10 Bijlagen tot het Verslag der handelingen v( eenige kost meisjes van oudersbuiten de gemeente woonachtig. Eene hoofdonderwijzeresbenevens vier hulponderwijzeressen en een vrouwelijke kweekeling nemen daar de belangen van'tonderwijs waar, dat zich uitstrekt niet alleen over gewoon en uitgebreid lager onderwijs, maar zelfs (volgens het verslag der plaatselijke school commissie) tot het verder voortgezet onderwijs? Wij nemen de vrijheid hierbij een vraagteeken te plaatsen. Over 1870 hebben alzoo van de leerinrichtingen voor openbaar onderwijs 1233 meisjes gebruik gemaakt. Het is niet waarschijnlijk dat over het afgeloopen jaar dat getal vermindering zal hebben ondergaanin elk geval is het vermeerderd met het getal vrouwelijke leerlingen die hoofd zakelijk afkomstig van de tusschenscholen aldaar gewoon lager onderwijs hebben genoten en thans gebruik maken van de gele genheid die er bestaat in de localen van de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs van den heer Stflimpelom in de fransche taal te worden onderwezen. Bij het stellen van dit rapport zijn daaromtrent aanvankelijk reeds eenige uitkomsten bekend geworden die niet ongunstig zijn te noemen en ons ver oorloven daaruit althans deze gevolgtrekking af te leiden dat de behoefte aan uitbreiding van 't onderwijs bij de vrouwelijke jeugddie hare opleiding in de tusschenscholen ontvangtmeer en meer wordt gevoeld. Aan de opgaven omtrent leerinrichtingenleerlingen en onder wijzend personeel voegen wij hier ter plaatse nog toe het bedrag der schoolgelden zijnde voor de drie tusschenscholen 2e klasse wegens iederen leerlingdie de dagschool bezoekt, 0.25 en die van de avondschool gebruikt maakt 0.10 per maand voor die der le klasse naar denzelfden maatstaf ƒ0.60 en 0.20en voor de burgerschool voor meisjesin drie afdeelingen verdeeld onderscheidenlijk f 16 22 en J 24 per jaar, kwartaalsgewijze te voldoen terwijl voor 2 of meer leerlingen uit één gezin naar evenredigheid een lager schoolgeld wordt geheven. Eindelijk wordt wegens de leerlingen aan.de fransche dag- en kostschool voor jonge jufvrouwen een schoolgeld geheven van ƒ18 per kwartaal, welk schoolgeld, 'tzij hier ter loops gezegd, aan de hoofdonderwijzeres bekeert, die tevens in de gelegenheid wordt gesteldin het door haar gebruikte schoolgebouw meisjes uit andere plaatsen als kostleerlingen op te nemen. Na de vermelding van deze feiten en cijfers hebben wij alleen te constateeren dat het onderwijs voor meisjes alhier, verre van te zijn ver waarloosd, integendeel bij de stedelijke regeering een voorwerp van voortdurende zorg heeft uitgemaakt dat men hier echter mist wat uwe commissie juist hoogst wenschelijk achtn.l. het middelbaar onderwijsgeregeld zoo als het behoorde te zijnom de opvoeding der vrouwelijke jeugd te voltooien dat men toch kan waarnemendat dit gemis werd gevoeld en men feitelijk heeft getracht daaraan tegemoet te komen zoodat de praktijk zich zoo goed als kwaad heeft geholpen en aan de school voor jonge jufvrouwen een onderwijs wordt gege ven dat de grenzen van 't lager onderwijs overschrijdten van die inrichting eene semi-middelbare school heeft gemaakteen toestand, die op den duur onhoudbaar is te achten; dat dit resultaat slechts is verkregen door het invoeren van een soort vakonderwijswaarvoor 't zij met allen eerbied gezegd de krachten van het onderwijzend personeel ons on toereikend schijnen voorts dat de mogelijkheid, om meer uitgebreid lager onder wijs te ontvangen niet ruim genoeg is gesteld en linantieele redenen vele ouders moeten verhinderen, de kinderen dat onder wijs deelachtig te doen wordenzoodat de nu laatstelijk genomen maatregelwaarvan hierboven melding is gemaaktde avondcursus nl. in de fransche taal in de lokalen van den heer Strumpelons voorkomt eene schrede te zijn op den goeden Verordening 11 Juli 1861, art. 8. den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872. weg