146
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1872.
blad no. 100), en van 1 Junij 1870 (Staatsblad no. 85), worden
de kosten van verpleging in gevangenissen van arme kinderen
van gevangenen die niet van de ouders kunnen worden geschei
den voldaan uit de fondsenwaaruit de verpleging der ouders
in de gevangenis wordt bekostigd.
Naar luid dezer bepaling besloot de 1ste sectie, en rappor
teurs vereenigen zich hiermede, om den post, volgno. 172, van
de begrooting te schrappen.
Daartoe wordt bij deze voorstel gedaan.
Volgno. 181. In de tweede sectie werd de meening geuitdat
het onderwijs aan de Fransche dag- en kostschool voor jonge
jufvrouwen zich niet geheel zou bewegen binnen de grenzen der
verordeningen en reglementen maar eenigermate zou betreden
het terrein van het middelbaar onder vijs. Men wenschte daarom
aan burgemeester en wethouders gevraagd te hebben of die mee
ning werkelijk juist en met de waarheid overeenkomstig is?
De commissie van rapporteurs heeft bezwaar om die vraag,
zooals ze gesteld isaan burgemeester en wethouders te doen.
Immers het schooltoezicht is dadr om voor misbruiken op
scholen^ van lager- en meer uitgebreid lager onderwijs toe te
zien. Zou dat niet zijn de bevoegde macht, aan wie dusdanige
klagt moet worden gerigt?
Doch gesteld dat het onderwijs aan die inrigting werkelijk
iets verder gaat dan de reglementen en verordeningen aan de
hand gevenzoo mag toch gevraagd wordenof de poging om
langs dien weg eenigermate te voorzien in het gemis van middel
baar onderwijs voor meisjes, niet toejuiching verdient'?
Nu het uitzigt bestaat, dat genoemd middelbaar onderwijs ook
in deze gemeente binnen een niet te verwijderd tijdstip zal wor
den ingevoerd komt het uwer commissie voor dat men met den
ang van het onderwijs aan deze inrichting over het geheel vrede
ebben en de zaak haren loop laten kan.
Volgno. 182i. Vermits aan de benoemde hoofdonderwijzeres
aan de burgerschool voor meisjes eene jaarlijksche vergoeding
van huishuur van 250 is toegekend stelt de commissie van
rapporteurs voor, dezen post, uitgetrokken met 2400uit te
trekken met 2650.
Volgno. 188c?. Nog altijd ontbreken aan de school voor uitge
breid lager onderwijs de zonneblinden waaraan dringende be
hoefte bestaat. Het collegie van dagelijksch bestuur wordt bij
deze ernstig daaraan herinnerd.
Volgno. 194. In de eerste sectie werden eenige beschouwin
gen gegeven over de wijzewaarop de wet op de inkwartierin
gen wordt toegepast.
Drievoudig was de klagtedie daarover werd geuit
10. hebben burgemeester en wethouders als maatstaf voor de
beschikbare ruimte aangenomen de huurwaarde van een
perceel
20. genieten de wijkmeesters nog altijd vrijstelling vaminkwar-
tiering, terwijl de wet zoodanige vrijstelling niet aan
neemt
30. worden de ingezetenen vaak veel te laat gewaarschuwd
dat zij inkwartiering krijgen.
Tot adstructie dezer drie punten werd aangevoerd
ad I""'- dat de wet van den 14 September 1866 (Staatsblad
no. 138) in art. 17 bepaaltdat door burgemeester en wethou
ders eene lijst wordt aangelegdde namen bevattende der in
woners die voor het verleenen van inkwartiering en onderhoud
in aanmerking komen met aanduiding van de matewaarin
ieder hunner, naar gelang van de beschikbare ruimte zijner woning
en van de gebouwen en getimmerten, voor stalling bruikbaar,
geacht worden daarin te kunnen voorzien
dat burgemeester en wethouders als maatstafwaarnaar iemand
met inkwartiering wordt belast, hebben aangenomen de huur maar de
zijner woning, een maatstaf, die waar het de vraag is naar de
beschikbare ruimte in het perceelkennelijk vicieus is en aanleiding
geeft tot klagten over onbillijke toepassing der wet.
