118
Bijlagen tot het verslag; der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden.
gelijks in het eene of andere vertrek doorbrengen het beroep,
dat er in wordt uitgeoefend. Wilde men consequent handelen
dan zou men in genoemde gevallen ook het maximum der be
woners en nog veel meer moeten bepalen dat inderdaad eene
te groote beperking van de individuele vrijheid zou geven. Welke
moeijelijkheden eindelijk de zorg voor de goede naleving van
dergelijke voorschriften zou opleverenzal wel niet behoeven te
worden betoogd.
Wij opperen de meening, op het voorbeeld van hetgeen reeds
vóórlang in vele andere gemeenten is geschied zoodanige be
palingen te hebben voorgesteld diezooveel mogelijk den open
baren gezondheidstoestand zullen bevorderen wier naleving den
ingezetenen niet te zwaar zal vallen en waarop het weinig moeije-
lijk zal zijne eene goede controle uit te oefenen.
Ten slotte zij^ nog medegedeeld dat de vereeniging tot bevor
dering van volksgezondheid over de ondcrwerpelijke zaak door
ons is geraadpleegd en dat van onderscheidene door haar ge
maakte opmerkingen het noodige gebruik is gemaakt.
Haar advies wordt hierbij overgelegd.
Leeuwarden, 24 December 1873.
De Commissie voor het ontwerpen van strajvcr ordeningen
J. B1ERUMA OOSTING.
E. ATTEMA.
E. JONGSMA.
A. DUPARC Rapporteur.
J. J. BRUINSMA.
J. L. van 8LOTERDIJCK.
Ontwerp
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat, in het belang
van den openbaren gezondheidstoestand bepalingen te maken op
het bouwen en inrigten van woningen zoomede tegen het be
wonen van voor de gezondheid nadeelige woningen.
Gezien art. 135 der gemeentewet;
Besluit
Vast te stellen navolgende
VERORDENING op het bouwen en inrigten van
woningen, zoomede tegen het bewonen van voor
de gezondheid nadeelige woningen.
1. Van het bouwen en inrigten van woningen.
Art. 1.
Bij het bouwen van nieuwe of geheel verbouwen van bestaande
woniDgen moet
a. waar de grond niet uit zich zelf droog ister beoordee
ling van burgemeester en wethouders, de vochtige specie ter
diepte van ten minste 0.50 meter uitgegraven en de gemaakte
uitdieping met zuiver zandsintels of andere naar het oordeel
van burgemeester en wethouders voor de gezondheid onschade
lijke stoffen gevuld worden. Voor ophooging, zonder vooraf
gaande noodzakelijke uitgravingmoeten dezelfde stoffen gebruikt
worden
b. onder houten vloeren van den beganen grond waaronder
geene kelders zijnde geheele oppervlakte worden belegd met
een steenen vloerbestaande uit twee platte lagengewerkt in
basterd tras. Deze steen mag geen mindere hardheid hebben
dan die van middelbonte mop
c. de bovenkant van den sub litt. ijgenoemden steenen vloer
ten minste 5 centimeter boven de straat of het voetpad langs de
woning en 20 centimeter beneden den onderkant van de vloer
planken zijn
d. de bovenkant van den beganen grond ten minste 0.80 me
ter boven de straat of het voetpad langs de woning zijn
e. bij verdiepingen onder den beganen grondvoor zooverre
tot bewoning bestemddeze zooveel worden veihoogddat de
onderkant van balken over de verdieping ten minste 0.80 meter
boven de straat of het voetpad langs de woning zijn.
Art. 2.
Voor elke nieuwe of geheel of gedeeltelijk verbouwd wordende
woning moeten
a. ae muren en vloeren van de verdieping onder den beganen
grond of kelder van waterkeerende materialen worden gemaakt
b. de fundamenten geheel worden gemetseld met slappe bas
terd trasen de steen geen mindere hardheid hebben dan mid
delbonte mop
c. op elk fundament een trasraam worden gemaakt van klin-
kertsteen en basterd tras ten minste ter diepte van 20 centi
meter beneden de straat of het voetpad laDgs de woniog en ter
hoogte van ten minste 10 centimeter boven den beganen grond
in de woning
d. de steenen voor de buitenlagen van de buitenmuren ten
minste de hardheid hebben van ondergele mop
Art. 3.
De hoogtetot welke gebouwen muren of schuttingen mo
gen worden opgetrokkenwordt bepaald als volgt
waar de aangrenzende straat of die straat met het water 12
meter of daarboven breed is, anderhalf maal de breedte van die
straat of van die straat met het water
waar de breedte is van 11 tot 12 meter14 meter
10
11
10
9
13
12
11
10
9
n n 7 8
n n n 6 7
u n n n n 5 6
ii n ii 4 5 7 n
ii u n nu 3 4 6
beneden 3 meter, 5 meter.
