102
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden.
Volgn. 182.
Nadat in de 2e sectie was gevraagd naar de vordering der
voorbereidende werkzaamheden voor deze veranderingen en de
twijfel was geopperd of dit alles wel in 1874 zou kunnen wor
den uitgeroerdwerd met 5 tegen 2 stemmen besloten de post
goed te keurenonder voorbehoud omna kennisneming der
betrekkelijke plannenburgemeester en wethouders nog nader
tot de uitvoering te magtigen.
Ook in de 3e sectie werd, nu van het gereed zijn der plannen
niet bleekde twijfel geopperd aan de uitvoering van dit werk.
De meerderheid evenwel had goeden moed en rekende daarbij
op het afzonderlijk aanbesteden van de verschillende deelen van
het werkzoodat een voorstelom het cijfer van deze post tot
op 25,000 te verminderenverworpen werd.
Rapporteurs zijn van oordeeldat de voorgestelde post als
onderdeel, of, wil men liever, als noodzakelijk gevolg van de
uitbreiding van het bebouwd gedeelte der gemeente kan worden
goedgekeurd, mits hare uitvoering in 1874 behoorlijk verzekerd
zij en voorts dat het besluit van de 2e sectie door den raad
moet worden ondersteund.
Zij hebben alzoo de eer burgemeester en wethouders uit te
noodigen den raad in kennis te stellen met de vordering der
voorbereidende werkzaamheden voor de uitvoering van het in
deze post begrepen werk en hun oordeel mede te deelen omtrent
de kans van zijne volledige uitvoering in 1874 en stellen in af
wachting van die inlichtingen den raad voor, de voorgedragen
post goed te keuren met voorbehoudom na kennisneming der
betrekkelijke plannenburgemeester en wethouders nog nader
tot de uitvoering te magtigen.
Rapporteurs achten de behandeling van deze afdeeling de ge
schikte plaats om melding te maken van een in de le en 2e
sectiën besproken puntde verbetering n.l. van de slooten ter
weórszijden van den weg Achter de Hoven tusschen de eerste
bogt en den dam voor de bloemmisterij van Hornstra.
Algemeen werd de toestand dier slooten of poelen betreurd,
vooral ook omdat hij in die buurt, welke hoe langer zoo digter
bebouwd wordt, zonder twijfel zeer schadelijke gevolgen voor
de gezondheid der bewoners moet medebrengen.
Rapporteurs ondersteunen die klagt met nadruk vergissen zij
zich niet, dan zijn er reeds meermalen pogingen door het bestuur
gedaan om verbetering te brengen in dien toestanddie evenwel
afstuitten op onwil of tegenwerking van eigenaren van naastge
legen panden die men meende te moeten raadplegen. Naar aan
leiding hiervan meenen rapporteurs aan burgemeester en wet
houders in overweging te moeten geven of niet in het belang
der volksgezondheid eindelijk de tijd gekomen is voor het sluiten
vau onderhandelingen en het nemen van doortastende maatregelen.
In verband met hunne voorstellen ten aanzien van de volg
nummers 127, 130 en 181 stellen rapporteurs thans voor, het
totaal van de 7e afdeeling vast te stellen op 87,022 en dat
van het 3e hoofdstuk op 284,571.60.
Volgn. 137 en 138.
In de le sectie werd naar aanleiding van deze posten de op
merking gemaakt, of niet op het voorbeeld van elders eene vaste
brandwachthetzij militairehetzij burgerlijkein deze gemeente
zou kunnen worden georganiseerd.
Rapporteurs bevelen deze vraag in de aandacht van burge
meester en wethouders aan.
In de 2e sectie werd opgemerkt, dat terwijl vroeger de be
grooting van de brandweer, na onderzoek door eene raadscom
missie door den raad werd vastgesteld en zóó in de gemeente-
begrooting overgenomen deze wijze van behandeling thans niet
is gevolgd dat immers op de begrooting van het collegie van
brandmeesters zonder tusschenkomst van den raad door burge
meester en wethouders bij het opmaken der ontwerp-gemeente-
begrooting acht is geslagen en dat stuk onder de bijlagen over
gelegd. Die sectie gaf als haar gevoelen te kennendat de ge
volgde handelwijze in overeenstemming is met de verordening
op de brandweer en met de gemeentewetwelk gevoelen door
de commissie van rapporteurs wordt gedeeld.
