienjarigen leeftijd de hooge school zouden kun
nen bezoeken.
Afgescheiden van de vraag of zulks in beginsel niet verkiese
lijk is te achten en de voorkeur verdient boven eene vroegere
toelating tot de academische lessenmerken wij opdat ook
burgemeester en wethouders in hun voorstel den aanvang van
het gymnasiaal onderwijs op 14 of 15 jarigen leeftijd stellen
zoodat het ons inderdaad voorkomtdat aan het aangevoerde
bezwaar niet zooveel gewigt is te hechten vooral niet waar
men een zoo tastbaar en in 't oogvallend voordeel als dat van
een afgeronden volledigen driejarigen cursus van middelbaar on
derwijs moedwillig zou prijs geven.
Wij vleijen ons dan ook dat uwe vergadering alsnog van het
nut eener dergelijke regeling overtuigdzal kunnen besluiten
tot aanneming eener wijziging in den aangegeven zindie wij
straks bij onze conclusie op het voorstel van burgemeester en
wethouders zullen voordragen.
Wij willen nog opmerkendat wij in overeenstemming met
heeren curatoren het jus promovendi aan die 3e eindklasse der
hoogere burgerschool niet wenschen verbonden te zienmaar
naar aanleiding van en in verband met onze beschouwingen eene
geringe uitbreiding aan art. 16, le lid, wenschen te geven,
waardoor wij meenen het door ons vooropgesteld doel te kun
nen bereiken.
Eindelijk is nog de vraag gedaan waartoe de nieuwe al. 3
aan art, 16 toegevoegd moet dienen, terwijl dit punt voldoende
door art, 17 is geregeld.
Met de beschouwingen van burgemeester en wethouders om
trent den halfjarigen cursussteeds door een examen besloten
stemden de afdeelingen en stemmen rapporteurs, hoezeer die
beschouwingen kennelijk in strijd zijn inet het koninklijk be
sluit van 2 Augustus 1815, voikomen in. Uitweiding op dit
punt is dan ook overbodig.
Ten opzigte van het prijzenstelsel is ook in de afdeelingen
ernstig en breedvoerig van gedachten gewisseld. Het wettenjk
bezwaar door curatoren geopperd en door burgemeester en wet
houders overgenomen heeft de meeste leden zeer bevreemd.
Wat de utiliteit betreft, hieromtrent waren de gevoelens ver
deeld.
Rapporteurs kunnen het breed uitgemeten wettelijk bezwaar
ook niet deelen. Zonder zich uit te laten omtrent de verbind
baarheid en wettelijke kracht van het besluit van 1815 wijzen
zij er nogmaals opdat heeren curatoren in overtreding van
art. 28 van dat besluitwaarbij //bepaaldelijk twee maal in het
jaar een plegtig examen" wordt bevolen geen bezwaar schij
nen te zien. Maar bovendienwat behelst het betrekkelijk art.
32 De uitdeeling der prijzen en het houden van gratiarum
actiones worden daar enkel als eene loffelijke oude gewoonte
aan curatoren ter handhaving aanbevolen.
In 't algemeen worde hier de opmerking gemaakt (al ware
't alleen om te doen ziendat rapporteurs op dit pnnt indachtig
zijn geweest) datvoor zoover de voorgestelde wijzigingen
niet geheel in overeenstemming zijn met het besluit van 1815,
het rapporteurs niet twijfelachtig voorkomtdat de nieuwe re
dactie behoorlijk gemotiveerddoor den minister zal worden
goedgekeurd. Gelijke goedkeuring is in soortgelijke omstandig
heden aan andere gemeentebesturen verleend. Wij meenen te
wetendat een enkel gemeentebestuur het zelfs niet noodig heeft
geacht op het gewijzigd reglement voor het gymnasium die goed
keuring aan te vragen.
Wat verder de utiliteit van het prijzenstelsel betreft: De
le sectie besliste met 4 tegen 2 stemmen ten gunste aan de af
schaffing der prijzen. Als voordeelen aan het prijzenstelsel ver
bonden deed men gelden eene heilzame opwekking en prikke
ling der ambitie. De tegenstanders verklaardendat men vol
doenden waarborg heeft in geregelden overgang van de eene
naar de andere klassevooral in de nu en dan verwisselende
rangorde van zitting naar gelang der bekwaamheid en verkre
gen kennis en zoo noodig in het uitgeven van bulletins. Overi
gens achtte men eene afschaffing van het prijzenstelsel geheel in
overeenstemming met de antecedenten van den raad en vond
het zelfs inrationeel een beginseldat men bij jeugdige kinde
ren wel had toegepast bij het gymnasium weder te laten varen.
