Bijlage no. 24.
Bijlage no. 25
Bijlage no. 26.
Bijlage no. 27.
152
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1872.
in Septembereene kersvacantie beginnende op den 24 Decem
ber en eindigende den 2 Januarij daaraanvolgende en eene
paaschvacantie beginnende met goede vrijdag tot maandag over
eene week aanvolgende. Geen der leeraren mag buiten de bij
de eerste alinea van dit artikel bepaalde vacantiën eenige hoe-
genaamde vacantie geven of nemen tenzij om zeer bijzondere
redenen en met toestemming van den voorzittenden curator.
Art. 22. Ter tegemoetkoming in de kosten voor het onder
wijswordt voor iederen leerling of toehoorder eene bijdrage
geheven als minerval of schoolgeld. Het bedrag daarvan wordt
met inachtneming van artt. 232—236 der wet van 29 Junij 1851
Staatsblad no. 85) vastgesteld.
De invordering wordt geregeld bij plaatselijke verordening.
Art. 23. Er wordt jaarlijks een openbaar examen gehouden
omtrent de vorderingen der leerlingen. Curatoren regelen den
tijd voor het houden van dat examen en geven daarvan tijdig
kennis aan den gemeenteraad.
Art. 24. Curatoren stellen op voordragt van den rector een
claviger aan en geven van die aanstelling kennis aan burge
meester en wethouders. Zij voorzien hem van de noodige in
structie en zijn bevoegd om hem op voordragt van den rector
of anders te ontslaan.
Art. 25. De claviger gegiet eene jaarwedde van ƒ120.
Art. 26. Met de in werking treding dezer verordening wor
den ingetrokken de bepalingen omtrent het stedelijk gijmnasium
te Leeuwarden vastgesteld door den raad bij besluiten van den
3 Januarij 1850 no. 1/83 en 7 Februarij daaraanvolgende no.S/gg,
gewijzigd bij de besluiten van den 6 Februarij 1851 no. 4/gg 2(5
Augustus 1858 no. I/108en 14 October daaraanvolgend no. 3/10ga.
MEMORIE van toelichting behoorende bij de
ontwerp verordening voor het gymnasium te
Leeuwarden.
Vooraf zij opgemerkt, dat met het oog op de vele wijzigin
gen die onzes inziens in de bestaande bepalingen behooren te
worden aangebragt het wenschelijk is voorgekomen met intrek
king dier bepalingen eene nieuwe verordening vast te stellen.
In verband met de vastgestelde verordeningen voor andere
emeentelijke inrigtingen voor onderwijs alhier, achten wij het
oelmatig het intitule tc lezen zooals door ons wordt voorgesteld.
Art. 1. Het woord fabelkunde is vervangen door godenleer
omdat volgens de begrippen van de Grieken en Romeinen het
geen fabels waren maar eene godsdienst overtuiging.
Art. 7. Deze bepaling is in den geest van art. 29 van de wet
op het middelbaar- en art. 22 der wet op 't lager onderwijs.
Art. 9. De jaarlijksche bezoldigingen worden tot een hooger
bedrag voorgesteld ten einde die in overeenstemming te bren
gen met de eischen des tijds en da voordeden aan andere soort
gelijke betrekkingen verbonden.
In verband met deze verhooging der tractementen hebben wij
geene bepaling in de verordening opgenomen waardoor dé
leeraren aanspiaak op eenig aandeel in de minervalia zouden
kunnen doen gelden.
Met het oog op art. 32 der thans nog vigerende bepalingen
waarbij aan den tegenwoordigen rector voordeden zijn toege
zegd die tengevolge der nieuwe tractementsregeling zullen ver
vallen wordt voor dien ambtenaar eene bezoldiging van 2500
voorgesteld. Het komt ons evenwel wenschelijk voor om zoo
wel voor het tractement van den conrector als van de overige
leeraren een minimum en maximum vast te stellen. Er kunnen
zich omstandigheden voordoenwaardoor een tractement van
ƒ1600 aanvankelijk voor den conrector voldoende is te achten,
welk tractement naar gelang van verdienste tot het maximum
kan worden verhoogd.
