GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toeliehtiog.
BEGROOTING 1874.
Voorgedragen
sommen.
Sommen
over 1873
toegestaan.
UITGAVEN.
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
VII
I
3
2,080.—
2,080
n
u
4
- 5,000.—
- 4,500.—
n
II
5
200.—
300.—
n
II
6
- 7,919.70
- 7,489.70
n
II
7
100.—
100.—
11
II
8
220.—
220.—
n
II
9
965.
898.—
1
10
300,—
300.—
n
11
1
- 6,900.—
- 7,070.—
n
2
- 8,127.—
- 7,662.—
1/
II
3
- 5,650.—
- 6,786.—
11
II
4
- 39,405.—
- 34,850.—
1/
1/
5
- 2,550.—
- 2,500.—
11
1/
6
- 1,420.—
- 1,420.—
H
II
7
780.—
535.—
den van het stads werkhuisis door de commissie van toezigt over die inrigtiDg
geene begrooting voor 1874 ingediend en tengevolge daarvan op de gemeeote-
begrooting dit artikel voor memorie aangebragt.
Over het 1ste halfjaar van 1873 is voor verplegingskosten van behoeftige krank
zinnigen betaald 2,283.70. Met het oog hierop beloopt het bedrag dier verple
gingskosten over een geheel jaar meer dan 4,500.—.
Dewijl niet te voorzien is of het getal verpleegden in 1874 zal toe- of afne
men is het dienstig geoordeeld een hooger cijfer beschikbaar te stellen ten einde
het eventueel verschuldigde daarmede tc kunnen verevenen.
Door de commissie van bestuur over het stads ziekenhuis is bij de begrooting
dier instelling voor 1874 eene hoogere subsidie aangevraagd, die tot het voorge
steld bedrag op de gemeente-begrooting is uitgetrokken.
De verhooging vindt hare oorzaak in de meerdere uilgaaf die naar het oordeel
der commissie inoet worden besteed voor bezoldiging van dienstdoend personeel
en voor de aanschaffing van een nieuwe kookkagchel.
\oor het onderhoud der gebouwen bij dit artikel bedoeld is iets meer geraamd
©mdat aan de gebouwen sub a. vermeld in 1874 verfwerk moet worden uitge
voerd.
sub
Lme^ I Januarij 1873 in werking getreden nieuwe regeling van het getal en
de bezoldigingen der leeraren aan het gymnasium heeft tengevolge dat voorjaar-
wedden in het vervolg iets minder wordt uitgekeerd dan vroeger plaats vond
met inbegrip n.l. van de thans vervallen veranderlijke toelagen. In verband
hiermede valt echter op te merken dat het getal leeraren voor het onderwijs in
de oude talen en aanverwante vakken met een is verminderd, doch dat voor
onderwijs in de nieuwe talen met een is vermeerderd.
Voor verdere kosten van het onderwijs wordt een gelijk bediag als vroeger iu
uitgaaf gesteld.
De jaarwedde van den lecraar in het regtlijnig en bouwkundig teekenen, is bij
raadsbesluit van 23 Januarij 1873, no. 14, verhoogd met 200.waarop bij
de samenstelling der begrooting voor 1874 is gelet. Voorts is voor brandstof
en licht en voor leermiddelen een hooger cijfer aangebragt. Onder de geraamde
kosten van leermiddelen is begrepen eene som van /"110.vereischt voor de
aanschaffing van eene Geislersche luchtpompwelk werktuig door den directeur
en door de commissie van toezigt voor de school van groot belang wordt geacht.
Overigens wordt voor leermiddelen meer vereischt nu het toenemend getal leer
lingen der avondschool ten koste der gemeente van het noodige wordt voorzien.
Onder de som op onderdeel a uitgetrokken is begrepen 1,500.als het in
1872 bepaald bedrag der vaste jaarwedde van de hoofdonderwijzeres en 500.
wegens de door de gemeente te betalen helft der jaarwedden van de secondan
teswordende de andere helft door de hoofdonderwijzeres voldaan.
Onderdeel b vermeldt wegens aan de hoofdonderwijzeres Loven hare vaste jaar
wedde uit te keeren schoolgelden een bedrag van ƒ3.500.Ten aanzien van
het verschil tusschen de raming voor dit artikel over 1874 en over 1873 wordt
verwezen naar de toelichting op hoofdst. II afd. VIII art 10c der inkomsten.
