100
Bijlagen lot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden.
Volgn. 94h.
In de 3e sectie werd in "herinnering gebragtdat bij besluit
van 24 November 1870 \oor memorie op de begrooting voor
1871 werd aangebragt de verbetering van den weg, loopende
van den Groninger straatweg langs het Kalverdijkje tot het
Noordvliet en dat het eerste gedeelte van dit werk tot nevens
het Schoppershof is uitgevoerd en de vraag gedaan hoever de
voorbereiding der uitvoering ook van het andere gedeelte tot
aan het Noordvliet is gevorderd. Rapporteurs meenen die vraag
aan burgemeester en wethouders te moeten voorstellen.
Volgn. 95c.
Naar aanleiding eener bespreking in de 2e sectie waarbij in
herinnering werd gebragtdat de vernieuwing van de Hoogebrug
reeds op de begrootingen van 1872 en van 1873 voorkomt en
opgemerkt dat zij tot dusverre niet is uitgevoerd en evenmin
op deze ontwerp begrooting voor 1874 wordt in rekening gebragt;
terwijl de toestand van die brug geen langer uitstel schijnt te
gedoogen nemen rapporteurs de vrijheid burgemeester en wet
houders deswege om inlichting te vragen.
Volgn. 95d.
Deze post gaf in de tweede sectie aanleiding tot het bespre
ken van de zoogenaamde opslagplaatsen die door de meeste le
den als een noodzakelijk kwaad werden beschouwd terwijl enke
len de geheele opheffing van die toelating wcnschten de ver
mindering van het aantal dier plaatsen in (le gemeente werd al
emeen goedgekeurd. Toch werd betwijfeld of de wijze waarop
it geschiedde nl. door het plaatsen van bordjes op sommige der
bij de publicatie voor dien opslag aangewezen plaatsen houdende
verbod van het liggen van puin of grond, wel de juiste en meest
afdoende weg tot beperking is en aan de vernieuwing der pu
blicatie van burgemeester en wethouders van 22 Junij 1857, welke
bovendien mank gaat aan het euveldat zij op eene afgeschafte
verordening steuntde voorkeur gegeven.
Ook deze opmerkingen brengen rapporteurs onder de aandacht
van burgemeester en wethouders.
Volgn. 103.
Bij de behandeling van de kosten der straatverlichting werd
door een lid der derde sectie geklaagd over het veelal te laat
ontsteken van de lantaarns op de Vrouwenpoortsbrug waardoor
bij het afdraaijen dier brug bepaald gevaar bestaat zoo voor rij
tuigen als voor voetgangers.
Rapporteurs bevelen die klagt in de opmerking van burge
meester en wethouders aan.
Volgn. 119—123.
In de 3e sectie maakten de koste» der stadsreiniging een on
derwerp van bespreking uit en meer bepaald het 2e art. van deze
afdeeling //bezoldiging van het overige personeel" waarvan de
kosten in vergelijking met vorige jaren steeds klimmende zijn
de kennisneming van de onder de stukken voorhanden begroo
ting der stadsreiniging, door den directeur opgemaakt, deed zien
dat art. 2 behalve de loonen van een belangrijk aantal vaste
arbeiders ook nog zeer aanzienlijke sommen bevat voor de uit
voering van werkzaamhedendie bij wijze van abonnement
6chijnen te worden uitbesteed en door de vaste arbeiders niet te
kunnen worden verrigtzoodat dit art. 16,329.bedraagt. Jn
verband hiermede werd de vrees uitgesproken dat de gunstige
uitslag van de maatregelen in de laatste jaren voor de stads reiniging-
genomen en de voordeelige fïnancieele resultaten van die inrigting
eene gepaste zuinigheid uit het oog zouden hebben doen verliezen.
Terwijl de commissie deze opmerkingen mededeelt en aan de
overwegingen van burgemeester en wethouders opdraagt voegt
zij hierbij het verzoekdat den raad zoo mogelijk opheldering
worde gegeven van de noodzakelijkheid dat met een zoo be
langrijk getal vaste arbeiderssommige werkzaamheden door an
deren bij aanneming worden verrigt. Te meer acht zij die ver
klaring noodig omdat aan de begrooting van den directeur alle
toelichting ontbreekt.
Volgn. 126.
In de 3e sectie werd de hoop uitgesproken dat de nieuw te
maken walmuur langs de Harlingervaart te sterker zou worden,
naarmate de walmuren langs de Zuidergracht in dat opzigt treu
rige ondervinding hadden gegeven.
