180
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
binnen engere grenzen te beperkendan de wet daaraan heeft
toegewezen. Nimmer bovendien zal ik vergeten dat onder Leeu
wardens ingezetenen nog zeer velen gevonden wordendie het
licht der opgaande zon nog niet in die mate verblind heeftdat
zij met de massa gedaclitenloos instemmen in 't Sirenenlied van
den dag: //Voor onze 12-jarige kinderen geen heil, geen zegen,
geene redding dan in den schoot der hoogere burgerschool"
Eene menigte jongelieden, die, ten einde elders eene voldoende
opleiding te ontvangen van den ouderlijken haard moesten ver
bannen M-orden kunnen het getuigen dat ook in Frieslands hoofd
stad in eiken stand velen op de school voor hunne jeugdige zonen
en dochteren iets meer verlangen dan een bloot wetenschappe
lijk onderwijs soms alleen steunende op dictatendie onder de
onbedreven hand des leerlings tot niet te ontraadselen hiaten
misvormd ineenkrimpen. Ja hoogst gering is daar M'el ligt het
aantal van die ouders, die, zoolang nog een andere uitweg open
staathunne 12 en 13-jarige kinderen bij voorkeur naar eene
inrigting zullen zenden, waar de diepe ea grondige vakkennis,
zelfs van den bekwaamsten leeraargeen waarborg biedt tegen
mogelijke traagheidonverschilligheid onwil of wangedrag van
den kant des leerlingswaar, zoo als bovendien door sommigen
wordt beweerdalleen waarde toegekend wordt aan den schrau-
derendoor de natuur met geestesgaven rijkbedeelden scholier,
maar de vurigste ijver van den eerzuchtige te midden van den
rooten hoop der middelmatigen onder de ijskoud® onverschillig-
eid des leeraars onopgemerkt M-ordt uitgedoofd.
Zoolang nu het ligt verklaarbaar verlaugen naar, en de be
hoefte aan meer uitgebreid lager onderwijs blijven voortduren,
rust op het gemeentebestuur, ingevolge art. 16 der wet van 13
Augustus 1857 Staatsblad no. 103)de verpligting om daarin
door scholen van meer uitgebreid lager onderwijs te voorzien.
Een heenwijzen naar eene bestaande middelbare school als ex
ceptie tegen dien eisch opgeworpenzou bij de hoogere autori
teit in art. 17 aangewezen, door eene verklaring van onwaarde
M'orden beantwoord. Zoo geschiedde nog onlangs in de provin
cie Gelderland waar het collegie van gedeputeerde staten bij
besluit van 16 October 1872 no. 11, zijne goedkeuring heeft
onthouden aan een besluit van den gemeenteraad van Zalt-Bom-
melwaarbij door intrekking van subsidie aan eene bijzondere
schoolhet meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens beperkt
werd tot de beginselen der fransche taalvermits de raad ver
meende dat er door de aanwezigheid eener hoogere burgerschool
in die gemeente geene verdere behoefte aan uitgebreid lager on
derwijs bestaat, dan voor zoo verre dit onderwijs noodig is ter
verkrijging eener behoorlijke aansluiting aan de hoogere burger
school.
Het gezegde in korte woorden te zamen vattende ben ik van
gevoelen
1. dat aan het meer uitgebreid lager onderwijs door de wet
een zelfstandig bestaan zelfs naast eene bestaande inrigting van
middelbaar onderwijs is verzekerd;
2. dat in het algemeen eene bestaande middelbare school de
behoefte aan eene school van meer uitgebreid lager onderwijs
niet opheft, vermits beide inrigtingen in karakter onderling ver
schillen
3. datmet opzigte tot de bekM'aamheid der onderwijzers
aan eene school voor meer uitgebreid lager onderwijs even vol
doende waarborgen voor een degelijk meer uitgebreid lager on
derwijs bestaatals aan de hoogere burgerschool voor een de
gelijk middelbaar onderwijs;
4. dat ook te Leeuwarden de behoefte aan eene school van
meer uitgebreid lager onderwijs door de oprigting eener middel
bare meisjesschool niet zal worden opgehevenen dat om die
reden eene daarvoor bestemde school behoort te blijven bestaan,
Vergel. no. 1221 van het Weekblad voor de Bmv/erlijke Administra
tie van 7 November, en nos. 1100 en 1101 van dc Gemeente Slem van
BS October en 4 November 1872.
hetzij in den vorm eener geheel nieuwe inrigtinghetzij daar
voor de tegenwoordige fransche dag- en kostschoolterug ge-
bragt binnen de door de wet aangeMezen grenzen bestemd blijve.
