120
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden.
MEMORIE VAN TOELICHTING op de ver
ordening op het bouwen en inrigten van
woningenzoomede tegen het bewonen
van voor de gezondheid nadeelige wo
ningen.
Art. 1.
Al wat bevorderlijk kan zijn voor de droogte van den grond
van het gebouwis gewonnen voor de droogte van het huis.
Even als bij de vereeniging ter bevordering van volksgezond
heidmaakte het bij de commissie een punt van ernstige over-
wegiug uit, om het bewonen van verdiepingen beneden den bo-
ganen grond, als in strijd met de eerste eischen der gezondheids
leer, te doen verbieden.
Met die vereeniging meende de commissie evenwel zoover niet
te moeten gaan en dat vooral ten dezen met de plaatselijke
omstandigheden rekening moest worden gehouden. Kelderwonin
gen behooren te Leeuwarden tot de uitzonderingen. Leeuwarden
verschilt in dit opzigt zeer van andere groote steden waar het
behoeftigste deel der bevolking in naauwe straten of stegen di»t
opeengehoopt zameuwoont. De meeste kelderwoningen in deze
gemeeote worden aangetroffen in burgerwoningen, waarin zij, tot
keuken bestemdenkel des daags als verblijfplaats worden ge
bezigd.
Bij de nieuw te bouwen woningen voor die standen is het te
verwachten, dat de verdieping onder den began en grond minder
dan vroeger tol slaapvertrek zal worden gebruikt.
Bij de voorbereiding van den bouwgrond en de zamenstelliog
dei fundamenten volgens de bepalingen van het ontwerp zullen
bovendien vele van de nadeelen eener bewoning onder den be-
ganen grond worden opgeheven. Om de toetreding van lucht en
zonlicht in de kelderwoningen zooveel mogelijk te bevorderen
zal overigens de bepaling van het laatste lid voldoende zijn.
Art. 2.
De toestand van het zoogenaamde souterain eener woning heeft
grooten invloed op de droogte der muren en op het weren van
.schadelijke uitdampingen uit den ondergrond. Voor een goed deel
wordt de bewoonbaarheid van het geheele huis er door bepaald.
Art. 3.
"Van het hoogste belang is het, dat de zonnestralen en de lucht
toegang tot de huizen kunnen hebben. De bepaling van dit
artikel strekt om te zorgendat dit niet door andere huizen
worde belet.
Het is juist in de naauwe straten dat de woningen voor de
behoeftige en arbeidende klasse bestemd worden gebouwd.
Neemt men aan, dat deze woningen slechts van ééne verdie
ping gelijkstraats worden opgetrokkenen dat die verdieping
zich nog geen 3 meter boven den begauen grond bevindtdan
zal het zonlicht, aangenomen altijd dat het woningen geldt op
het zuiden of westen gelegendaar slechts voor een zeer gering
gedeelte kunnen toetreden. Deze woningen ontvangen in den
regel van den achtergevel geen licht en zouden dus van dien
weldadigen levensprikkel genoegzaam geheel verstoken blijven.
Het is daarom wensehelijk geacht hierin te voorzienwaartoe
de ,2e alinea strekt.
Daar de verordening geene terugwerkende kracht heeftheeft
men op de bepaling van de hoogte bij vernieuwing of herstelling
van gebouwen niets willen afdingen. Burgemeester en wethou
ders dienen nogtans contróle te kunnen uitoefenen dat van die
bepaling niet worde afgeweken. Daarom is noodzakelijk de
hoogtemeting van het te vernieuwen gebouw van wege burge
meester en wethouders vóór met het afbreken worde aange
vangen.
Hetgeen bij art. 1 is aangevoerd voor de wenschelijkheid van
een droogen ondergrond pleit evenzeer voor eene bepaling ten
aanzien van het dak om van daar n.l. de woning mede tegen
vochtigheid te beschutten. Omtrent de inrigting der muren ko
men reeds eenige voorschriften voor in artt. 14 der verordening
van politie ter voorkoming van brand, die, met hetgeen in dit
artikel wordt bepaald voldoende mogen worden geachtook
met het oog op het gezondheidsbelang.