En waar rapporteurs hiervan verslag doen daar voegen ze er
de overweging aan toedat do ondervinding ten aanzien van de
walmuren der Zuidergracht schijnt aan te bevelen om die aaa
de Harlingervaart lager te maken ten einde zoowel voor de ge
meente ab voor de koopers van bouwterreinen aan die zijde de
kosten te besparen van zoo belangrijke ophooging als nu ten
zuiden van de Zuidergracht noodig blijkt.
Volgn. 127.
Een voorstel in de le sectie gedaan tot het stellen dezer post
voor memorie, op grond dat ze moet strekken voor eene uit
gaaf die hoogst onzeker is en dat de som van f 1500 beter dienst
zou kunnen doen door versterking van de post roor onvoorziene
uitgavenwerd met 3 tegen 2 stemmen verworpen.
Rapporteurs zijn evenwel van andere meening dan die meer
derheid de post toch strekt kennelijk om de gelegenheid te ge
ven zich een voorkomend geval ten nutte te kunnen maken tot
aankoop van ruimte voor publieke privaten enz. en om de kos
ten van deze te bestrijden maar niet minder waar is hetdat
liet uitgetrokken cijfer voor werkelijke uitgaven te dier zake
veel te laag is en datzoo de gelegenheid tot aankoop of ont
eigening zich opdoet, de raad toch voor de vereischte magti-
ging daarvan kennis moet nemen en dan de middelen tot be
strijding dier uitgaaf kan aanwijzenbeloopt die uitgaaf niet
meer dan het voorgedragen cijfer, dan twijfelen rapporteurs er
niet aan dat ze uit de gewone middelen der loopende dienst zal
kunnen worden gevonden. Zij stellen daarom voor, deze post
voor memorie uit te trekken.
Volgn. 128.
De tweede sectie meende, naar aanleiding der memoriën van
toelichting op deze ontwerp-begrooting en die voor 1873 deze
post althans tot een beloop van ƒ8000.te moeten aanmerken
als het jaarlijksche deel voor 1874 van eene algemeene verbe
tering der bestrating in de gemeente, doch merkte tevens op,
dat met de verbetering waarvan de memorie van toelichting der
begrooting voor 1873 sprak, tot dusverre geen aanvang is ge
maakt waaruit de vrees zou kunnen rijzendat het met de toe
gezegde verbetering niet ten volle ernst is.
Rapporteurs achten deze opmerkingen van genoegzaam belang
om burgemeester en wethouders te verzoeken de reden te wil
len opgeven waarom het plan tot verbetering der bestrating te
beginnen bij de Hoeksterpoorttot nu niet is uitgevoerd.
Volgn. 129.
Naar aanleiding der over deze post in de 2e sectie gevoerde
discussie en bij gebreke van nadere aanwijzing hetzij in de me
morie van toelichting hetzij in de overgelegde stukken noodigt
de commissie van rapporteurs burgemeester en wethouders uit
den raad in te lichten omtrent de vraag of voorbereidende werk
zaamheden voor den aanleg van een tweeden verschwatervijver
zóóver zijn gevorderddat de aanbesteding der uitvoering dade
lijk na de goedkeuring van de gemeente begrootingimmers in
het begin van 1874 kan plaats hebben.
Het belang van bespoediging dezer zaak is voornamelijk gele
gen in de omstandigheid dat in den winter of in het voorjaar
graafwerk geschikt en stellig goedkooper kan worden verrigt.
Volgn. 130.
Deze post heeft in de drie sectiën het onderwerp van lang
durige bespreking uitgemaakt.
De le sectie besloot met algemeene stemmendeze post voor
memorie uit te trekken omdat ze den raad onbevoegd achtte
reeds nu ingewikkeld te besluiten tot eene uitgaaf die het dub
bele eener vroegere ramiug van de kosten van een beursgebouw
nog overtreftzonder dat hij door rapporten begrootingen of
andere stukken op de hoogte is gesteld zoowel van de eisclien
voor dc inrigting als van de berekening van kostenen ook zon
Bijlagen tot het verslag der handelingen
van den gemeenteraad le Leeuwarden.
