Bijlage no. 9.
26
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1873.
wijs, gedurende een paar jaar, waardoor de opleiding van het
meisje kan worden voltooid. Stellig is dit te verkiezen boven
het door de commissie van toezicht aangegeven denkbeeld om
de jonge dochters na een vijfjarigen cursus van middelbaar on
derwijs nog een paar jaar naar eene kostschool te zenden.
Terwijl nu de commissie van toezicht vreest, dat het meisje op
15-jarigen leeftijd de school verlaten en van een 3-jarigcn
cursus van m. o. geen genot hebben zal is ooken misschien
met evenveel grond, de vrees uitgesproken, dat in het stelsel
der commissie van toezicht vele dochters van minder gegoede
ouders op twaalfjarigen leeftijd de school zullen verlaten.
Deze zullen dan ofschoon ook voor haar wat meer dan ge
woon lager onderwijs hoogst wenschelijk zou zijndaarvan ver
stoken blijven. Men zie hierover het Weekblad voor lagermid
delbaar en gymnasiaal onderwijs, 1872, no. 13. Een maatregel,
als de commissie van toezicht bedoelt, zou, volgens den schrijver
in dat blad een uitstekend middel zijn om het schoolbezoek te
verkorten en het onderwijs te onthouden aan een leeftijd die
daaraan bij uitstek behoefte heeft.
Hoe het ook zij de meerderheid uwer commissie is van oor
deel dat men de gelegenheid om onderwijs te ontvangen zoo
ruim mogelijk moet openstellen en in geen geval de keusdie
bij eene behoorlijke organisatie moet openstaanmag beperken.
Uwe commissie koestert dan ook geen te ongunstige ver
wachtingen omtrent het bezoekdat aan de eventueel in
't leven te roepen inrichtingen van m. u. 1. en m. v. ten deel zal
vallen.
Zij is te zeer doordrongen van het besef, dat de burgerij de
zer gemeente een goed onderwijs ook voor hare dochters ver
langt dan dat zij zou twijfelen aan den bloei der scholendie
met dat doel tot stand zulien worden gebracht, 't Kan wezen
dat in het eerste of in de eerste jaren de toevloed zoo groot niet
zal zijn. Wij hebben 't meer gezien bij overgangsmaatregelen
dat alle begin moeielijk is. Daarom ook stelde uwe commissie
een aanvankelijk cijfer van 60 leerlingen voor de middelbare
meisjesschool. De commissie van toezicht vindt dat cijfer onbe
grijpelijk laag. Bijna zou men zeggen is zij van oordeeldat
zulk een getal de uitgaven, voor eene dergelijke inrichting be-
noodigdniet rechtvaardigt.
Wij herinnerendat dit cijfermet het oog op den eersten
tijd van het bestaan dier nieuwe inrichting, door ons was ge
raamd, om geen overdreven verwachtingen op te wekken. Eene
vermeerdering van dat cijferwanneer men algemeen met de
goede werking van zulk eene school bekend zal zijn geworden
komt ons niet onwaarschijnlijk voor. Toch mogen wij de com
missie van toezicht de vraag voorleggen, of zij in gemoede meent,
dat het bezoek der middelbare school voor meisjes dat van de
hoogere burgerschool voor jongens wel ooit in zoo aanzienlijke
mate zal overtreffen. Indien de rijks hoogere burgerschool al
hier, waaraan geen kosten gespaard zijn, en die, naar ons
voorkomt, op uitnemende wijze is ingericht, een 70 a 80 tal
leerlingen teltzal dan misschien de middelbare school voor
meisjes in het stelsel der commissie van toezicht terstond het
dubbel bedrag leerlingen aanwijzen Zal dat bedrag in elk geval
zulk een belangrijk verschil opleveren haet het tegenwoordig be
zoek van de school van mejufvrouw Plaat, indien men de meis
jes van 10 tot 12 jaar, die men daar aantreft en waarvoor de
commissie van toezicht ook hare middelbare school niet open
stelt, buiten berekening laat?