Alvorens van het gebied van het lager onderwijs op dat van
het middelbaar over te gaanacht ik mij vcrpligt met ernst te
Maarschuwen tegen een ander gevaar, waarmede het lager on
derwijs in enkele scholen te Leeuwarden van den kant der com
missie van toezigt op het middelbaar onderwijsindien haar ad
vies bij den raad ingang mogt vinden, bedreigd wordt.
Op de beide laatste bladzijden van haar gedrukt rapport geeft
zij den raad om aan de burgerschool voor meisjes door eene voor
het Franseh geëxamineerde ondenvijzeres de 10 en 11-jarige leer
lingen onderwijs te doen geven in de beginselen der fransche
taal, M'elke op dien leeftijd, al spelend en zonder veel inspan
ning zoo zij meent, kunnen worden aangeleerd. Voorts wil zij
de avondlessen in de beginselen der fransche taal aan de school
van lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens voors
hands in stand houden. Zelfs geeft zij het denkbeeld aan de
hand om ook aan de tusschenschool le klasse een hulponderwij
zer voor de fransche taal duurzaam te verbinden.
Van dien kant zoodanigen raad te hoorenmag in de daad
eene verrassing genoemd M'orden. Het brengt mij in de verzoe
king om te denken dat het scherpe oordeelover het meer uit
gebreid lager onderwijs en zijne onderwijzers uitgesproken niet
ernstig gemeend was. Hoe anders is het verklaarbaar dat de
zelfde commissie, die op bladzijde 13 poogt aan te toonen dat
de levende talen //geheel als maatregel van overgang, om te
strekken tot tijdelijke voorziening in eene ontstaande leemte door
den wetgever bij het lager onderwijs zijn getrokken"die op
bladz. 14 voor de middelbare school het uitsluitend regt op het
onderwijs in de levende talen vindiceertdie op hetzelfde blad
den strijd voor het behoud van het meer uitgebreid lager onder
wijs veroordeelt als //eene af te keuren reactie tegen de wet op
het middelbaar onderwijs"; die op bladz. 15 volhoudt dat „het
meer uitgebreid lager onderwijs zijn tijd gehad heeft overal waar
de middelbare school tot stand kwam"die weinige regelen ver
der, den geadmitteerden tot het meer uitgebreid lager onderwijs
het brandmerk van onkunde en onbekwaamheid op het voorhoofd
tracht te drukken die op blz. 16 ernstig afkeurt „dat in de
zelfde gemeente dezelfde vakken worden geleerd in tweeërlei
soort van scholen in eene lagere en in eene middelbare", die
onmiddellijk daarna beweert „duidelijk te hebben gemaakt dat
het middelbaar onderwijs zich regtstreeks aan het lagere moet
aansluiten dat geen afzonderlijke tusschenschakel zich daartus-
8chen moet bevinden"; die eindelijk op blz. 11 het meer uitge
breid lager onderwijs gelijk stelt met een gebrekkig surrogaat
van het middelbare en den daaraan besteden lijd „M'eggeworpen"
heet „aan middelbaar onderwijs in hoogst gebrekkige vormen
dat M-einig gebaat heeftdat van nieuws kan worden overge
daan" enz. enz. Hoe andersvraag ikis het te verklaren dat
diezelfde commissieaan het slot van haar pleidooi tegen het
meer uitgebreid lager onderwijs gekomen eensklaps van mec-
ning veranderd schijnt en op meer dan ééne lagere school te
Leeuwardenzelfs na de geboorte der geM'enschte middelbare
meisjesschoolde beginselen der fransche taaleen leervak in
haar oog van het middelbaar onderwijsverlangt onderwezen te
hebben door wie door leeraren of leeraressenmet acten van
bevoegdheid tot het geven van middelbaar onderwijs? O neen!
door onderwijzers en onderwijzeressen, aan wier diploma, wei
nige oogenblikken te voren eene waarde werd toegekendwei-
nig hooger dan die van scheurpapier
Die inconsequentie wordt niet gedekt door de uitzondering
die zeer behendig op blz. 16 voor de beginselen der fransche
taal werd bedongen. Immers indien bet M'aar is wat de com
missie beweertdat de beginselen der levende talen sedert de
invoering der wet op liet middelbaar onderwijs, èn krachtens
Velgel. het rapport der commissie blz. 14.