Waf de overige docenten aangaathangt in dezen veel af of
deze tot eigen leeraars van het gymnasium worden aangesteld
dan dat aan ambtenaren van andere inrigtingen een of meer
leervakken aan het gymnasium worden opgedragen.
Art. 14. De vereischten tot toelating zijn gesteld in verband
met de bepaling van art. 18.
Art. 16. Deze bepaling is overeenkomstig 's raadsbesluit van
22 Augustus 1872 opgenomen en strekt om het onderwijs aan
het. gymnasium voor velen en op verschillende wijze open te
stellen.
Art. 17. Nu de eischen tot toelating op het gymnasium hoo
ger zijn gesteldwordt een vierjarige cursus voldoende geacht
om de leerlingen voor het academisch onderwijs voor te bereiden.
Art. 19. De schooluren zijn geregeld in verband met die van
andere inrigtiDgen van onderwijs alhier.
Eenvormigheid is ook in dezen aan te bevelen.
Art. 21. De groote en de kersvacantie zijn reeds bij raads
besluit dd. 22 Augustus 1872 bepaald.
Heeren curatoren hebben evenwel voorgesteld daarbij te voe
gen eene paaschvacantie, beginnende met goede vrijdag tot
maandag eene week daaraanvolgende.
Sedert lang bestaat die vacantie feitelijk van goede vrijdag
tot donderdag d. a. v. als uit den aard der feestdagen voort
vloeiende.
Met het oog hierop is het beter die vacantie bij verordening
te regelen en de lessen met de nieuwe week na paschen le
doen hervatten.
Art. 23. Volgens deze verordening zal er in 't vervolg geene
promotic meer worden gehoudenomdat die ook volgens het
oordeel van heeren curatoren geen reden van bestaan meer heeft.
Opgemaakt door burgemeester en wethouders van Leeuwar
den den 24 October 1872.
ONTWERP BESLUIT regelende de heffing van
schoolgeld voor onderwijs aan het gymnasium
te Leeuwarden.
Art. 1. Ter tegemoetkoming in de kosten van het onderwijs
op het gymnasium te Leeuwardenwordt jaarlijks voor eiken
leerling een schoolgeld geheven van ./60.
Art. 2. Het bij art. 1 bepaalde schoolgeld wordt betaald in
vier gelijke termijnen en is, bij den aanvang van elk kwartaal
tot een bedrag van ƒ15, verschuldigd door de ouders, voogden
of anderen die de leerlingen ter school zenden.
Voor de leerlingen die na den aanvang van een kwartaal op
het gymnasium worden toegelaten is het schoolgeld voor het
volle kwartaal verschuldigd, indien zij in de eerste helft en over
het halve kwartaal indien zij in de laatste helft aankomen.
Voor leerlingen die in de eerste helft van het kwartaal het
gymnasium verlaten is slechts de helft van het schoolgeld ver
schuldigd mits van dat voornemen vóór den aanvang van het
kwartaal kennis is gegeven aan den rector.
Art. 3. Voor eiken toehoorder, die, ingevolge art. 16 dei-
verordening voor het gymnasium, afzonderlijke lessen volgt, is
per jaar verschuldigd voor liet onderwijs
a. in de Latijnsche taal ƒ30;
b. in de Grieksche taal ƒ30;
c. in de Wiskunde 20;
d. in de Nederlandsche. taal en letterkunde ƒ20;
c. in de Fransche taal en letterkunde ƒ20;
in de Hoogduitsche taal cn letterkunde ƒ20
g. in de Engelsche taal en letterkunde ƒ20.
In geen geval zal voor een toehoordervoor het onderwijs in
verschillende vakken, per jaar meer dan 60 verschuldigd zijn.
Op de betaling der schoolgelden voor de toehoorders is art. 2
toepasselijk.
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1872.
153
Art. 4. In geen geval heelt geheele of gedeeltelijke teruggave
van eens betaalde schoolgelden plaats.
Art. 5. Dit besluit treedt in werking met den aanzuig van
het kwartaal na het tijdstip waarop de óp dit besluit \4reischte
koninklijke goedkeuring is verkregen.
Tegelijk met dat in werking treden vervalt het besluit, rege
lende het bedrag en de grondslagen van de minervalia of school
gelden wegens het onderwijs op het stedelijk gymnasim, vastge
steld bij raads besluit van 26 Augustus 1858.
