SSijlage no. 34.
1
182
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
Wat toch baat de zoogenaamd wetenschappelijk gevormde
vrouw hare letterkundige geleerdheid, hare bedrevenheid zelfs
in bolvormige driehoeksmeting en analytische en beschrijvende
jj meetkunde, hare kennis van de Nederlandsche staatsinrigting
z- hare bekendheid met de leer der staathuishoudkunde indien zij
ondanks al die geleerdheid niet walgende van eenvoudige, al'e-
daagsche huishoudelijke bemoeijingenals huismoeder tot de
ontdekking komt. harer onwetenheid ten aanzien der eerste be-
0. ginselen der huishoudkundeindien ze zelfs bij name de weten-
k schap niet kent.dieonder den naam van warenkennisbe-
kend maakt met de benamingenden oorsprongde eigenschap-
e pende onderscheidene soorten en vormen van des menschen
jj dagelijksche en onmisbaarste levensbehoeftende wetenschap
0" ook die de kenmerken aanwijst van het oorspronkelijke en het
n_ vervalschtevan goederen van slechte waar, van bruikbare en
a onbruikbare die het voedend gehalte en de bestanddeelen leert
kennen van onze dagelijksche spijzen en dranken.
Welke vrouw voortsaanspraak makende op den naam van
Z( wetenschappelijk gevormden als huismoeder geroepen om te
waken voor de ligchamelijke opvoeding en verpleging harer kin-
deren, mag onbekend zijn met de voorschriften dergezondheids-
w leerin betrekking tot de algemeene voorwaardeu van gezond-
j beid, tot den invloed van luchtwatervoedsellicht en warmte
ni de werktuigen en werkingen die binnen het menschelijk ligcliaam
tot zijne voeding dienen de eischen eener goede woningen
de voordeelige of schadelijke uitwerkselen op het menschelijk
ligcliaam van klimaatbodem weersgesteldheidkleedingwo-
i ningligchaamsoefeningen bezighedenreiniging van het ligchaam
enz. enz.
Waarom ook de opvoedkunde nog langer voor de vrouw ach-
ter een digten sluijer verborgen gehouden als een mysterie, al-
g leen voor onderwijzers van professie toegankelijk? De volksont-
Cl wikkeling in Nederland eischt dringend dat ook de Ne ierland-
sche vrouw de opvoedster van het toekomend geslachtin dit
w heiligdom der paedagogen worde ingewijd.
De middelbare meisjesschool onthoude daarom bij al de ken-
nis en ontwikkelingwaardoor zij de waarde der vrouw wil
0I vtrhoogen, haar het geheim niet van de kunst om de sluime-
rende geest en ligchaamskrachten harer jeugdige spruiten te ont-
g( wikkelen en te oefenenen door woord en daaddoor voor-
w beeld en leering in het nog onbedorven gemoed van den aan-
staanden burger reeds vroeg neiging en liefde te kweeken voor
het waarachtig edele schoone en goede.
Het gezegde moge voldoende zijn om aan te toonen dat men
geen vrede' mag hebben met de inrigting eener middelbare meis-
g jesschoolgeschoeid op den zuiver wctenschappelijken geest van
elders bestaande soortgelijke inrigtingen. Meerdere kennishoo-
gere ontwikkeling dan tot hiertoe voor haar verkrijgbaar waren
zijn de vrouw behoefte geworden.
Daarin te voorzien is pligt. Pligt is het meisjes, aan wie for
tuin of natuur hare gunsten onthieldmet milde hand de gele-
n genheid te openen om zelve /,in den strijd des levens zich door
arbeid en bekwaamheid een eerlijk bestaan te verwervenmaar
in niet mindere mate is het pligt om dat grootere deel van vrou-
n wenwier bestemming ligt binnen den engen kring van het
fe( huiselijk levendoor praktiseh-wetenschappelijke vorming be
kwaam te maken voor de gevvigtige taak van verzorgster, ver-
*V pleegster en opvoedster.
Geen valsche schaamte weerhoude ons bij onze duitsche na-
buren ter school te gaan en van daar in onze middelbare meis-
jesscholen als grondslag van eene praktische wetenschappelijke
opleiding der vrouw de huishoudkunde over te brengen cene
P wetenschapwaarvan de kennis voor de toekomstige huisvrouw
niet minder noodzakelijk is, dan die der staathuishoudkunde voor
den toekomstigen staatsman.