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad le Leeuwarden, 1872.
181
de bepaling van art. 16 der wet op het lager onderwijs ón krach
tens de duidelijke bedoeling des wetgevers tot de leervakken
van het middelbaar onderwijs behooren overal waar eene inrig
ting van middelbaar ondenvijs tot stand kwam M'aaraau ont
leent dan de commissie de bevoegdheid om in strijd met het
voorschrift der wet en met terzijdestelling van des M-etgevers
verklaarden wildaarvan een deel uit te zonderen en het onder
wijs in de beginselen der fransche taal over te brengen van de
middelbare naar de lagere schoolten prooi aan do onkunde
van in haar oog niets waardige ondenvijzers Wat nu zal ge
schieden indien de gemeenteraad van Leeuwarden aan dien
voortredelijken raad gehoor mogt geven? Niets meer, maar
ook niets minder dan ditdat het aantal brekebeeuen, hetwelk,
ten halve voorbereid van de lagere tot de middelbare school
overgaatgaandeweg aanzienlijk grooter zal wordenomdat
men niet heeft willen inzien dat de korte tijd van 6 tot 12 jaren,
reeds nu ter nauwernood toereikend voor het erlangen van eene
meer dan oppervlakkige kennis van de leervakken van het gc-
M'oon lager onderwijszóó beperkt is dat daaraanniet zonder
schade voor de verstandelijke ontwikkeling des kindsettelijke
uren per week kunnen worden ontnomen met het onpraktische
doel om de beginselen eener vreemde taa' te onderwijzen aan
kinderen die naauw de allereenvoudigste geheimen hunner moe
dertaal hebben leeren verstaan.
De daarvoor noodzakelijke uitgaven kunnen naar het mij toe
schijnt, elders beter besteed worden.
Wil men onze lagere scholen stelselmatig in den grond boren
wil men het gewoon lager onderwijs tot een nog lager peil van
degelijkheid doen afdalenmen volge liet door de voorstanders
outrance van het middelbaar onderwijs aangewezen spoor. Hun
ten gevalle besnoeijefatsoenerevermeerdere of vermindere
men het gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs naar wil
lekeur.
Men hale de onaanzienlijke schoolgebouM-en voor meer uitge
breid lager onderwijs omver, en doe paleizen voor middelbaar
onderwijs in hunne plaats verrijzen. Men verwijdere den een-
voudigenpraktisch gevormden ondenvijzer der lagere school uit
zijn karig bezoldigden werkkring met 36 uren wekelijkschen
arbeiden stelle met dubbel loon voor luttelen arbeid tal van
vakgeleerden voor de schoolbanken op. Men ontsla 12-jarige
knapen en meisjes uit de onmisbare banden van orde en
tucht. Ter wille van den kostbaren tijd waarop naar het schijnt
alleen de wetenschap aanspraak mag makenonthoude men hun
iedere opwekking tot christelijke en maatschappelijke deugd, en na
weinige jaren zal het middelbaar onderwijs te Leemvardendat
alleen aan een degelijk voorbereidend lager onderwijs levensvat
baarheid had kunnen ontleenen in stede van een zegen te wor
den voor de burgerijeen vloekwaardige misgeboorte blijken
te zijn.
Gelijk uit mijne voorafgaande beschouM'ingen blijkt, ben ik
van meening dat ook de vrouwelijke leerlingalvorens van het
middelbaar onderwijs gebruik te maken het lager in zijn meest
uitgebreiden omvang te boven moet zijn. Met de raadscommis
sie edoch niet om "de door haar opgegeven reden neem ik aan
dat dit in den regel op 14 of 15 jarigen leeftijd geacht kan wor
den het geval te zijn en dat het meisje op eene school voor meer
uitgebreid lager onderwijsingerigt naar de behoefte des tijds
en de eischen der wet, nevens eene grondige kennis van de be
ginselen harer moedertaalvan aardrijkskundevan geschiede
nis van wis- en natuurkundeook in de beginselen der fran
scheder hoogduitsche en der engelsche taal zoo ervaren kan
M'orden dat zij zonder taalfouten gemakkelijk in ieder dier ta
len zich uitdrukken en ook anderen verstaan kan.
Nu vange op de middelbare school het verder voortgezet on
derwijs in genoemde leervakken in letterkunde en in eenige
andere onderdeelen van de leerstof der middelbare school aan.
Bij de bepaling der leerstof houde men echter de bestemming
der vrouw in het oog. Bovenal wachte men zich daarbij den
maatstaf van kennisvoor den man vereischttoe te passen.