Wij kunnen dier commissie dan ook geenszins toegeven dat
volgens ons oorspronkelijk voorstel voor het onderwijs van die
60 meisjes een ongelukkige greep zou zijn gedaan. Al kunnen
twee leden der toenmalige meerderheid zich thans bij een 5-jari-
gen cursus aansluiten om de gelegenheid zoo ruim mogelijk
open te stellende meeningdat in geen gevalna een cursus
van m. u. 1. o. als voorbereidingsonderwijs voor de middelbare
school een driejarige cursus van m. o. eenig nut zou kunnen
stichtenwil er ook nu bij ben nog niet in.
In 't algemeen kan de meerderheid hare bevreemding niet
onderdrukkendat de commissie van toezicht het oorspronkelijk
rapport der raadscommissie zoo hevig heeft aangevallen ofschoon
deze het m. o. met ernst en overtuiging aangeprezen en als hoogst
wenschelijk ook voor meisjes voorgesteld had, en dat men tegen
haar voorstel is te velde getrokken, als gold het verklaarde tegen
standers van een voortreffelijk m. onderwijsalleen omdat zij
dat onderwijs overeenkomstig de behoeften van het meisje
wenschte te zien ingericht.
Dit laatste worde welke regeling dan ook uwe vergadering
als de beste moge aannemen nooit uit het oog verloren. De
behoeften van het meisjede bestemming der vrouw moeten
steeds den vorm zoowel als het wezen vau het onderwijsdat
men voor haar wenscht in net leven te roepen bepalen.
Wij zullen dit punt, dat ons weer te veel op het gebied der
abstracte theorie zou terugvoeren thans niet verder ontwikke
len. Wij willen er bij het onderzoek van de practische zijde
der kwestie nog alleen 'op wijzen, dat evenzeer in andere plaat
sen waar men ook voor 't m. o. met liefde bezield isde
m. u. 1. school in stand gehoudeuja zelfs op nieuw geregeld
wordt.
Indien nu in deze gemeente naast of, zooals een lid wen-
schelijker acht, ten vervolge op de school voor m. u. 1. o. eene
middelbare school voor meisjes wordt opgerichtdan zullenylaar-
door zijdelings zelfs andere gemeenten in deze provincie wor
den gebaat. In die gemeenten vooral de kleinere steden
waar dit ook volgens de commissie van toezicht mag geschie
den zal het meisje, behalve gewoon lager, een meer uitgebreid
lager onderwijs kunnen ontvangen datbinnen de perken van
het elementaire, de voorbereiding is voor het middelbaar
onderwijsdat haar in deze gemeente wordt aangeboden. Op
15-jarigen leeftijd vroeger stellig niet zullen vele jonge
dochtersdie anders eene kostschool zouden gaan bezoeken
door hare ouders in de gelegenheid worden gesteld van dien
cursus voor m. o. alhier gebruik te maken. Menig huisgezin zal
genegen zijn, aan die meisjes gedurende deu daarvoor benoodig-
den tijd kost en inwoning te verschaffen. Wij stellen ons voor,
dat op die wijze de middelbare school voor meisjes te Leeuwar
den veelzijdig nut kan stichten.
Uwe vergadering zal hebben opgemerktdat wij in dit nader
rapport nopens het aanvangsjaar en evenzeer nopens den duur
der middelbare meisjesschool geen uitvoerige beschouwingen
hebben gegeven. Bij het verschil van opvattingdat in den
boezem uwer commissie bestond laat zich dit gereedelijk ver
klaren.
Een en ander staat tevens i* verband met het programma der
lessen. Vooral in dit opzicht bevatten de onderscheidene advie
zen belangrijke wenken waarvoor wij dc betrokken autoriteiten
nogmaals onzen dank betuigen.
liet programma, door de raadscommissie voorgedragen, wa9
niets meer dan een schemaontworpen met de bedoeling
om te doen zien, dat eene organisatie, die achtereenvolgens ge
woon lager, m. u. 1. en m. o. in zich opnamzeer wel ten uit
voer kon worden gebracht. Het zou echter, gewijzigd overeen
komstig die adviezen hier en daar zeker eenige verbetering
kunnen ondergaan.
Wij wenschen evenwel ten opzichte van dit punt als ook ten
aanzien van de finantieele beschouwingen voor het oogenblik niet
in eene nadere ontwikkeling te treden. Het komt ons voor,
dat het hoog tijd wordtdat uwe vergadering omtrent het be
ginsel van m. o. voor meisjes eene beslissing neme en daarbij
tevens uitspraak doe omtrent dc aansluiting van het lager onder
wijs met inbegrip of uitsluiting van het m. u. 1. o.