Waar de breedte van de straat of de kade met het water min
der dan 3 meter bedraagtmag geen nieuw gebouw worden op
getrokken dan op den afstand van 6 meter van het tegenover
staand gebouwmuur of schutting.
Ingeval van vernieuwing of herstelling mogen de gebouwen
tot dezelfde hoogte als vroeger worden opgetrokken. Het te
vernieuwen of te herstellen gebouw mag echter niet eerder wor
den afgebroken dan na voorafgaande kennisgeving van het voor
nemen daartoe aan burgemeester en wethouders en nadat deze
de hoogte van het te vernieuwen of te herstellen gebouw heb-,
ben doen meten. i
De hoogte wor t gemeten uit de straat of het voetpad vóór
het huis tot aan den bovenkant der lijst, of, zoo deze er niet is,
tot halverwege de hoogte van het dak. Door breedte der straat
wordt verstaan de afstand tusschen de voorkanten der tegen el
kander overstaande gevels. Het dak mag aan weerszijden
steiler worden opgetrokkendan met een hoek van 45 graden
en moet van eene goede afwatering voorzien zijn.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders
eene afwijking toestaan van de bepalingenin de eerste en het
eerste gedeelte der zesde alinea van dit artikel voorkomende.
Art. 4.
Bij het aanleggen van eene nieuwe buurt moet tusschen de te
genover elkander staande gebouwen eene breedte van ten minste
6 meter zijn.
Art. 5.
De hoogte van woonverdiepingen tusschen den vloer en het)
plafond of den onderkant der balken mag niet minder dan 3
meter zijnbij verdiepingen onder den beganen grond moet deze
hoogte ten minste 2.20 meter bedragen. I
De oppervlakte van elke woning mag niet minder zijn dan 80
centiare.
Art. 6.
Ieder bewoond vertrek moet ten minste één lichtraam hebben»
De grootte van de lichtdoorlatende gedeelten van dat licht*
raam of van die van meerdere lichtramen of lantaarns te zamen
moet ten minste een zevende van de oppervlakte des vertreks zijn,
Bijlagen tot het verslag der haudelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden.
Van de lichtramen moet ten minste écu kunnen worden geopend.
Art. 7.
Elke woning moet teu minste van één privaat zijn voorzien
dat door middel van een beweegbaar lichtraam of luchtkoker
met de buitenlucht gemeenschap heeft.
Burgemeester en wethouders kunnen vergunnen dat van die
bepaling worde afgeweken indien in de nabijheid van 30 meter
een publiek of gemeenschappelijk privaat aauwezig is.
Het is verbodenputten aan te leggenbestemd tot opname
van faecale stoffen.
Het is verboden privaten te doen ui'loopen in algemeene of
bijzondere riolen.
Art. S.
Bij elke woning moetvóór zij in gebruik wordt gesteldeen
waterdigte regenwaterbak ziju berekend naar den inhoud vau
4 stère voor elk inwonend geziu.
Waterputten mogen op geen minderen afstand dan 50 meter
van bestaande zinkputten worden gegravendan na bekomen
verlof van burgemeester en wethouders.
2. Van het bewonen van voor de gezondheid nadeelige woningen.
Art. 9.
Het toezigt op de gebouwen dieals nadeelig voor de open
bare gezondheid worden vermoed voor bewoning ongeschikt te
zijn is opgedragen aan burgemeester en wethouders.
Art. 10.
Indien burgemeester en wethouders eene woning, hetzij wegens
gebrekkige inrigting, onvoldoenden staat van onderhoud gebrek
r.an vrije toetrediug van lucht ol licht, hetzij wegens an
dere oorzaken als voor de gezondheid der bewoners nadeeiig
en daardoor gevaarlijk voor den openbaren gezondheidstoestand
beschouwen, stellen zij, met opgave van redenen, den raad
voor, die woning onbewoonbaar te verklaren. Ten minste veer
tien dagen vóór het indienen van hun voorstel geven zij hier-
\au aan den eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder kennis.
Art. II.
Oordeelen burgemeester en wethouders, dat door het aanbren
gen van verbeteringen of herstellingen het nadeel kan worden
weggenomen dan doen zij den eigenaarvruchtgebruiker of be
heerder opgave van de verbeteringen of herstellingen die zij
noodig achten, met uitnoodigingdie verbeteringen of herstel
lingen binnen een door hen te bepalen termijn aan te bren
gen en met aanzegging dat, zoo hieraan niet wordt voldaan,
zij den raad zullen voorstellende woning onbewoonbaar te ver-
kiaren.