en geheel valt in het plan van iurichting van het onderwijs voor meisjesdat wij de eer zullen hebben u voor te stellen eindelijkdat de combinatie van eene kostschool met de voor naamste gemeentelijke inrichting van onderwijs voor meisjes in 't belang van 't onderwijs bepaaldelijk is te veroordeelen. Wij kunnen ons dan ook niet voorstellendat, wordt bedoelde inrichting vervormd tot of vervangen door eene deugdelijk ge organiseerde middelbare schooleene directrice met goed gevolg aan het hoofd van eene dergelijke gecombineerde inrichting werkzaam kan zijn. Noodzakelijk zal het eene element om het andere moeten lijden. Wij zijn het op dit punt volkomen eens met het rapport der commissie uit den gemeenteraad te Gronin gen. De administratieve zorgen der kostschoolhouderesse en de verantwoordelijkheid wegens het onderwijs, bij de directrice be rustende in één persoon te willen vereenigen is o. i. beslist af te keuren. Wij zijn te zeer overtuigd dat langs anderen weg op voldoen de wijze in de behoefte kan worden voorzien van oudersdie elders woonachtighunne kinderen van het onderwijs hier ter stede willen doen gebruik maken dan dat wij zouden mogen adviseeren bij eene reorganisatieden bestaanden toestand op dit punt te bestendigen. Waar wij den toestand van het onderwijs voor meisjes alhier geresumeerd en de bezwarenwaarop bij ons onderzoek werd gewezenin 't kort teruggegeven hebbenwillen wij verder onze denkbeelden uiteenzetten over de grondslagen op welke eene gewijzigde inrichting in het leven zou moeten wor den geroepen. Bepaaldelijk wenschen wij te vermijden de stoornis, die het onderwijs voor jongens bij de regeling van het middelbaar onder wijs alhier heeft ondervonden toen de burgerschool en de school voor meer uitgebreid lager onderwijs werden samengesmolten. Die vereeniging, met de beste bedoelingen ontworpen, heeft 't kon wel niet uitblijven aanvankelijk in de gevolgen groote bezwaren opgeleverd. Het onderwijs gaf voor den een te veel voor den ander te weinigen 't is alleen tengevolge van de onvermoeide zorgen, die men aan de hier bedoelde inrichting heeft besteeddat men mag aannemen dat het onderwijs aldaar thans op eene vrij voldoende wijze is geregeld. Wij hebben bepaaldelijk deze omstandigheid voor oogen ge houden en waren naar aanleiding daarvan eenparig van oor deeldat men de zaak van het onderwijs, met de regeling waarvan wij ons onledig hebben gehoudenvan onderen op moet aanvatten. Wij stellen alzoo in de eerste plaats dat de kinderen van het vrouwelijke geslachtdie van de kostelooze scholen voor min- en onvermogenden gebruik maken bij het verlaten dier scholen geen verder onderwijs behoeven (bij de uitnemende wijze waa-op de drie zoogenaamde armenscholen zijn ingericht dat zij dit evenmin verlangen terwijl men zeer tevreden mag zijn indien de ouders ze tot den vollen twa il(jarigen leeftijd de lessen ge regeld doen volgen en ze niet vóór dat tijdstip in de huishouding terug nemen waar allerlei diensten hen wachten. Volgen de drie tusschenscholen tweede klasse, die der eerste klasse en de burgerschool voor meisjes. Wat de drie eerstge- noemden betreftmag de vraag worden gedaan of niet door zeer vele leerlingen die daar thuis behooren zal worden gebruik gemaakt van de gelegenheid indien die ruim wordt gesteldom uitgebreid lager onderwijs te ontvangen. Eene bepaalde onmis baarheid moet dit worden geacht voor die meisjesdie het on derwijs in de twee laatstgenoemde scholen hebben genoten terwijl eindelijk uit die groep een aanzienlijk gedeelte in de termen zou vallen om daarna het middelbaar onderwijs te volgen. Wij preciseeren De burgerschool voor meisjes en de tusschen scholen (hoofdzakelijk die van den hoofdonderwijzer Roker) blijven voor die talrijke klasse waarvoor in ons stelsel het middelbaar on derwijs is weggelegd de oefenplaatsen, waar het meisje gedurende een zeker tijdsverloop dat zich altijd zal bewegen tusschen den Bijlagen tot het Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872. 