Art. 4.
Bij het bouwen van woningen op eigen terreindat al meer en
meer in deze gemeente toeneemtwordt dikwijls tusschen de
tegenover elkander staande woningen zoo weinig afstand gelaten,
dat aan het zonlicht daardoor ten eenenmale wordt belet tot de
gevels door te dringen. Het geldt hier vooral weder de terrei
nen tusschen en achter de woningen en van den openbaren weg
gescheidenbestemd voor het stichten van arbeiderswoningen,
't Zijn juist deze terreinen, die het meest aan het waakzaam
oog der politie zijn onttrokken en door eene steeds digter op
eengehoopte bevolking worden ingenomen.
Wel heeft het gemeentebestuur het in de magtde eigenaars
van die perceelen de voordeelen van de algemeene politie te
onthouden maar het straft daarmede de onschuldige bewoners
meestal niet de eigenaars dier woningen. Door de voorgestelde
bepaling zal aan het bedoelde misbruik voortaan voor goed een
einde worden gemaakt.
Het gemeentebestuur zal hierdoor tevens voor de nieuwe buurten
die verder zijnentwege worden aangelegd, een norm bezitten
voor het aangeven der grens van het minimum der breedte van
die buurten.
Art. 5.
Het betreft hier een hoogst gewigtig beginsel de bepaliog
van een minimum van ruimte en oppervlakte der woningen.
In eene verordening als deze may zij echter niet ontbreken,moet
een voorschrift worden gevonden dat althans eenigen waarborg
aanbiedt tegen te groote beperktheid van woningen en hare
onderdeden.
Ook hierbij was almede het oog gevestigd op den bouw van
arbeiderswoningen bestaande uit één vertrek dat dikwijls tot
verblijf bij dag en bij nacht aan een talrijk gezin dient én
waarin alle huishoudelijke werkzaamheden worden verrigt,soms
ook nog eene industrie wordt uitgeoefend. Men oordeeldedat
als minimum van de hoogte des vertreks 3 meter moet worden
gesteld, eene hoogte die, in verband met de oppervlakte, waar
over kan worden beschikt, nog verre is beneden de eischen, die
de hygiene stelt aan den kubieken inhoud van slaapvertrekken
en van de toegemeten hoeveelheid lucht voor elk individudat
daar 's nachts gedurende een achttal uren verblijf houdt.
De bepaling der oppervlakte van elke woning op ten minste
30 centiare zal evenmin een te hooge eisch kunnen worden ge
noemd, indien in 't oog wordt gehouden, dat van die oppervlakte,
door allerlei indeeling, zoo veel wordt ingenomendat voor
het eigenlijke woonvertrek welligt ten hoogste 20 centiare zal
overblijven. Met de hoogte vermenigvuldigd geeft dit een ku
bieken inhoud van 60 stère, hetgeen waarlijk niet te veel kan
worden genoemd voor een als norm gesteld huisgezin van 2
volwassenen en 3 kinderen bij een nachtverblijf van 8 uren
terwijl deur en vensters zijn gesloten.
Art. 6.
Een der eerste vereischten om gezond te kunnen blijven is
dat de mensch van tijd tot tijd versche lucht inademe. Ook
het daglicht moet behoorlijk in de woning kunnen dringen.
Een algemeen geldenden maatstaf hiervoor aan te gevenis
zelfs volgens de hygiënisten hoogst moeijelijk. Veel toch hangt
hierbij af van de bestemmingdie aan de onderscheidene ver
trekken wordt gegeven. De hygiëne stelt als minimum voor
eene behoorlijke verlichting van scholen enz. de lichtvlakte op
1/g van de oppervlakte des vertreks. Hier kan echter l/7 in
het algemeen als voldoende worden beschouwd.
Art. 7.