101
der dat de prijsvraag, waarvoor hij in 1872 eene som toestond, is
uilgeschreven veelmin beantwoord. Die sectie stelde hare be
denkingen te meer op den voorgrond omdat zij zonder voor
alsnog eene beslissende opinie uit te sprekende vrees koesterde
dat deze uitgaaf de financieele krachten der gemeente verre te
boven gaaten daarom dan ook de kwestie van retributiën of
persoonlijke entrdes voor het beursgebouw vooraf geregeld
wenschte te zienterwijl eindelijk de beslissing dezer geheele
zaak haar zoo belangrijk voorkwamdat zij zich de behandeling
daarvan alleen bij wijze van afzonderlijk voorstel onder bijvoe
ging van naauwkeurige financieele beschouwingen kan voor
stellen.
In de tweede sectie vond het voorgedragen cijfer ook weinig
symphatiewel werd de opmerking gemaaktdat dc stand der
zaak van het stichten van een beursgebouw door de overgelegde
stukken ter kennisse van de raad is gebragtdatofschoon wel
de voorbereiding dier zaak nog niet is afgeloopenmen zich
mag vleijendat nog in 1874 de voorgedragen som zal kunnen
worden verwerkten dat er te minder bedenking tegen de vast
stelling van deze post bestaatwijl de daarvoor noodige leening
bij seriën naar de gebleken behoefte kan worden gesloten. Doch
hiertegen werd door de meerderheid' aangevoerddat juist de
kennisneming van de overgelegde stukken het duidelijk maakt
hoeverre deze zaak nog van hare uitvoering verwijderd is en
het vermoeden wettigtdat men nog niet aan het einde is van
de steeds klimmende eischen aan dc uitgebreidheid en de inrig
ting van een beursgebouw gesteldterwijl ook hier een cijfer
van 150,000 waarvan de voorgedragen post het eerste gedeelte
zou uitmaken, geacht werd de financieele krachten der gemeente
te boven te gaan. Met 4 tegen 3 stemmen werd besloten deze
post voor memorie uit te trekken.
En ofschoon een dergelijk besluit in de derde sectie niet werd
genomenen een daartoe strekkend voorstel werd verworpen
terwijl een gelijk lot te beurt viel aan het voorstel om het uit
getrokken cijfer te verminderen met ƒ10,000 en in verband hier
mede de percentage van de inkomsten belasting op 3.35 te
brengenviel toch ook daaraan de voorgedragene post een slecht
onthaal ten deel. Terwijl toch werd gewezen op zoo sterk klim
mende eischen van de kamer van koophandeldiewaar zij
vroeger eene oppervlakte van 780 centiare verlangde, nu hare
begeerte uitstrekt naar 1700 centiarewerd hieraan de opmer
king verbondendat men ongenegen was een uitgaaf van
j 150,000.toe te staanzoolaüg niet vaststaat dat ook de han
delaren zeivenhetzij door jaarlijksche retributiënhetzij op
andere wijze althans den rentelast voor de gemeente zullen ver-
ligten. De mededeeling in de memorie van toelichting dat er
een beursgebouw wordt bedoeldhetwelkbehalve voor den
handel, ook tot andere einden dienstbaar kan worden gemaakt,
wekte bovendien in die sectie een ougunstigen indrukvoor zoo
verre namelijk van die tweeledige bestemming een hooger kos-
tenbedrag het gevolg zou moeten zijn.
In de behoefte toch aan ruime localiteiten voor andere einden,
behoortmeende mendoor particulieren te worden voorzien
hierin te treden achtte men voor de gemeente ongeraden.
Bij overweging van het een en ander zijn rapporteurs van
oordeeldat het mingunstige onthaal van deze post niet onver
diend is. Immers, nadat op 9 November 1872 door den raad
tot het uitschrijven van eene prijsvraag voor het plan eener
handelsbeurs is beslotenblijkt uit de nu overgelegde stukken
dat er een ontwerp-prijsvraag is gemaakt, dat men echter noch
over die prijsvraag zelve noch over de belooning geheel eens is.