Kan uwe vergadering zich met de denkbeelden van de meer
derheid uwer commissie niet vereenigen dan ontstaat de vraag,
of zij zich in beginsel aansluit bij de zienswijzedie door een
lid uwer commissie werd voorgestaan en ten doel had het m. o.
voor meisjes te laten rusten, maar daarentegen het lager onder-
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1873.
27
wijs in deze gemeente nader en grondig te reorganiseeren. De
meerderheid merkt tegenover deze laatste zienswijze alleen nog
oplo. dat het lager onderwijs voor eenigen tijd een punt van
onderzoek bij burgemeester en wethouders dezer gemeente en
eene speciale raadscommissie heeft uitgemaakt, en 2o. dat men
in elk geval eene voorziening zal dienen te Demen ten opzichte
van het verder voortgezet onderwijsdat aan de school voor
meisjes alhier worJt gegeven en dat zonder tegenspraak met de
wet niet in overeenstemming is te achten.
Genaderd tot het formuleeren eener conclusie, werd in den
boezem uwer commissie de vraag overwogen of de ledendie
eene min of meer afwijkende zienswijze waren toegedaan met
behoud daarvan zich niet zouden kunnen aansluiten bij het voor
stel van de betrekkelijke meerderheid die 't m. u. 1. o. en het
m. o. gedeeltelijk althans nasst elkander wenschten in te voeren.
Algemeen beschouwde men dit als een conciliatoir voorsteldat
in staat zou zijn de verschillende stelsels nader tot elkander te
brengen.
Het liddat den vijfjarigen cursus met opheffing van het m. u.
1. o. voorstoudmeende hiertoe te kunnen overgaan.
Zoo ook verklaarde het liddat voorshands de kwestie van
het m. o. voor meisjes wilde laten rustendat deze regeliog
hem voorkwam de beste te zijn indien hij zijne afwachtende
houding zou kunnen en mogen prijs geven.
Alleen het lid, dat den driejarigen cursus wenschte, had be
zwaar zich bij liet conciliatoir voorstel aan te sluitenomdat
hem, ook afgescheiden van het wettelijk bezwaar, eene dubbele
regeling van het meisjes-onderwijs voor den 12- a 15-jarigen
leeftijd ondoelmatig voorkwam.
Op grond van het voorafgaande heeft mitsdien uwe commissie
de eerbij meerderheid van stemmen u ten opzichte van het
onderwijs voor meisjes alhier, voor te 6tellen
A. Te besluiten tot het oprichten van twee scholen ééne voor
gewoon en m. u. 1. o. en ééne voor m. o. met 5-jarigen cursus.
B. Bij het in werking treden der scholen, sub A genoemd, op
te heffen de burgerschool voor meisjes en de fransche dag- eu
kostschool voor jonge jufvrouwen alhier.
C. Burgemeester eu wethouders uit te noodigen, tot uitvoering
dezer besluiten de noodige voorstellen den raad aan te bieden
en tevens de hooge regcering te verzoeken eene jaarlijksche
subsidie tc verleenen wegens de stichting der middelbare school
voor meisjes, sub A bedoeld.
Aldus gerapporteerd ter raadsvergadering van den 12 Juni 1873.
E. JONG8MA.
A. DUPARC.
II. W1ER8MA.
E. ATTEMA.
I. F. van HUMALDA van EIJSINGA, rapporteur.
Leeuwarden 8 Maart 1873.
Aan
den Raad der Gemeente
Leeuwarden.