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872.
Rapporteurs zijn eenstemmig de laatst ontwikkelde meening
toegedaan.
De voorgestelde wijziging van art. 23 vond geen tegenstand.
De 2e sectie echter wenscht al. 2 te behouden en dan te le
zen //geen der onderwijzers mag enz. eenige hoegenaamde
vacantiën geven of nemen". Aanleiding werd gevonden in de
omstandigheiddat soms buiten curatoren om een der docenten
de stad voor langeren of korteren tijd verlaatzijne werkzaam
heden door een zijner ambtgenooten laat waarnemenen zich
beroepende op 't reglement beweertdat hij den leerlingen geen
vacantie heeft gegevenmaar enkel vacantie voor zich heeft
genomen. Rapporteurs kunnen zich met de door de 2e sectie
voorgestelde wijziging wel vereenigen.
Nog achtte de 2e sectie het vervallen van het zoogenaamde
inktgeld, als bijdrage tot de bezoldiging van den claviger wen
schelijk en gaf in overweging art. 31 te lezen //De claviger
geniet eene jaarwedde van ƒ120."
Ook hiertegen hebben rapporteurs geen bezwaar.
Eindelijk, al behoort het niet regtstreeks tot het in de sectiën in
gestelde onderzoekwenschen rapporteurs bij hernieuwing de
aandacht van burgemeester en wethouders te vestigen op de om
standigheid dat heeren curatoren nog steeds van een vergade
ringlokaal verstoken zijn, dat voor den claviger eene woning
aan het gymnasium grenzende diende te worden ingeruimdzoo
mede op de wenschelijkheiddat de door de gemeente aange
kochte tuin achter het tegenwoordig gymnasium gelegen daaroij
mogt worden getrokken, opdat de leerlingen eene Behoorlijke
plaats konden vindenwaar zij zich nu en dan eenige oogen-
olikken kunnen vertredeneenige beweging nemen en frissche
lucht scheppen.
Onze beschouwingen in bepaalde voorstellen resumerende
hebben wij de eer a in overweging te geven
a. De bepalingen omtrent het stedelijk gymnasium te wijzi
gen als volgt
Art. 8 te lezen//Het onderwijs aan het gymnasium wordt
gegeven door twee leerareneen rector en een conrectorbelast
met het onderwijs in de oude talen en aanverwante vakken
door een leeraar in de wiskunde en een of meer leeraren voor
de levende talen".
Art. 9 te doen vervallen.
Art. 16 te lezen: //Geen leerling wordt tot het gymnasium toe-
felaten dan van wien het na voorafgaand examen is gebleken
at hij voldoende kennis bezit van lezenschrijvende gron
den der wis- en natuurkundeen van de NederlandscheFran-
sche en Hoogduitsche talenzoo mede van geschiedenis en aar
drijkskunde."
Art. 20 te lezen overeenkomstig het voorstel van burgemees
ter en wethouders.
Art. 22 te doen vervallen.
Art. 2IT, al. 1 te lezen overeenkomstig het voorstel van bur
gemeester en wethouders in al. 2 te lezen //eenige hoegenaamde
vacantiën geven of nemen."
Art. 27 te lezen overeenkomstig het voorstel van burgemees
ter en wethouders, zoo ook art. 28, doch daarin te roijeren de
woorden „en prijs uitdeeling."
Art. 29 te doen vervallen.
Art. 31 te lezen: //De claviger geniet eene jaarwedde van 120."
b. Burgemeester en wethouders uit te noodigen de overige
artikelen met name art. 10 van 't reglement op het gymnasium
bij aanneming van de verschillende door de commissie van rap-
fiorteurs voorgestelde wijzigingen met de aldus gewijzigde bepa-
ingen in overeenstemming te brengen en daaromtrent, zoo noo
dig, nadere voorstellen den raad aan te bieden.
Aldus gerapporteerd ter vergadering van 23 Julij 1872.
I. F. VAN HUMALDA VAN EIJSINGA.
E. JONG8MA.
E. ATTEMA