dat het min juiste van den aangenomen maatstaf wordt beves
tigd door hetgeen de regering zeide in hare memorie van beant
woording (Bijblad 1864/65, bladz. 1215:
z/Umdat het beginsel der inkwartiering berust op eene ver
strekking in natura zoo kan de eigenlijke gegoedheid van
z,de inwoners niet tot maatstaf dienen maar moet de wer-
„kelijxe aanwezige ruimte wel als grondslag voor de ver
strekking genomen worden")
ad Ilum- dat de wet in art. 14 uitdrukkelijk de vrijstellingen
opnoemt, maar zwijgt van die aan de wijkmeesters;
dat, wel is waar, het voortduren dier vrijstelling wordt ge
bouwd op de betrekkelijke bepaling van het wijkreglement in
deze gemeente //doch dat de wet aan die bepaling des reglements
heeft gederogeerd
ad lil»1» dat de te late kennisgeving aan de ingezetenen al
mede niet strookt met de inzigten der regeringwaar deze zegt
(bl. 1709 ibidem): //het is ook de wensch der regering, dat van
„de aanstaaude inkwartiering tijdig aanzegging geschiede bij hen
z/die daarmede zullen worden belast."
Tegen deze grieven werd opgemerktdat het voor burgemees
ter en wethouders in de praktijk hoogst moeijelijk is om een
juisten maatstaf voor de beschikbare ruimte te vinden
dat men dezen maatstaf der huurwaarde heeft aangenomen hij
wijze van proefdoch op verandering daarin bedacht isnu dé
aangenomen maatstaf blijkt tot onbillijkheden aanleiding te geven
dat niet zóó gereedelijk kan worden toegestemd dat de be
paling van het wijkreglementde vrijstelling der wijkmeesters
bevattende, niet nevens de wet zou kunnen bestaan; eindelijk,
dat de late kennisgeving aan de ingezetenen veeltijds een gevolg
is daarvan dat het gemeentebestuur zelf die kennisgeving zoo
laat ontvangt.
De commissie van rapporteurs brengt de besproken kwestie bij
burgemeester en wethouders over, opdat het collegie daarvan
zoo ver noodig nota nemen en de ge wenschte verbeteringen aan
brengen kan.
Volgno. 207. Niettegenstaande de op dezen post gegeven toe
lichting waaraan zich aansluit hetgeen door de commissie van
rapporteurs hierna bij de ontvangsten der gasfabriek zal worden
overwogen, bleef toch de minderheid dier commissie aandringen
op vermindering van dit voor aflossing voorgedragen cijfer. Die
minderheid wil deze ailossing beperken tot eene som van ƒ6000.
Vermits de meerderheid zich met de voord ragt vereen igt
wordt geen voorstel gedaan tot wijziging van dit cijfer.
Bij de afdeeling 111 van hoofdstuk VIIIpensioenen gratifi
catiën en toelagen werd besproken de vraag of het niet meer
en meer noodig wordt, op dit stuk eenige vaste regelen te stel
len. Men meent te weten dat eene daartoe strekkende voordragt
bij heeren burgemeester en wethouders in bewerking is of geweest
ismaar in langen tijd is niets van den stand der zaak vernomen.
Gaarne zal men van liet collegie hieromtrent eenige inligting
ontvangen. Mogelijk verdient het overweging zooals in eene
der sectiën is gezegd dat van burgemeester en wethouders
uitga een voorstel om het onderzoek dezer waarlijk niet gemak
kelijke zaak aan eene raadscommissie op te dragen.
Volgno. 208. Uwe commissie stelt voor, dezen post met/ 1000
te verhoogen op grond van het onlangs aan den heer dr. J. G.
Ottema toegekend pensioen van dat bedrag. De post, thans uit
getrokken met 2892 moet worden uitgetrokken met J 8892.
In twee sectiën werd de wenschelijkheid toegestemd en diens
volgens aangenomen dat er eene prijsvraag behoort te worden
uitgeschreven naar het best gekeurd plan eener nieuw te stich
ten beurs. In de tweede sectie werd dit nog nog nader onder
een bepaalden vorm gebragt door het aangenomen voorstel om
daarvoor onder hoofdstuk IX de som van ƒ500 uit te trekken.
De meerderheid van de commissie van rapporteurs houdt vast
aan dit voorstel.