Kaar aanleiding van de klagten over het middelbaar onderwijs
in liet algemeen en over dat te Leeuwarden in het bijzonder,
voorkomende in eene missive van den schoolopziener in het
eerste district van Friesland aan heeren burgemeester en wet
houders dezer gemeente nopens de oprigting eener middelbare
meisjesschool, d.d. 9 December 1872, no. 62, en met het oog
op een aan uwen raad gerigt schrijven van heeren directeur en
leeraren der hoogere burgerschool alhier, van den 8 Januarij
daaraanvolgende, tot beantwoording dier klagten, achten wij
ons verpligt u mede te deelen dat hetgeen in dit laatste ge
schrift wordt gezegd omtrent de wijze, waarop aan de hoogere
burgerschool te Leeuwarden onderwijs wordt gegeven en de leer
lingen aldaar worden behandeld eu nagegaangeheel overeen
komstig de waarheid is. Wij zeggen dit op grond van eene
meer dan vijfjarigemet genoegen waargenomen inspectie. Elke
maand wordt door een bepaald aangewezen lid onzer commissie
de gang van het onderwijs zooveel mogelijk nagegaan en, steeds
zonder voorafgaande kennisgeving aan den betrokken leeraar
dan deze dan gene les bijgewoond. Vooral in de eerste jaren
toen de vorderingen van vele leerlingen onvoldoende waren en
door de ouders deswege geklaagd werdis daarop door ons bij
zonder regard geslagen en hebben wij zooveel mogelijk onder
zoek gedaan naar de gegrondheid dier klagten en den gang van
zaken aan 's rijksschool naauwlettend nrg'gaan.
De uitslag van ons onderzoek en van onze steeds voortgezette
inspectie isdat niet aan de inrigting van het onderwijs of aan
de behandeling der leerlingen kan geweten wordendat gedu
rende de eerste jaren van het bestaan dezer school verscheidene
knapen wegens onvoldoend voorbereidend onderwijs haar hebben
moeten verlaten. Aan deze reden toch was naar ons oordeel
dat verschijnsel hoofdzakelijk te wijten. Wij vermelden dit niet
als eene nieuwe zaak. Integendeelwij herhalen slechts het
geen in de jaarlijksche verslagen uitvoerig aan u is medegedeeld
en ontwikkeld. Doch waar men, de inrigting dier school hare
paedagogische organisatie en het gehalte van haar onderwijs
beoordeelendeomtrent dat alles lijnregt het omgekeerde van
hetgeen door ons in onze jaarverslagen wordt medegedeeld, aan
u als waar tracht voor te stellen daar is zeker een beroep op
die uitgewerkte verslagen niet ongepast.
In het bijzonder vinden wij ons verpligt de waarheid te be
vestigen van hetgeen in den gezegden brief van heeren directeur
en leeraren wordt gezegd omtrent de wijze, waarop de leerlin
gen worden behandeldhun karakter en hunne ontwikkeling in
het algemeen worden nagegaanen aan de ouders of voogden
mededeeling geschiedt van het gedragde vlijt en de vorderin
gen hunner zonen of pupillen. Wat de orde in de school be
treft, aarzelen wij niet die voorbeeldig te noemen. Ongeregeld
heden komen nooit voor, zoomin in de lessen als in de tusschen-
poozenwaarin de knapen op de speelplaats of in de gangen
adem scheppen en ongedwongen vrolijk zijn. De verhouding
tusschen leeraren en leerlingen laat naar ons oordeel niets te
wenschen over. Welke knapen in de/.e school uit de onmisbare
banden van orde en tucht zijn ontslagen kunnen wij zelfs niet
gissen. Alleen volslagen onbekendheid met de school en hare
kweekelingen kan iemand leiden tot de onzes inziens geheel on
gemotiveerde vreesdat deze uitnemende inrigting te eeniger
tijd kan blijken eene vloekwaardige misgeboorte te zijn.
De commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs
te Leeuwarden
W. E. ENGELEN voorzitter.
T. van HETTINGA TROMP, secretaris.
VOORSTEL van burgemeester en wethouders
tot aanstelling van een geëxamineerden veearts.
Mijne Heeren
Bij missive van den 6 Februarij 11.no. 56 deelden heeren
gedeputeerde staten ons mededat wegens veranderde omstan
digheden het veeartsenijkundig toezigt betreffendebij huu eol-
legie het voornemen bestond aan de staten der provincie het
voorstel te doenom de betrekking van provincialen veearts
die door het eervol ontslag van den lieer H. J. Prakke is open
gevallen niet weder te doen vervullen. Die mededeeling ge
schiedde ten einde dezerzijds in overweging zoude kunnen wor
den genomen, of het belang van den veestapel in deze gemeente
ook medebrengtdat een eigen veearts worde aangesteld in den