Leert de staathuishoudkunde, hoe de rijkdom in de maat
schappij ontstaat en te niet gaatde huishoudkunde leert hoe
in het huisgezin welvaart bevorderd armoede geweerd worden
t>
kan. Zij maakt de vrouw bekend met de taak die haar als
iid der zamenleving binnen de echtelijke woning is aangewe
zen zij leert haar bij de vervulling barer huiselijke pligten in
toepassing te brengen wat door ervaring of wetenschap elders
als nuttig en goed is aangewezen zij verklaart het nut en do
strekking van vele dagelijks voorkomende huiselijke werkzaam
heden het heilzame of schadelijke van algemeen heerschende
gewoonten of aangenomen gebruiken zij stelt in staat om met
juistheid de behoeften van het gezin te overzien en te bereke
nen en daarin op de best mogelijke wijze te voorzien zij toont
de hoogere waarde aan van orde en spaarzaamheid en waar
schuwt tegen onvruchtbaar verbruiken eindelijk stelt zij de
huisvrouw in staat om in alle huiselijke omstandigheden zelf te
oordeelen te besluiten en doeltreffend te handelen.
Aan het onderwijs in de huishoudkunde sluite zich dat in wa
renkennisin opvoedkunde, in gezondheidsleer, in natuur en
scheikundein botanie en zoölogie aan. Daarvan wordezoo
niet uitsluitend, dan toch in de eerste plaats dat gedeelte ge
leerd hetwelk in het dagelijksch huiselijk leven Dij het voe
den verzorgen en opvoeden van kinderenbij het verplegen
van zieken en bij het gebruik van dagelijksche levensbehoeften
toepassing kan vinden.
Op die wijzeniet door eene beoefening dier wetenschappen
in zuivere wetenschappelijke rigting (waartoe een tiental leerja
ren nog ontoereikend zou zijn), zal, terwijl het onderwijs in ta
len geschiedenis letterkunde handwerken zang schoonschrij
ven en handteekenen de aesthetische vorming voltooit, en dat
in aardrijkskunde, staathuishoudkunde, Nederlandsche staatsin
rigting en boekhouden het ontbrekende aanvult, aan het meisje
naar mijne bescheiden meening eene wetenschappelijke opleiding
in verband tot hare latere bestemming worden verzekerden
zal ook voor haar het middelbaar onderwijs eene algemeene ken
nis en beschaving aanbrengende voorbereiding zijn voor de taak
welke der vrouw als lid der maatschappij is aangewezen.
Tot de grondige beoefening der aangewezen leerstof zalver
mits eene wezenlijk goede inrigting van meer uitgebreid lager
onderwijs de beide eerste leerjaren van den door de commissie
van toezigt voorgestelden 5-jarigen cursus overbodig maakt eene
middelbare school met driejarigen cursus voldoende gelegenheid
aanbieden.
Bij de aanstelling van onderwijzend personeel zou werd in
den door mij aangegeven zin besloten op het onderwijs in de
huishoudkunde en de daarop toegepaste leervakkenopvoed
kunde gezondheidsleer en warenkennis gelet moeten worden.
Daar de huishoudkunde hier te lande nog geene beoefenaars
schijnt gevonden te hebbenzou de aanstelling van eene duit
sche of zwitsersche leerares in dit leervak waarschijnlijk onver
mijdelijk worden bevonden.
Wat overigens het dirigerend en onderwijzend personeel be
treft verklaar ik gaarne volledig in te stemmen met het daarom
trent door de raadscommissie en ook door de commissie ran
toezigt op het middelbaar ouderwijs ontwikkelde gevoelen.
Ik meen hiermede aan des raads verlangen te hebben voldaan
en mijne taak als geëindigd te mogen beschouwen.
Hartelijk zal ik mij verheugen wanneer het mogt blijken dat
mijne beschouwingenin vereeniging met de overige te dezer
zake uitgebragte adviezeniets hebben bijgedragen tot de be
vordering van een zóó groot maatschappelijk belang als het on
derwijs en de opvoeding der vrouw.
De Schoolopziener van het eerste schooldistrict in Friesland
J. M. A. van PANHUIJS.
v ,_L—
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
VOORSTEL van de verordening-commissie tot
vaststelling eener verordening op het aanleg
gen, onderhoudon en gebruiken der ijsbanen
in de gemeente Leeuwarden.
De commissie uit den raad der gemeente Leeuwarden belast
met het ontwerpen van verordeningen tegen wier overtreding
straf is bedreigdheeft de eer dien raad de nevensgaande ont-
werp-verordening op het aanleggenonderhouden en gebruiken
der ijsbanen in die gemeenteter vaststelling aan te bieden.
