140 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872. Zoodanige verhooging, althans tot het bedrag als in nevens gaand besluit is vermeld kan wel aan geen redelijk bezwaar onderhevig zijn. In de eerste plaats toch geven de bepalingen der gemeente wet (artt. 238 en 240 in verband met art. 254) aan de gemeente besturen bevoegdheid om regten te heffen voor het gebruik of fenot van gemeentelijke inrigtingen tot een bedrag in evenre- igheid staande met de kosten van aanleg en onderhoud dier inrigtingen en met het gebruik of genot dat hemdie regten betaaltwordt verstrekt. Dat de voorgedragen beding daarmede niet in strijd is kan blijken uit de volgende berekening der voor de inrigting, in standhouding enz. der veemarkt te besteden kosten en van het vermoedelijk bedrag der te ontvangen marktgelden. Het terrein waai op de nieuwe veemarkt zal worden aangelegd heeft eene oppervlakte van 16500 centiare en was oorspronkelijk even als het omliggend terrein bestemd om ter bebouwing 'te worden uitgegeven. In verband daarmede moet de waarde er van geschat worden op 5 per centiaremakende een totaal bedrag van 82,500. Daarbij voor kosten van aanleg der veemarkt waaronder is begrepen ordening en bestrating van het terrein het maken van kolken riolen overdek kingen beplantingengebouwen voor den markt meester en den ontvanger der regten, weegtoestellen met gebouw, hokken, leuningen en afsluitingen, begroot op80,000.— Maakt te zamen ƒ162,500. Hievan 5 0/Q rente berekenende geeft per jaar 8,125. welk bedrag moet worden vermeerderd met de voor lopig geraamde uitgaven als belooning van den marktmeester. ƒ500. jd. ontvanger 200. id. twee opzigters - 600. voor materieel-150. onderhoud500. u diverse uitgaven- 50. - 2.000 Maakt te zamen eene jaarlijksche uitgaaf van 10,125. Bij de toepassing van het in art. 2 van het bij deze behoorend besluit vermelde tarief zal de opbrengst dezer 'belastingbere kend naar den gemiddelden aanvoer van vee in de jaren 1867 tot en met 1871blijkens een hiernevens gevoegden staat kun nen beloopen eene som van f 9,422.48. Wel is waar zal deze opbrengst bij toenemenden aanvoer ver meerdering kunnen ondergaan doch die vermeerdering zal reeds beduidend moeten zijn alvorens de ontvangsten tegen de nu ge raamde uitgaven kunnen opwegenterwijl die uitgaven alligt kunnen blijken ontoereikend te zijn en het zich niet laat aanzien dat ze uit eenigen hoofde ermindering zullen ondergaan. Ten opzigte van de billijkheid dezer heffing ook in vergelij king met soortgelijke heffing in andere gemeentenvoornamelijk Amsterdam en Rotterdam waar de inrigting der veemarkt over eenstemt met die aan de nieuwe veemarkt alhier te geven wordt zoover noodig verwezen naar den hierbij overgelegden staat, aanduidende het bedrag der veemarktgelden in verschil lende gemeenten geheven wordende. Blijkens de daarin vervatte opgaven bedraagt het marktgeld te Amsterdam en Rotterdam bij aanvoer van een stuk van elk der aangeduide veesoorten ƒ1.26 en ƒ1.21, tegen 76 cent alhier volgens de tegenwoordige voor- dragt. Dat ook de voordragt niet in strijd is met de belangen van den handelmoge hieruit blijken dat zoowel de kamer van koophandel als de le afdeeling der Friesche maatschappij van landbouw en veeteelt bij aanleg eener nieuwe veemarktmet het oog op de daaraan verbonden uitgaven eene belangrijke ver hooging der bestaande marktgeldheffing aanbeveelt en laatstge noemde zelfs te kennen geeft, dat een tarief hetwelk het markt geld van het hoornvee op 20 cent per stuk bepaaltgeenszins te hoog isaangezien dit marktgeld in aanmerking genomen de groote waarde van het vee, geen verkooper van de markt zal terughouden en de landbouwers liever 20 cents betalen op eene markt waar zij gelegenheid hebben hun vee goed aan de koo- pers te toonendan 3 cents op eene markt waar zij daartoe alle gelegenheid missen. Aangaande de bepalingen van het heffingsbesluit wordt voorts het volgende medegedeeld Art. 