En wanneer men nu in aanmerking neemtdat op het vast
stellen van die prijsvraag nog moeten volgen hare beantwoor
ding met behoorlijken termijn, hare beoordeeling en daarna de
vaststelling van het plandan is het zeker onwaarschijnlijk dat
daarenboven de aanbesteding en eene uitvoering tot een beloop
van 50,000 in 1874 zullen kunnen plaats vinden. Maar boven
dien is deze post af te keuren omdat hare aanneming eene in
cidentele beslissing zou insluitenwelke bij de behandeling der
begrooting niet op hare plaats isimmers naar de gegeven toe
lichting is de voorgedragen post het eerste gedeelte van een
beurs van f 150,000.tot de stichting waarvan de raad door het
aannemen dezer post zou besluiten. En waar in het algemeen
dergelijke beslissingen bij de behandeling der begrooting zijn af
te keurendaar is zulks inzonderheid ten aanzien van dit pont
het geval. Het moge tot op zekere hoogte waar zijnwat in
de raadsvergadering van 9 Julij 1872 bij de beraadslaging over
het stichten eener handelsbeurs op de tegenwoordige veemarkt
werd gezegd naar aanleiding van het geheel ontbreken eener bereke
ning van kosten van dat werk, dat n.l. omtrent de beurs vele bere
keningen bestaan die haar thans onnoodig maken, niet minder waar
is het, dat de uitzetting der eischen voor een beursgebouw met
andere omstandigheden die kosten sedert de laatste begrooting
meer dan verdubbeld hebben zoodat deze een cijfer hebben be
reikt, hetwelk, ware het in 1872 bekend geweest, misschien
een ander lot aan de voorstellen van burgemeester en wethou
ders zou hebben bereid.
Intusschende raad heeft besloten tot het stichten eener han
delsbeurs hij wees als standplaats de tegenwoordige veemarkt
aan doch heeft nimmer verklaard zulk een beurs daar ter plaat
se tegen eiken prijs te willen.
Dat de inrigting van het beursgebouw op zijne kosten van in
vloed is spreekt van zelf; even duidelijk is het, dat, indien die
kosten een belangrijk cijfer beloopen en dit zullen ze zonder
twijfel, het vóórdat men tot de stichting besluit, moet kunnen
blijken wat voor het gebruik van het gebouw door retributiën enz.
kan worden ontvangen. Daarom achten rapporteurs het verre
verkieselijk, ja noodzakelijk, dat, na behoorlijke voorbereiding
van alles wat de stichting van een beursgebouw in zich sluit of
daarmede zamenhangteen afzonderlijk voorstel met naauwkeu
rige begrooting zoowel van de kosten als van de te bedingen
inkomsten aan den raad worde voorgelegd. Eerst na zijne be
slissing over dit voorstel zal de raad kunnen bepalen welke som
voor de stichting van een beursgebouw op de begrooting voor
1874 zal worden aangebragt.
Op grond van het bovenstaande stellen rapporteurs voor deze
post voor memorie uit te trekken.
Volgn. 131.
Het in deze post begrepen voorstel tot het leggen eener wa
terleiding voor brandblusscning in het Zaailand en Ruiterskwar-
tier werd in alle sectiën met afkeuring begroet.
Ofschoon de le sectie hieromtrent geen bepaald besluit nam
werd daar toch de bevreemding uitgesproken over het geringe
vermogen van de tegenwoordige brandspuiten terwijl voor eenige
jaren bij een brand in een huis aan de Nieuwestad de spuiten
die den brand bluschten haar water uit de Zuidergracht putten.
Met herinnering aan hetzelfde geval was ook de tweede sectie
ongunstig gestemd over deze post en verklaarde zich inet alge
meene stemmen voor haar roijement.
De meerderheid van de 3e sectie kwam tot gelijk resultaat
vooreerst omdat deze post een geheel nieuw voorstel in zich
sluit waarover men niet incidenteel bij de begrooting behoorde
te beslissen en voor dc aanneming waarvan geen voldoende grond
zou bestaan zoo laDg niet een genomen proef het bewijs zou
hebben geleverd dat de mingunstige resultaten van de brandweer
bij gelegenheid van den laatsten brand in het Ruiterskwartier het
gevolg waren enkel van den grooten afstand tusschen de Zui-
dergracht en de plaats van den brand.
Bapporteurs zijn eveneens van oordeel dat, zoo werkelijk de
afstand tusschen de evengemelde plaatsen te groot is voor eene
gunstige werking der gemeentelijke bluschmiddelen de hand be
hoort geslagen te worden aan de verbetering van deze veeleer
dan dat men brand riolen aanbrengt op het zeker aanziei>lijk ge
tal plaatsen in deze gemeentedie evenver als het Ruiterskwar
tier van eene gracht verwijderd zijn.
Zij 6telleu hierom het roijement van deze post voor.