Volgn. 139m.
Dat het hier vermelde huis is aangekocht om te worden inge-
rigt als plaats van bijeenkomst voor curatoren van het gijmna-
siumgaf in de 2e sectie aanleiding tot de vraag wanneer het
die bestemming zal bereiken en tot de opmerking dat het boven
dien zou kunnen worden ingerigt als woning voor den claviger
wier nabijheid bij de schoollokalen wenschelijk werd geacht.
Rapporteurs brengen deze vraag en opmerking onder de aan
dacht van burgemeester en wethouders en nemen de vrijheid
deswege inlichting te vragen.
Volgn 139^.
Het ellendig voorkomen van den Harlingerstal die eene wol-
aangelegde wandelplaats bepaald ontsiertgaf in de 2e sectie
aanleiding tot den twijfel of met een onderhoudssom van f 40
het uiterlijk aanzien van dat gebouw wel dragelijk kan worden
gemaakt. Zelfs werd de amotie aanbevolendoch hiertegen
aangevoerd, dat het tot November 1874 als bergplaats voor
petroleum is verhuurdwaarvoor nog geen andere plaats van
bestuurswege kan worden aangewezen.
Rapporteurs brengen het bovenstaande onder de aandacht van
burgemeester en wethouders en geven daarbij als hun gevoelen
te kennendat zelfs eene bergplaats van petroleumzoolang die
aan eene gezochte wandeling staatzóó kan en behoort te wor
den onderhouden, dat haar uiterlijk voorkomen geene aandacht
trekt.
Volgn. 189a.
In de 2e sectie werd bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring
van deze postomdat die woningen tot amotie ten bate der
volksgezondheid aangekocht, deze bestemming zouden behooren
te volgen en alzoo geen onderhoud coodig zouden hebben.
Rapporteurs deelen het evenvermelde gevoelen van de 2e
sectie en nemen de vrijheid burgemeester en wethouders uit te
noodigen hieromtrent eenige inlichtingen te verschaffen.
Volgn. 152.
In de 2e en 3e sectiën werd de opmerking gemaaktdat ge
durende een groot deel van 1873 aanhoudend woonschepen in
de stadsgracht hebben gelegenin strijd met de verordening van
22 November 1866 en gevraagd naar de reden der niet-hand-
having van di© verordeöiDg.
Rapporteurs achten deze vraag volkomen gegrond en kunnen
in de gemelde verordening geene aanleiding vinden tot het toe
laten van uitzondering. Zij nemen daarom de vrijheidden heer
burgemeester uit te noodigenden raad omtrent de redenen en
ronden van die niet-naleving zijuer verordening van 22 Novem-
er 1866 in te lichten.
Volgn. 175c.
In de 2e sectie werd gevraagd of er sedert dc daarover bij
den raad gevoerde discussieook bepalingen zijn gemaakt om
trent de verantwoordelijkheid voor de bewaring der instrumenten
en andere leermiddelen van de burgerdag- en avondschoolde
raad meende mendie daartoe had aangespoorddiende op de
hoogte te blijven van de vorderingen welke die zaak heeft ge
maakt.
Rapporteurs hebben de eer burgemeester en wethouders te
verzoekenevengemelde vraag te willen beantwoorden.
Volgn. 189.
In de le sectie werden de beschouwingen, in het rapport over
de begrooting voor 1873 opgenomen betrekkelijk de toepassing
in deze gemeente van de wet op de inkwartieringen, in herinne
ring gebragt.
Rapporteurs vinden hierin aanleiding om burgemeester en wet
houders te verzoeken mede te deelenwat er tot te gemoetko-
iniug aan de toen geuite bezwaren is gedaan.
Voljn. 202b.
De voorgestelde buitengewone aflossing* van schuld ad 4000
werd iu de 3e sectie verworpen door de meerderheiddie van
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden.
108
oordeel was, dat, zoo al bij een flnancieele toestand gunstiger
dan die waarvan deze begrooting blijk geeft voor zoodanige
onverpligte aflossing eenige reden zou kunnen bestaan voor het
tegenwoordige daaraan niet moet worden gedachtte minder
nu blijkens de memorie vaa toelichting het voornemen bestaat
die som te bezigen tot aflossing vau obligation die 4 of 4 1/2
renten terwijl thans beneden 5 0/0 geen geld te verkrijgen is.