De belangrijk hoogere raming voor bezoldiging van het onderwijzend personeel
in de bij dit artikel vermelde scholen is een gevolg zoowel van de vermeerde
ring van het getal onderwijzers en onderwijzeressen als van de verhooging hun
ner jaarwedden. Eene specificatie van het voor elke school benoodigde wordt
bij de begrootingstukkén overgelegd.
Op onderdeel d van art. 5 is 50.meer geraamd ten behoeve van het hulp-
locaal der armenschool no. 2.
5.Over 1872 is voor kosten van licht in de scholen uitgegeven f 609.75.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van toelichting.
91
BEGROOTING 1874.
T!
-pi h
I
"3 Voorgedragen
JiS
t-
Sommen
over 1873
toegestaan.
VII
UITGAVEN.
II
III
IV
VIII
10
825.-
650.-
2,625.-
100.-
400.-
2,050.-
100.-
100.-
200.-
3,962.-
25.—»
20.—
50
300
400.—
300.—
1,179.65
1,300.-
- 6,600.—
- 43,825
325.—
650.—
- 4,262.—
100.—
400
2,050.—
100.—
100.—
200.—
4,210.50
25.—
20.—
300.—
400.—
300.—
1,528.50
1,100.-
6,600.—
36,350.—
Met het oog hierop en tengevolge verhooging van den prijs van het gas zal
vermoedelijk voor 1874 de som van 760.worden vereischt.
Op dezen post is een lager cijfer uitgetrokken omdat naar het oordeel van den
gemeente-architect in 1874 weinig buitengewone herstellingen aan schoolgebouwen
behoeven plaats te hebben.
Door den schuttersraad is bij zijne begrooting van de kosten der schutterij voor
1874 een lager cijfer als toelage uit de gemeentekas, ter bestrijding der ver-
eischte uitgaven voldoende geacht.
Voor onderhoud der schietbaan is voorshands 50.in uitgaaf gesteld. Mogt
later blijken dat deze som onvoldoende is dan zal te zijner tijd daarop verhoo
ging kunnen worden aangebragt.
Voor sommige der leeraren aan de burgerdag- en avondschool expireert met
of in 1874 de termijn gedurende welken zij ten behoeve van het peusioenlonds
afloopende korting hebben te betalen.
Uit dien hoofde is op dit artikel een lager cijfer aangebragt eveu als ook op
hoofdstuk IV art. 5 der inkomsten.
Met het oog op de uitgaaf over 1872 wegens dezen post, is het noodig hierop
een hooger cijfer aan te brengen dan voor 1873 is toegestaan. Dewijl het ech
ter moeijelijk is met cenige juistheid te ramen het bedrag dat ten dezen van de
gemeente zal worden gevorderd, aangezien dit over 1871 niet meer dan/ 836.
beliep, wordt eene raming van 1,300.voldoende geacht.
Het bedrag der over 1874 te betalen renten van ten laste der gemeente aan
gegane geldleeDingen is aanzienlijk hooger dan over het voorgaande jaardoor
dat ten behoeve der buitengewone werken in 1873 onder de inkomsten over
dat dienstjaar is opgenomen eene geldleeniDg groot 200,000.die, ofschoon nog
slechts ten deele genegotieerd, toch voor het geheele bedrag moet worden opgenomen.
Dewijl echter de opname van een niet onbelangrijk gedeelte eerst in den loop
van 1874 zal behoeven plaats te bebbeB is wel het rentebedrag wegens deze
geheele leening over een vol jaar in uifgaaf gestelddoch geene rente onder de
uitgaven opgenomen voor de leening onder de inkomsten over 1874 voorkomende,
als zullende de renten in dat jaar wegens die leening te betalen bestreden kun
nen worden door het beschikbaar blijvende van het reütebedrag der leening van 1873.
Dientengevolge is over 1874 in uitgaaf geraamd voor rente van de leening
aangegaan in
1853, groot f 147,000.a 40/0, per resto bedragende/ 109,000.4,360.
1856, ad 110,000.— a 4 l/2 per resto groot 83,000
1859 ad 78,000,a 5 0/0 na aflossing in 1873 van f 3,000.
nog groot 14,000
1862, ad 84,000.—a 4 tyj 0 '0, na aflossing in 1873 van
2,000.nog groot 66,000.
1863 ad (?4,000.—a 4 1/2 Per resto §root J 58,000.
3,735.—
700.-
2,970.-
2,610.-
Transportere t 14,875.-