11 leeftijd van 6 en 12 jaar een grondig lager onderwijs zal kun nen ontvangen. De alsdan verkregen kennis zal worden voortgezet en uitgebreid in eene tussoheninrichtingwaaraan een leertijd van 3 jaren ten grondslag ligt, welke den 12- tot 15-jarigen leeftijd omvat. Aangezien in deze schooldie mede zal worden bevolkt door een deel der leerlingen van de drie tusschenscholen der 2e klassebepaaldelijk uitgebreid lager onderwijs wordt ge geven neemt deze inrichting de plaats in van de tegenwoordige zoogenaamde fransche school voor jonge jufvrouwentevens kostschoolvoor ssoover deze zich tot het lager onderwijs be paalt. Eindelijk zalwanneer het meisje dit onderwijs heeft ge volgd de middelbare school daar zijn eveneens met driejarigen cursgs (1518 jaar)om aan de algemeene ontwikkeling de laatste hand te leggen. De vermeerdering van inrichtingen van onderwijs voor meisjes met ééne ligt alzoo in onze denkbeelden opge sloten. Omtrent de school van uitgebreid lager onderwijs en de mid delbare school moeten wij in eenige bijzonderheden treden. Wij beginnen met de laatste. Men zal reeds hebben bemerkt, dat wij op een paarcardinale punten afwijken van het gevoelen door meer dan één speciali teit op dit gebied voorgestaan 10. de leeftijd waarop wij het meisje geschikt achtenmet vrucht het middelbaar onderwijs te kunnen volgen. Niettegen staande sommige bevoegde beoordeelaren van meening zijn dat bedoeld onderwijs gevoeglijk op twaalfjarigen leeftijd een aan vang kan nemenzijn wij het denkbeeld toegedaan dat het zuiver middelbare onderwijs een minimum van leeftijd van 15 jaar vereischt. Wij laten alweer de uitzonderingen op hare plaats en stellen den algemeenen regel. Bij gelijkheid van strek king voor zooveel betreft de algemeene ontwikkelingheeft het middelbaar onderwijsin tegenstelling van het lagereen karak ter van intensiteitdat in normale omstandigheden bij meisjes eerst goede resultaten zal opleveren indien men daarvoor den leeftijd van 15 jaar stelt, een leeftijd, waarin men trouwens met de helft van den tijd kan volstaan om dezelfde mate van ken nis op te doen als naar evenredigheid op den tien- of twaalf jarigen leeftijd het geval is. Bovendienwat wij vóór alles wenschenis degelijkheid en wij vreezen dat die degelijkheid gevaar looptindien niet in ruime mate de gelegenheid wordt gegevendat het lager (gewoonzoowel als meer uitgebreid lager) onderwijs den tijd heeftin het jeugdig gemoed zich te consolideeren 20. de driejarige cursus. Hier verlaten wij het voetspoor van den door ons reeds vroeger aangehaalden inspecteur van het middelbaar onderwijs dr. Steijn Parvé en doen ditwaar wij tegenover eene dergelijke autoriteit staan niet /onder eenige aarzeling. Toch meenen wij en we houden daarmede vast aan ons hoofddenkbeeld algemeene ontwikkeling dat het ge regeld volgen van de middelbare schoolwaaraan een degelijk en volledig voorbereidend onderwijs voorafgaatgedurende drie jaren voor de aanstaande vrouw en moeder datgene zal geven wat bij hare opvoeding door ons als onmisbaar op den voorgrond werd gesteld. Wij betwijfelen het dan ook zeerof al de vakkenwelke het programma van verscheidene burgerscholen voor meisjes ons voorhoudt, noodzakelijk op eene dergelijke middelbare school moeten worden onderwezen. Wij zullen de gelegenheid hebben waar wij een programma van werkzaamheden aanbieden op het meer of minder doelma tige van sommige vakken voor meisjes terug te komen. Wij willen hier enkel wijzen op de wet zelve, die ook voor jongens hoogere burgerscholen met. driejarigen cursus heeft opge nomen welke inrichtingen gelegenheid voor een volledig leer plan aanbieden en een goed afgesloten geheel vormen. In de opvatting van den wetgevervolgens de memorie van toelich ting was de driejarige cursus zelfs regelde vijfjarige meer