Terwijl een der rapporteurs dit bezwaar deeltis de meerder
heid van oordeeldat de voorgedragen post noodzakelijk moet
worden vastgesteldomdatzooals meermalen en ook in dit
verslag reeds is opgemerkthet, voor eene gemeente die op haar
crediet prijs stelt en de mogelijkheid tot het aangaan van geld-
leeningen wil behouden niet opgaat haren schuldenlast maar steeds
te verzwaren zonder evenredige aflossingen daartegenover te
stellenom deze reden zou die meerderheid zelfs een ruimer
bedrag voor buitengewoue aflossing voorstaan zoo ze geschikte
middelen hiervoor konde aanwijzen.
I)e commissie stelt dus bij meerderheid van stemmen de vast
stelling van deze post voor.
Volgn. 210.
In de 3e sectie werd een voorstel om deze post met ƒ1000 te
verhoogen aangenomen.
Rapporteurs kunnen zicli met dit voorstel vereenigen. Mede-
deelingen van de leden der raadscommissie voor het stedelijk
muzijkkorps hebben hun de overtuiging gegeven dat werkelijk
het uitgetrokken bedrag, nog steeds gelijk aan dat hetwelk sedert
1865 wordt verleend, ook met de bijdrage voor uitvoeringen in
den Prinsentuinniet voldoende is om op behoorlijke wijze dat
korps in stand te houden, zoodat, zoo al niet dadelijkdan toch
zeker op den duurtot de opheffing van die instelling zou moe
ten worden overgegaan en dit zou zeker te betreuren zijn
verschillen moge men omtrent de beantwoording der vraag of
de oprigting van zulk een korps door eene gemeente raadzaam
is, deze vraag is in 1864 beslist en thans niet aan de orde, en
het valt zeker niet te ontkennen dat de vorderingen welke het
korps sedert zijne oprigting heeft gemaakt niet zonder beteeke-
nis zijn evenmin als dat zijne uitvoeringen op prijs worden ge
steld. En daarbij vergete men niet dat bij zoo hooge en steeds
klimmende uitgaven van allerlei en ongetwijfeld nuttigen aard
deze post het volstrekt eenige offer van de gemeente is op het
altaar der kunst.
Rapporteurs stellen voor de subsidie aan het stedelijk muzijk
korps uit te trekken tot een bedrag van ƒ3200, het totaal van
de 3e afdeeling te brengen op ƒ4400 eu dat van het 9e hoofd
stuk op ƒ4425.
In verband met de voorstellen op volgn. 127 en 210 kan het
fonds voor onvoorziene uitgaven met J 500 worden versterkt
waartoe rapporteurs het voorstel doen en waardoor het totaal
van het 11e hoofdstuk wordt gebragt op ƒ9125.
INKOMSTEN.
Volgn. 5.
In verband met den in de 2e sectie uitgesproken wenschwaar
van bij de behandeling der algemeene beschouwingen melding is
gemaakt om nl. verbetering aan te brengen in de wijze van hef
fing der directe belasting op het inkomenwerd bij het bespre
ken van dit artikel voorgesteld //dat de sectie zal uitspreken, dat
z/het wenschelijk isteu einde de inkomsten der gemeente op
z/eene voor de ingezetenen meer gelijk drukkende en minder be-
z/zwarende wijze te verhoogende grondslagen waarop de heffing
//der plaatselijke directe belasting rustaan eene herziening te
//Onderwerpen." Dit voorstel werd met 5 tegen 2 stemmen aan
genomen.