Men ontwijkt daardoor een gevaarlijke klipelders bij de op
rigting van middelbare meisjesscholen niet vermeden en naar
het schijnt ook door de raadscommissie en de commissie van toe
zigt niet opgemerktwaartegen althans geen hunner gewaar
schuwd heeft.
Wanneer men toch de door die commissiën ontM'orpen les
roosters en die der elders bestaande middelbare meisjesscholen
inziet, dan springt dc groote overeenkomst van deze met die
der hoogere burgerscholen voor jongens in het oog dan schijnt
daar alleen het leervak vrouwelijke handwerken aan te duiden dat
het hier dc opvoeding der vrouw geldt. Overigens is er niets,
datzelfs in de vertedoet vermoeden dat men met de behoef
ten en de bestemming der vrouw te rade is gegaan.
Men bekomt onwillekeurig den indrukalsof in Nederland de
wetenschappelijke vorming der vrouw enkel gewaardeerd en ge
vorderd M'ordt om de ongehuwde tegen broodsgebrek de gehuwde
tegen geringschatting en miskenning van de zijde des mans te vrijwa
ren. 't. Is alsof ieder, zelfs de vurigste ijveraar bij de regeling van
het onderwijs voor de vrouw, de vrouw zelve en den haar door de
natuur aangewezen werkkring buiten berekening laat, niet vermoe
dende dat zelfs de degelijkste kennis van vreemde talen, van geschie
denis, van natuur-wis- en scheikunde niet bekwaam maakt voor de
taakdie voor verre weg de meeste vrouwen is weggelegddie
van huisvrouw en huismoeder, geroepen om binnen den engen
kring van het huiselijk leven de liefderijke verzorgster van man
en kroostde opvoedster ook te zijn van een volgend geslacht.
Wat nu M-ordt er aan de Nederlandsche middelbare meisjes
school voor de vrouw de hoogste en laatste gelegenheid om on-
derrigt te ontvangen geleerd om haar voor die taak bekwaam
te maken Terwijl in Zwitserland en bij onze duitsche nabu
ren eene in Duitschland langer dan eene eeuw beoefende weten
schap „die Haushaltungskunstsinds lang de erkende grond
slag is van de M'etenschappelijke opleiding der vrouwschijnt
in "Nederland zelfs de naam van dat leervakveelmin de aard
en de nuttige strekking er van niet dan bij uitzondering be
kend te wezen. Aan die onbekendheid en aan de omstandig
heid dat het middelbaar onderwijs voor meisjes bij ons nog in
het tijdperk van wording verkeert, is het waarschijnlijk te wijten
dat de vraag„hoe behoort dat ondenvijs te M'orden ingerigt
en M'elke behooren zijne bestanddeelen te zijn hier te lande
blijkbaar nog tot de onopgeloste problemen behoort. Dagelijks
immershoort men nog twisten over de vraag of bij het mid
delbaar onderwijs voor meisjes aesthetische rigting al- of niet
op den voorgrond moet staan. Volgens den een moet het on
derwijs in talen en letterkunde hoofdzaak zijn volgens anderen
verdienen wis- en natuurkunde verre den voorrang. Gelijke twij
fel en onzekerheid heersehen bij de keuze der leerstof en de ver
deeling van den tijddie aan ieder harer onderdeelen mag be
steed worden.
Dientengevolgeen wijl men zich nog niet voldoende reken
schap schijnt te geven van het doel en de strekking van het
middelbaar onderwijs voor meisjesbevatten de meeste pro
gramma's der daartoe bestemde inrigtingen niets anders dan eene
aanwijzing van vele op zich zelve zeer wetensM'aardige zaken
edoch door geenerlei onderling verband tot een juist afgebakend
en M'elberekend doel aaneengesnoerd.
Terzelfder tijd ziet men leervakken waarvan de kennuis voor
de naar M-etenschappelijke vorming strevende vrouw onmisbaar
is als nutteloos ter zijde geschoven. Zoo zijn b. v. warenkennis
en technologie in het programma van de middelbare meisjes
school te Botterdam onbekende grootheden. Ook de raadscom
missie en de commissie van toezigt op het middelbaar onder-
wijs te LeeuM'arden hebben in hunne rapporten duidelijk ver
klaard dat die leervakken op de meisjesschool niet behoeven
onderwezen te worden.
Ik voor mij kan mij met zoodanige mijns inziens te theoreti
sche regeling niet vereenigen.