Vastgesteld enz.
ONTWERP-VERORDENING op de invordering
der schoolgelden, geheven voor onderwijs op
het gymnasium te Leeuwarden.
Art. 1. De rector van het gymnasium zendtbinnen acht
dagen na den aanvang van elk kwartaalaan burgemeester en
wethouders eene door hem deugdelijk verklaarde naamlijst van
de ter schoolgaande leerlingen, ingerigt overeenkomstig een door
dat collegie vastgesteld model.
Tegelijk zendt hij ineene eveneens door hem deugdelijk ver
klaarde naamlijst van de toehoordersmet vermelding van de
afzonderlijke lessen door ieder hunner bij te wonen.
Indien in den loop van een vorig kwartaal leerlingen of toe
hoorders op het gymnasium zijn toegelatenwordt het deswege
verschuldigd seheolgeld tegelijk met dat over het ingetreden
kwartaal op de lijst uitgetrokken.
Op deze lijst wordt almede melding gemaakt van het te ken
nen gegeven voornemen dier leerlingen of toehoordersdie in
de eerste helft van het loopende kwartaal het gymnasium zullen
verlaten.
Art. 2. De in art. 1 bedoelde lijsten worden door burgemees
ter en wethouders vastgesteld en aan den gemeente-ontvanger
ter invordering gezonden.
Art. 3. Het schoolgeld is invorderbaarzoodra door burge
meester en wethouders openbare kennisgeving is gedaan, dat de
lijst aan den gemeente-ontvanger is toegezonden.
Art. 4. Het schoolgeld moet betaald zijn vóór het einde der
eerste, maand van het kwartaal, waarvoor het verschuldigd is.
Bij nalatigheid of weigering van betaling geschiedt de invorde
ring overeenkomstig de bepalingen der artikelen 258 tot en met
262 der gemeentewet.
Art. 5. De gemeente-ontvanger geeft vóór het einde van ieder
kwartaal aan burgemeester en wethouders berigt omtrent de in
ning der schoolgelden over dat kwartaal.
Leerlingen of toehoorders voor wie als dan het verschuldigde
schoolgeld niet is voldaan, worden niet tot de lessen ineen vol
gend kwartaal toegelaten, vóór die voldoening heeft plaats gehad.
Art. 6. Deze verordening treedt in werking tegelijk met het
op heden vastgesteld besluit tot heffing der in dezen bedoelde
schoolgelden en vervalt als dan de verordening regelende de in
vordering der minervalia of schoolgelden wegens het onderwijs
op het stedelijk gymnasiumvastgesteld bij raads besluit van
den 22 Augustus 1858.
Vastgesteld enz.
MEMORIE van toelichting behoorende bij het
besluit regelende de heffing van schoolgeld
voor onderwijs aan het Gymnasium te Leeu
warden.
Art. 1. Voor eiken leerling van het gymnasium wordt een
schoolgeld van J 60.— geheven. Er bestaat geen gegronde re
den om een verschillend schoolgeld voor leerlingen, in de rector-
school en die in de conrectorsehool te heffen.
De uitbreiding die aan het onderwijs in de levende talen zal
worden gegeven betreft zoowel de eerst aankomende als de meer
gevorderde leerlingen.
Volgens het thans vigerenil besluit worden navolgende school
gelden geheven
Kectorschool75.— per jaar.
Conrectorichool62.u
Praice/itorschool50.n
De heffing van 60.per leerling wordt ook met het oog op
schoolgeldendie wegens onderwijs aan inrigtingen van middel
baar- en gewoon- en meer uitgebreid lager onderwijs alhier ge
heven wordenbillijk geacht.
Art. 2. De bepalingen van de 2e en 3e alinea zijn billijkheids
halve in het heffingbesluit opgenomen.
Art. 3 Het schoolgeld is voor toehoorders naar evenredigheid
hooger gesteld dan voor de leerlingen der inrigtingdoch in
billijke verhouding tot het aan hen verleende voorregt om van
afzonderlijke lessen te kunnen profiteren.
De bepalingen der verordening op de invordering der boven
bedoelde schoolgelden zijn in overeenstemming gebragt met die
op de invordering van schoolgelden wegens andere in deze ge
meente bestaande inrigtingen van onderwijs.