De minderheid kan er zich niet mede vereenigen hoofdzakelijk
op deze gronden
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
147
dat de raad in der tijd toen er sprake was van eene prijs
vraag uit te schrijven voor het plan der uitbreiding van de be
bouwde kom der gemeente, alzoo van een werk van^vrij wal
meer omvang dan het maken eener beurs, dat denkbeeld heelt
verworpen en men met zulk een praecedent rekening moet
houden
dat het eene illusie mag heeten dat groote specialiteiten zich
aan het werk zullen zetten om een prijs te behalen, die hoog
stens 500 zoude zijn
eindelijk, dat het werk, dat het hier geldt, met volkomen
gerustheid kan worden toevertrouwd aan den architect dezer
gemeentevooral indiengelijk te hopen isversterking van
deskundig personeel aan zijn bureau komt.
Intusschen stelt uwe commissie van rapporteurs bij meerderheid
van stemmen voor 10. aan de begrooting toe te voegen een nieuw
volgno. 214a, luidende:
Voor het uitschrijven eener prijsvraag voor het best gekeurd
plan der te Leeuwarden te stichten handelsbeurs f 500.
20. Burgemeester en wethouders uit te noodigen de tot uitvoe
ring noodige voorstellen den raad aan te bieden.
Inkomsten.
Volgno. 19. In de tweede sectie had eene breede gedachten-
wisseling plaats over de geraamde cijfers van ontvang en uitgaaf
vau de gasfabriek. Men meende dat daaruit zou blijken, dat
de gemeente uit hare middelen meer zal aflossen op de leerlin
gen voor de gasfabriek aangegaan dan de baten der fabriek
gedoogen eene meening, welke men afleidde uit de aftrekking
der cijfers van uitgaaf van die van ontvaugmet inachtneming
daarbij van de voor aflossing van schuld gestelde sommen.
De meerderheid van de commissie van rapporteurs gelooft
dat die meening onjuist is en daarbij uit het oog wordt verloren
het belangrijk feitdat de voorgestelde aflossing mogelijk is ten
gevolge van het aanzienlijk batig saldo waarover bij deze be
grooting wordt beschikt en waartoe de in de gemeentekas ge
vloeide meerdere winst der gasfabriek over 1871 «'an waarop bij
de begrooting gerekend was, een niet onaanzienlijk contingent
heeft geleverd, nagenoeg gelijk staande met de nu voor aflossing
aangebragte som. [Men zie de verantwoording van burgemeester
en wethouders bij de gemeente-rekeniDg over 1871 (bijlage tot
het verslag bl. 74 en 80) en de memorie van toelichting op deze
begrooting (bijlage tot het verslag bl. 113).]
Ware dat aanzienlijk saldo niet beschikbaarzoo zou er van
de aflossing der 9000 uitgetrokken onder no. 207 geen sprake
kunnen zijn vermits de geraamde ontvangst op de exploitatie
rekening de uitgaaf met slechts ƒ800 ongeveer te boven gaat.
Het minder bevredigende van het resultaat dezer raming voor
1873 vindt trouwens zijne natuurlijke oplossing in den hoogen
prijs der steenkolen die over de benoodigde hoeveelheid waarop
bij deze begrooting is gerekend der gemeente op aanzienlijk
meer te staan komen dan naar den voor het loopende jaar be
steed wordenden prijs het geval zou ziju.
Mogt dat verschijnsel blijken van duurzamen aard te zijn dan
zal ongetwijfeld verhooging van den gasprijs in aanmerking komen.
Doch die omstandigheid verhindert op dit oogenblik het ge
meentebestuur nietvolgens het oordeel van de meerderheid der
commissie om van de tijdelijke kasruimte gebruik te maken tot
aflossing van schuldten behoeve der gasfabriek aangegaan im
mers voor zoover die kasruimte het gevolg is van baten uit de
exploitatie der gasfabriek verkregen.
Maarzeide men in de tweede sectie en dit is ook het ge
voelen van een der rapporteursindien de gemeente meer aflost
op de leeningen der gasfabriek dan waartoe zij striktvolgens
de voorwaardenverpligt isdan moet de jaarlijksche winst daar
toe ruimte geven en de gasfabriek deswege tegenover de gemeente
worden ontlast, hetgeen thans niet geschiedt.