uitzondering en werd de verhouding ongeveer geschat als 1 3 Is de driejarige cursus voldoende voor jongens, dan klemt dit te meer bij het onderwijs voor meisjes. Wordt toch bij beiden algemeene ontwikkeling beoogd bij den jongen man komt tevens voorbereiding voor 't beroepsleven te pas't geen wij bij het middelbaar onderwijs voor jongens de meer technische zijde van dat onderwijs noemen. Wij hebben daarbij op een verschijnsel te wijzen, dit nl., dat verre de meeste jongelieden de hoogere burgerschool met vijf jarigen cursus verlaten, na daarvan gedurende drie jaren gebruik te hebben gemaakt. Gedurende de eerste jaren na de invoering van 't middelbaar onderwijs kon men misschien aan die omstan digheid geen al te groot gewicht hechten - nu dit verschijnsel blijft aanhouden en welterwijl men op onbekrompen wijze aan de meeste hoogere burgerscholen een vijfjarigen cursus heeft verbondenwaarbij het rijk is voorgegaan en de gemeenten zijn gevolgdmoeten wij dit feit releveerenwaarvan o. i. de toepas sing voor de hand ligt. Bovendienwat men aan sommige hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus te laste legtisdat het onderwijs van de laagste klassen feitelijk zich op 't gebied van het meer uitgebreid lager onderwijs beweegtenevenzeer als wij het inbreuk ma ken op het middelbaar onderwijs in de lagere school hebben ver oordeeld, in gelijke mate moeten wij hpf nmocWrHp, hii de mid- )1 onvoo het omgekeerde bij de mid delbare school onvoorwaardelijk afkeuren. Eindelijkwij oordeelen het raadzaam met zekerheid onzen bewandelen en ofschoon wij de overtuiging bezitten weg dat niet om ons doel algemeene ontwikkeling te bereiken het noodig zal zijn het middelbaar onderwijs voor meisjes op lUCfc Iiuvui& «"J" te voeren tot die hoogtedie met de vereischten voor het eind examen gelijk staatachten wij het beter en wel zoo practisch, indien soms eene uitbreiding van den omvang van dat onderwijs wenschelijk mocht blijken den driejarigen cursus tot een vier- of vijfjarigen te vervormen, dan omgekeerd dat onderwijs op over dreven schaal aan te leggen en later in de noodzakelijkheid te verkeerenhet te moeten inkrimpen (f). Wij meenen met het bovenstaande in voldoende mate te heb ben aangetoond, waarom wij èn tot een leeftijd van 15 jaar als aanvangspunt bij het middelbaar onderwijs voor meisjes èn tot een driejarigen cursus bij datzelfde onderwijs moeten adviseeren. Van de grondslagen eener middelbare meisjesschool blijven ons nog een paar punten ter bespreking over. a. Het dirigeerend en onderwijzend personeel. Wij zijn het ook hier geheel eens met de commissie uit den gemeenteraad te Groningen «dat het als van nature is aangewe zen dat bestuur en leiding der school in handen eener vrouw moeten zijn." //Ik ontken zegt de heer Hugenpoth /,dat de leiding van //de wetenschappelijke en sociale opvoeding onzer vrouwen aan //mannen mag worden toevertrouwd welk aandeeloverigens ook volgens hemleeraren in het onderwijs vau meisjes mogen hebben. Het geldt hier weer eene paedagogische waarheidwaarvan het beginsel niet straffeloos wordt geschondendat in zaken van onderwijs en opvoeding niemand de richting beter kan bepalen dan diegenedie in zich zelf de eigenaardige verschijnselen te rug vindtwelke hij in 't jeugdig gemoed zijner leerlingen ont dekt. Zonder omtrent deze stelling in nadere bijzonderheden te tredenmeenen wij op dit punt bij den raad wel geen tegen spraak te zullen ontmoeten. Men zie ook art. 18't welk bepaaltdat er althans 15 rijks hoo- gore burgerscholen zijn, waaronder ten minste 5 met vijljarigen cursus. (t) Wij verwijzen voorts ten dezen naar de motieven, vervat in het voorstel, dat thans bij den gemeenteraad te Deventer aanhangig is. Verslag van het behandelde ter vergadering van de vereeniging voor de statistiek in Nederland dd. 30 September 1871 hl. 31.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1872 | | pagina 6