1. Het ligt in de bedoeling op het terrein der nieuwe veemarkt weegtoestellen te plaatsen ten einde belanghebben den die zulks verlangengelegenheid te geven om vee te doen wegen. In verband hiermede is bij art. 1 bepaald dat onder den naam van marktgeld eene belasting wordt geheven voor het gebruik van de veemarkt en van de op die markt geplaatste weegtoestellen. Aangezien het gebruik maken van die toestellen af gescheiden is van het gebruik dat voor het te koopstellen van vee van de veemarkt wordt gemaakt, dient voor beiden een af zonderlijk regt te worden bepaald. Art. 2. De voor de verschillende soorten van ter markt ge- bragt vee te betalen regten zijn zoodanig geregeld dat ze ge acht mogen worden zoowel over het geheel als in onderlinge verhouding geërenredigd te zijn aan het gebruik of genot dat den aanvoerder van vee wordt verschaft. Bij de bepaling der regten voor vette kalveren en vette var kens is in aanmerking genomen dat voor deze dieren op de markt eene overdekte plaats wordt ingerigt en dat voor de var kens in het algemeen hokken gemaakt en onderhouden moeten worden. Overigens wordt met betrekking tot dit artikel verwezen naar de hierbij overgelegde staten. Art. 3. De bij dit artikel bepaalde regten worden geacht eene allezins billijk gestelde vergoeding te zijn voor het gebruik dat van de weegtoestellen kan worden gemaakt. Dat er eenig ver schil moet bestaan in de heffing naar gelang van het vee dat gewogen wordt, ligt voor de hand. Dewijl niet is te voorzien in welke mate van de toestellen gebruik zal worden gemaakt is het niet mogelijk de daaruit voortvloeijende ontvangst te begrooten. Art. 4. Ten einde den aanvoer van paarden en veulens op de jaarlijksche paardenmarkten te bevorderenis het dienstig voor gekomen ten gerieve van den handel bij die gelegenheden de ter verkoop aangeboden dieren kosteloos op de veemarkt te doen plaatsen. Art. 5. De in dit artikel vervatte bepaling is noodzakelijk geoordeeldten einde in elk voorkomend geval zoo noodig de vereischte aanwijzing te hebben van den persoon op wien de om deze of gene reden onbetaald gebleven marktgelden moeten wor den verhaald of ten laste van wien in geval van fraudevervol ging moet worden ingesteld. Art. 6. Met den aanleg der nieuwe veemarkt zal zoodra mo gelijk een aanvang worden gemaakt. Intusschen is nog niet met juistheid te bepalen wanneer die markt in gebruik kan worden gesteld. Het ligt evenwel in de bedoeling tegelijk met het in gebruik stellen der nieuwe veemarkt, het onderwerpelijk heffingsbesluit in werking te brengen. Daarom is het noodig geoordeeld het tijdstip daarvoor nader bij raadsbesluit te bepalen. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1872. 141 ONTWERP. VERORDENING op do invordering dor belas ting, onder den naam van marktgeld geheven wordende, voor het gebruik van do veemarkt en do daarop geplaatste weegtoestellen te Leeuwarden. Art. 1. De invordering der belasting, onder den naam van marktgeld, feschiedt bij gaardeiing, tenzij de raad bij afzonderlijk besluit epaalt, voor een aan te wijzen tijdvakhet regt van invordering dier belasting te verpachten. Burgemeester en wethouders benoemen de met de gaardering te belasten personen en voorzien hen van de uooaige instructien. De namen der gaarders of pachters worden ter algemeene kennis gebragt. Art. 2. Zij die van de veemarkt of de weegtoestellen tot het plaatsen of wegen van vee gebruik willen maken melden zich bij gaarders of pachters aan in de daarvoor bestemde op de markt aanwezige lokalen ten einde aldaar aangifte te doen van getal en soort zoomede van den eigenaar van het op de markt te plaatsen of te wegen vee en voorts tot betaling van het marktgeld. Art. 3. De betaling der verschuldigde markt- of weeggelden geschiedt door de eigenaars of geleiders van het vee, alvorens het vee op de markt of ter weging wordt toegelaten. Art. 4. Ingeval van verschil tusschen belastingschuldigen en de gaar