In de betrekkelijke balans komt de gasfabriek voor op een
vastgesteld waardecijfer en daartegenover onder de passiva de
schuldwelke de gasfabriek aan de gemeente heeft. Wordt die
schuld niet verminderd met de aflossingen op de leeningen dan
blijft een niet verminderende rentelast op de fabriek drukken
die op zijne beurt den gasprijs onnatuurlijk verhoogt.
Deze kwestie verdient ter dezer plaatse eene gezette bespre-
king.
Het is volkomen juist dat in de laatste jaren de waarde der
fabriek voor een nagenoeg gelijk cijfer op de balans aangebragt
en slechts eene geringe afschrijving daarop toegepast is. Daar
mede heeft de meerderheid der commissie van rapporteurs alle-
zins vrede. Aan de fabriekde toestellende kanalisatiein
één woord aan alles wat tot de fabriek behoortwordt met veel
zorg de hand gehouden zoodat vermindering door slijtaadje als
anderzins minstens door velerhande verbetering wordt opgewogen.
In de eerste jaren werd de behaalde winst grootendeels van
het kapitaal afgeschrevenmaar sedert men stellig weet dat de
fabriek o. a. staat op eene waarde, welke ze wezenlijk heeft en
bij verkoop zou kunnen opbrengen heeft men dit niet meer in
die mate noodig geacht.
Daarin ligt nu echter niet opgeslotenzooals de meerderheid
der commissie van rapporteurs meent te mogen veronderstellen
dat men laterindien daartoe termen worden gevondenniet
weder het stelsel van afschrijving zal toepassen maar voor het
tegenwoordige bestaat daartoe geen de minste noodzakelijkheid.
Zou men nu bij deze gegevens juist speciaal de schuld der fa
briek moeten verminderen voor hetgeen op hare leeningen wordt
afgelost
In geenen deele. Die schuld vertegenwoordigt het kapitaal
waarmede de fabriek werkt.
Al deed men dat echter en al werkte men op die wijze de
fabriek langzamerhand „schoon", zooals men dat noemt, dan
zou men toch alvorens het winstcijfer en naar gelang daarvan
den gasprijs te bepalen in rekening moeten brengen de rente van
het grondkapitaal zoo als ieder fabriekantieder handelaar doet.
Dil een en ander klemt te meer, indien in aanmerking wordt
genomen dat de gasfabriek aan de gemeente rente vergoedt van
de waarde der aan de fabriek verstrektelater geamoveerde ge
bouwen voor welke verstrekking de gemeente natuurlijk geene
leening heeft behoeven te sluiten.
Het zijn de voormalige turfschureneen deel van het huis
vroeger door den architect gebruikt, en het huis in der tijd van
den heer Haverschmidt gekocht.
En thans terugkeerende tot de cijfers der tegenwoordige be
grooting dient daarbij in 'toog te worden gehouden, dat zij,
behalve door den prijs der steenkolen nog buitengemeen be
zwaard wordt door de kosten van een nieuwe hoed op een der
gashouders en van herstel der muren van een kolenbergplaats.
Dewijl men zich voorstelt die kosten uit de exploitatie-reke
ning te betalenmoet dit op het cijfer der winst een nadeeligen
invloed uitoefenen.
Van de andere zijde komt in de ontvangcijfers nog eene gun
stige verandering ten gevolge van den hoogeren prijs der coaks
dan waarop bij het ontwerpen der raming gerekend is. De ont
werper grondde zich op eene verhooging van vijf cent per mud,
ze is echter gebragt op tien cent.
Bij den betrekkelijken post zal uwe commissie een bepaald
voorstel tot verhooging doen.
De wijze van verkoop van coaks werd op nieuw in de eerste
sectie ter sprake gebragt. Er werd gewezen op de wenschelijk
heid van publiekeu verkoop.
Het is bekenddat deze aangelegenheid bij de behandeling
van de begrooting van het nu loopende jaar (verslag bl. 192194)
aanleiding gaf tot het voorsteldat echter werd teruggenomen
„om burgemeester en wethouders uit te noodigen den verkoop
„van de ooaks voortaan publiek te doen plaats hebben."
Uwe commissie is van meening dat men zulk een voorstel
doende en behandelende eigenlijk niet op den regten weg zich
bewoog en ongaarne zou zij een hernieuwd debat over deze zaak