Wel ontving zij van den raad geene bepaalde opdragt tot het
maken van zoodanig ontwerpdoch zij heeft gemeend in de be
spreking van dit punt in twee sectiën en in de raadsvergadering
van 9 November jl. bij gelegenheid van het onderzoek der ont-
werp-gemeente-begrooting voor 1873 en in de verhooging van de
daarop voorkomende post voor den aanleg en het onderhoud
van ijsbanen met ƒ100 waartoe de raad in genoemde vergade
ring beslooteen wenk te moeten zienwaaraan zijbij het
naderen van den tijd waarin zoodanige verordening welligt van
nut zou kunnen zijn zich gehaast heeft te voldoen.
Naar het oordeel der commissie vereischen noch de verorde
ning in liet algemeen noch de bepalingen der afzonderlijke arti
kelen bijzondere toelichtingde veiligheid en de bruikbaarheid
der openbare ijsbanen is het doel hetwelk daardoor moet wor
den bevorderd.
Alleen artikel 6 geeft tot nadere toelichting aanleiding, om
dat het in verband staat met eene zeer verspreide dwalingdat
nl. op die ingezetenen dezer gemeentewier woningen aan eene
gracht staande verpligting zou rusten van 's winters eene bijt
voor hunne woning in het ijs te laten maken en houden. In-
tusschen is de groote menigte bijtenvoor een goed deel zeker
het gevolg van die dwalingvoor de veiligheid der ijsbanen
zeer bedenkelijk en voor haie bruikbaarheid hinderlijk. Voor
de brandweerde commissie heeft hiervan de verzekering ont
vangen is een zoo groot getal bijten als men gewoonlijk in de
grachten aantreft, bepaald overbodig. De voorgedragen bepaling
is alzoo in het overwegend belang van de veiligheid en bruik
baarheid der openbare ijsbanen in deze gemeente. Omtrent hare
uitvoering heeft de commissie van burgemeester en wethouders
de mededeeling ontvangen dat er ten behoeve der brandweer
gewoonlijk 84 bijten worden opengehouden en dat dat collegie
zich voorsteltdat getal tot op 300 uit te breidenwelke voor
zooverre geene vergunning door particulieren wordt gevraagd
van wege de gemeente zullen worden gemaakt en onderhouden.
De Commissie voornoemd
E. ATTEMA. J. B1ERUMA OOSTING.
E. JONG8MA. A. DUPARC.
J. L. van SLOTERDIJCK. J. .T. BRUINSMA.
183
ONTWERP-VERORDENING op het aanleggen
onderhouden en gebruiken der ijsbanen in de
gemeente Leeuwarden.
Art. l.
De zorg voor de veiligheid en bruikbaarheid der openbare
ijsbanen in deze gemeente, is opgedragen aan burgemeester en
wethouders.
Art. 2.
Een vereiseht getal baanvegers wordt met het onderhoud belast.
Zij worden door den burgemeester benoemd en ontslagen en
van een door dezen te bepalen onderscheidingsteeken voorzien.
Zonder daartoe te zijn benoemd is het aan niemand geoor
loofd op eene der openbare ijsbanen in deze gemeente de
betrekking van baanveger uit te oefenen.
Art. 3.
De baanvegers zijn vcrpligt
a. de banen voor schaatsenrijders aan te leggen en te onder
houden op eene breedte van minstens drie meter
b. de banen des morgens 9 uur schoon te hebben en zoo noo-
dig voor de tweede maal des namiddags 3 uur
c. bij wakken of op plaatsen waar zulks noodzakelijk isba
kens te zetten en te onderhouden en verder zoodanige maatre
gelen te nemen als kunnen strekken ter voorkoming van on
gelukken
d. zoodra het ijs daarvoor geschikt isop last van den burge
meester eene tweede baanter breedte van minstens drie me
ter aan te leggen voor sleden en paarden en daarbij de palen
en borden te plaatsen, die hun daartoe zullen worden uitgereikt.
Art. 4.
Het is verboden met paarden te rijden op de banen voor
schaatsenrijders bestemdtenzij bij volstrekte noodzakelijkheid.
Art. 5.
Het is verboden de bakensplankenpalen of andere voor
werpen die zich bij of op de banen bevindente beschadigen
te verplaatsen of weg te nemen.
Art. 6.
Het is verbodenzonder schriftelijke vergunning van den bur
gemeester in de openbare vaarwatersbijten of openingen waar
ook in het ijs te maken.
Art. 7.
De overtredingen van deze verordening worden gestraft met
eene geldboete van één tol vijf gulden.
Art. 8.
Onverminderd de bepaling van art. 11 van het wetboek van
strafvorderingis het constateren van overtredingen dezer ver-
ordening opgedragen aan den inspecteur en de dienaren van
politie.
Bijvoegsel beitoorende bij de Lf.euw ah der Courant.
30