ders of pachters, omtrent het verschuldigd marktgeld, zijn eerst- genoemden verpligt het van hen gevorderde te voldoen behou dens hun regt tot het indienen van bezwaar tegen de vordering, bij burgemeester en wethouders, die zonder hooger beroep des wege beslissen. Art. 5. De marktgelden verschuldigd wegens vee dat in strijd met het bepaalde bij art. 3 op de markt of ter weging is geplaatst, wor den met in acht neming der voorschriften van de artikelen 258 tot 260 der gemeentewet door den gemeente-ontvanger inge vorderd. Art. 6. Het ter markt brengen van vee, zonder voorafgaande aangifte en betaling van het marktgeld overeenkomstig art. 2 en 3, woidt als ontduiking van belasting aangemerkt. Art. 7. Tot het constateren van overtredingen dezer verordening worden aangewezen de marktmeesters, gaarders of pachterszoomede de inspecteur en verdere beambten van politie dezer gemeente. Art. 8. Deze verordening treedt in werking te gelijk met het besluit tot heffing der in deze bedoelde belastingals wanneer buiten werking wordt gesteld de verordening op de invordering der marktgelden voor het gebruik der veemarktvastgesteld bij raadsbesluit van den 12 Januarij 1854. Vastgesteld den ONTWERP. MEMORIE VAN TOELICHTING bij de verorde ning op de invordering dor belasting, onder den naam van marktgeld geheven wordende, voor het gebruik van do veemarkt te Leeu warden. Bij de thans geldende bepalingen voor de invordering der reg ten geheven wordende wegens het gebruik van de veemarkt is op den voorgrond gesteld dat die regten worden verpacht en de inning er van bij gaardering plaats heeft wanneer de raad daar toe speciaal besluit. Nu evenwel eene gewijzigde heffing zal worden toegepast op een terrein dat door zijne inrigting en het daarbij noodzakelijk zijnde meerder toezigt eene hoogere uitgaaf voor invordering en controle noodzakelijk zal maken en met geene zekerheid kan worden voorzien welke gevolgen de nieuwe heffing in betrekking tot de opbrengst zal opleveren is het dienstig geoordeeld de in vordering in den regel bij gaardering te doen plaats hebben. Uit dien hoofde is in art. 1 eene daartoe strekkende bepaling opgenomen. De benoeming van met de gaardering te belasten personen behoort meer eigenaardig tot de bemoeijingen van het dagelijksch bestuur dan tot die van den raad. Het ter algemeene kennis brengen van de namen der gaarders of pachters is noodzakelijk opdat belanghebbenden de personen kennen die tot de inning der marktgelden geregtigd zijn. Art. 2. Ten behoeve der gaarders of pachters van de markt gelden stelt men zich voor op de veemarkt lokalen te plaatsen waar zij zoowel de vereischte aangiften omtrent het aangevoerd vee als het verschuldigd marktgeld kunnen ontvangen. In verband hiermede is de bepaling opgenomen dat zij die van de veemarkt of de weegtoestellen gebruik willen maken, zich aan genoemd lokaal moeten aanmelden. Art. 3. Voor eene goede controle op de inning der markt gelden wordt vereiecht dat de aanvoerders van vee de verschul digde regten voldoen alvorens het vee op de markt geplaatst of gewogen wordt. Art. 4. Ofschoon de onderscheiding der veesoorten in art. 2 van het heffing besluit, naar men vertrouwt voldoende duidelijk is eu het zicli niet laat aanzien dat deswege dikwijls verschil kan ontstaan, heeft men gemeend in deze verordening toch eene bepaling te moeten opnemen, ter aanduiding hoedanig in geval van verschil tusschen gaarders of pachters en belastingschuldi gen te handelen. Artt. 5, 6 en 7. De bepalingen bij deze artikelen omschreven zijn gemaakt ten einde eene rigtige inning der verschuldigde marktgelden te verzekeren ook voor het geval sommige belas- lastingschuldigen mogtcn trachten zich aan de op hen rustende verpligtingen te onttrekken. Art. 8. Deze verordening dient in werking te treden op het zelfde tijdstip als het ten dezen betrekkelijk heffingbesluit.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1872 | | pagina 71