In de derde sectie werd bij de behandeling van volgn. 69 eene
bespreking gehouden en een besluit genomen aan de vermelding
waarvan rapporteurs meenen hier eene plaats te moeten inrui
men. Het betrof daar de wenschelijkheid van het van bestuurs
wege doen drukken en verkrijgbaar stellen van het ontwerp-
kohier der directe belasting op het inkomenwelke door drie
leden werd voorgestaan op grond vooraldat zoow.-l de leden
van den raad als het publiek op die wijze do klassificatiën der
belastingschuldigen en de onderlinge verhouding hiervan te beter
zouden kunnen overzien en booordeelen. Zelfs werd hierbij de
toevoeging eener ir.deeliug van de aangeslagencn naar de klas
sen waarin ze voorkomen aanbevolen. Hiertegen werd aange
voerd, dat het nut van dien maatregel niet tegen de kosten zou
opwegen, dat het hier immers geldt een ontwerp, waarin nog
tal van veranderingen kunnen worden aangebragt voor dat het
als kohier wordt vastgesteld en uit dien hoofde een zeer gebrek-
kigeu maatstaf voor vergelijking oplevert; om deze reden zou
men aan het drukken van het vastgestelde kohier de voorkeur
geven doch in ieder geval dien maatregel aan de particuliere
industrie willen overlaten.
Omtrent het besluit van de 2e sectie is de commissie van rap
porteurs niet eenstemmig; terwijl toch de minderheid op de gron
den onder de algemeene beschouwingen vermeldzich daarmede
kan vereenigenis de meerderheid van gevoelen dat al moge
het waar zijn dat aan de tegenwoordige wijze van heffing dezer
belasting niet te miskennen gebreken kleven deze nogtans meer
het gevolg zijn vau de toepassing der wijze van heffing dan van
deze zelve, en dat om deze reden hierin geene wijziging behoort
te worden gebragt.
Eene naauwgezette overweging van dit punt heeft bovendien
nog bij rapporteurs het eenstemmige oordeel gevestigd, dat, hoe
mea ook moge denken over de grondslagen en de wijze vau hef
fing der belasting op h t inkomen, de bi-handeling der begroo
ting niet de gepaste gelegenheid is omals ware het in het voor
bijgaan die te veranderen maar dat integendeel een afzonder
lijk en zelfstandig voorstel daartoe behoort te worden gedaan.
De commissie doet dus hieromtrent geen voorstel en aeht zich
eveneens ontslagen tot het formuleren van eene conclusie naar
aanleiding van de bespreking der 3e sectie omtrent het doen
drukken van het concept kohieromdat zij zich hiermede niet
kan vereenigen. Zonder iu herhaling van het bovenvermelde te
vervallen wenscht zij alleen nog te wijzen op de omstandigheid,
dat particuliere industrie in 1870 het vastgestelde kohier (waar
aan zeker meer beteekenis mag worden gehecht dan aan het ont
werp) hééft doen drukken maar dit sedert niet heeft herhaald
een bewijs voorwaar van zeer beperkt debiet en van hoogst ge
ringe belangstelling, «die eene beteekenende opoffering van de
gemeente niet waard schijnt.
Volgn. 15.
De opbrengst van de water-, kaai- en walgelden zal na de
laatste verpachting moeten worden uitgetrokken op een cijfer
van ƒ4720 waartoe rapporteurs het voorstel doen. In verband
hiermede stellen zij voor het totaal van de 8e afdeeling te be
palen op 182,878.25 en dat van het 2e hoofdstuk op 332,481.63.
lloojdstuk III.
liet intitule van dit hoofdstuk gaf in de tweede sectie aanlei
ding tot de herinnering aau wat daaromtrent bij de behandeling
der begrootingen voor 1872 en 1873 was voorgevallen. Die sec
tie eindigde nogtans met het besluitdat zij na kennisneming
van de memorie van toelichting en van de door burgemeester en
wethouders omtrent deze zaak overgelegde nota en uit overwe
ging dat eene beslissing over deze zaak au fond bij de behan
deling der begrooting niet aan de orde is, in het behoud der
tegenwoordige redactie berust. Rapporteurs kunnen zich met dit
gevoelen vereenigen en hebben derhalve geen voorstel te doen.
Volgn. 2Om.
Rapporteurs stellen voor onder evengemeld nummer aan te
brengen als huur van een perceel bouwland op Olde Galileën
258 een post welke hier vergeten schijnt te zijn.
Het totaal van no. 20 zal alsnu gesteld moeten worden op
11,655.75.
Volgn. 21 Je.
In de 2e en 3e sectiën werd opgemerktdat van de hier ver
melde woningenalthans die in de doorgaande steegdoor de