Belanghebbenden kunnen hunne bezwaren tegen de voorstellen
van burgemeester en wethoudersin dit en het vorige artikel
genoemdgedurende de daarbij bedoelde termijnen schriftelijk
bij den raad indienen.
Art. 12.
Burgemeester en wethouders leggen bij hun voorstel aan den
raad alle adviezen en inlichtingen over, die zij ter zake dienstig
hebben verkregen.
Art. 13.
De raad benoemt, alvorens eene beslissing te nemen, eene
commissie van drie leden uit zijn midden, ten einde den staat
der in het voorstel bedoelde woning te onderzoekeu, de belang
hebbenden te hooren en daarvan verslag te doen.
Art. 14.
Nadat het verslag is gedaan, verklaart de raad, bij een met
redenen omkleed besluit, op het voorstel van burgemeester eu
wethouders, de woning al of niet bewoonbaar.
Het besluit tot onbewoonbaarverklaring houdt tevens het ver
bod in voor den eigenaarvruchtgebruiker of beheerderom de
woning te bewonente verhuren of' aan anderen ter bewoning
af' te staan.
Ait. 15.
Bij het raadsbesluit, waarbij de woning onbewoonbaar wordt
verklaard kan worden bepaalddat liet op een daarbij vast te
stellen tijdstip in werking zal treden, indien niet vooraf de
verbeteringen of herstellingen zijn aangebragt, die in dat geval
bij het besluit worden aangeduid.
Art. 16.
Het besluit, waarbij eene woniDg onbewoonbaar is verklaard,
wordt op de wijze, daarbij te bepalen openbaar gemaakt.
Art. 17.
Burgemeester en wethouders gelasten schriftelijk de ontruiming
van de door den raad onbewoonbaar verklaarde woning binnen
een door hen te bepalen termijn.
Wordt aan dien last niet voldaan dan doen burgemeester en
wethouders de ontruiming uitvoeren met behulp der beambten
van politie.
Art. 18.
Het raadsbesluitwaarbij eene woniDg onbewoonbaar is ver
klaard, wordt, op verzoek van belanghebbenden, ingetrokken,
indien zij aantoonen dat die woning in eea voor bewoning ge-
schikten toestand is gebragt.
Dat verzoek wordt ingediend bij burgemeester en wethouders
die het, na onderzoek, met hunne beschouwingeu eu advies aan
den raad overleggen.
Indien burgemeester en wethouders den raad de inwilliging
van het verzoek meenen te moeten ontraden geven zij daarvan
aan de verzoekers kennis.
De raad besluit in dit gevalmet iuachtnemiug van het be
paalde bij art. 13.
Art. 19.
Indien liet raadsbesluit tot onbewoonbaarverklaring is inge
trokken, is hiermede de last tot ontruiming, door burgemeester
en wethouders gegeven vervallen.
Art. 20.
Van die intrekking wordt, op gelijke wijze als in art. 16 is be-
paa'dopenbare keunis gegeven.
Art. 21.
De kennisgevingen, ingevolge deze verordening te doen aan
eigenarenvruchtgebruikers of beheerders van woningendie
vermoed worden of verklaard zijn ongeschikt ter bewoningge
schieden indien deze personen niet in de gemeente wonen of
hunne woonplaats onbekend is aan den hoofdbewoner der wo
ning.
Art. 22.
Aan burgemeester eu wethouders en de raadscommissiënin
gevolge deze verordening te benoemen de ambtenarea eu be
dienden van politie en der stads reinigingzoomede aan den
directeur, den hoofdopzigter en de opzigters der gemeentewer
ken wordt de last verstrekt om ter uitvoering dezer verorde
ningde woningen der ingezetenen, huns ondanks, binnen te
treden mits daarbij worden in acht genomen de voorschriften
der wet van 31 Augustus 1853 Staatsblad no. 83).
De uitvoering van dien last mag ten allen tijde geschieden.
Art. 23.
Het opsporen en constateren vau de overtredingen der bepa
lingen van deze verordening en der krachtens deze verordening
uit te vaardigen besluiten is opgedragen aan de ia het vorig
artikel genoemde ambtenaren en bedienden.
8. Strafbepalingen.
Art. 24.
De overtreding van deze verordening eu van de ter harer uit
voering door burgemeester en wethouders te geven bevelen of
voorschriften wordt gestraft met eene geldboete van vijf tot vijf
en twintig gulden met of zonder gevangenisstraf van één tot
drie dagen.
Deze verordening treedt in werking den