De noodzakelijkheiddat iedere woning voorzien zij van een
privaat, zal wel algemeen worden erkend. Het gemis toch van
een goed ingerigt privaat brengt mede, dat de bewoners zich
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden.
121
van plaatsen en middelen bedienenwaardoor de dampkring in
en buitenshuis en dikwijls ook de bodem wordt verontreinigd.
Alleenwaar op zekeren afstand een publiek of gemeenschap
pelijk privaat aanwezig is, dient de bevoegdheid aan burgemeester
en wethouders te worden gegevenvan de verpligting, in het le
lid opgenomen, ontheffing te kunnen verleenen. Een afstand
van 30 meter is volgens de ervaringvoldoende.
Het verzamelen en bewaren van faecaliëu in zoogenaamde
zinkputten verdient ontegenzeggelijk de meeste afkeuring. Op
de vraagof dit ook geldt voor goed aan alle kanten in cement
gemetselde ruimtentot opname dier stoffen bestemd was het
antwoord niet anders dan bevestigend. In de eerste plaats valt
het hoogst moeijelijk behoorlijke controle uit te oefenendat
zoodanige putten goed worden gebouwd. Doch, zoo dit al ge
schiedt dan heeft de ervaring geleerddat op den duur zelfs
de hardste specie door den inhoud dier putten wordt aangedaan
en dat er lekkage ia ontstaat, die men niet gemakkelijk kan na
gaan en eerst gewaar wordtals het kwaad zich zeer heeft uit
gebreid en bodem en water zijn verontreinigd. Hoezeer bijna
algemeen sedert onheugelijke tijden de privaten te dezer stede
op de algemeene riolen uitloopenzal het nadeel voor de alge
meene gezondheid van deze wijze van afvoer der faecale stoffen
moeijelijk kunnen worden ontkend. Zonder te willen beslissen
wat later tot het doen ophouden van dezen toestand zou moeten
worden verrigt, komt het der commissie hoogst wensehelijk voor,
dat althans bij het bouwen van nieuwe of het verbouwen van
bestaande woningen deze wijze van afvoer niet meer in toepas-
sing^worde gebragt.
Art. 8.
De wenschelijkheid, dat in of bij de woning zelve goed drink
water aanwezig zijzal wel geen betoog behoeven.
In verband met de gemiddelde hoeveelheid regendie jaar
lijks in Leeuwarden valt, zou een inhoud van 2 stère welligt vol
doende zijn. Bij de mogelijkheid nogtans dat er in een gegeven
tijd eene grootere hoeveelheid regen dan hel gemiddeld van 64
millimeter per maand valtis het beter den inhoud van den
bak op 4 stère te bepalen.
De omstandigheid dat te Leeuwarden voor huishoudelijk ge
bruik veel putwater wordt gebezigddat in den regel eigenlijk
niets anders is dan zakwater met organische stoffen bezwan-
§erdmaakt het wensehelijkeenigen waarborg te geven tegen
e verontreiniging van dit water door den inhoud van slecht ge
bouwde zinkputten. Van ddar het voorgestelde verbod, water
putten te graven op een afstand van minder dan B0 meter van
bestaande zinkputten. Die afstand moet ingevolge art. 16 der
wet op de begraafplaatsen enz. mede worden in acht genomen
bij het graven van putten in de nabijheid eener begraafplaats.
xllv. V.
Het hier bedoelde toezigt behoort eigenaardigook met het
oog op art. 179 litt. A der gemeentewet, tot den werkkring van
burgemeester en wethouders.
Artt. 10—15.
De onbewoonbaarverklaring, in deze artikelen bedoeld is niet
van voorbijgaanden aardzooals die in art. 9.
Den eigenaar zullen dus waarborgen moeten worden gegeven
dat de opofferingdie ten nutte van het algemeen belang van
hem wordt gevorderdhem niet dan na rijp onderzoek worde
De proces-ordein deze artikelen opgenomenschenkt die
waarborgen zoo volledig mogelijk.
Art. 16.
Openbaarmaking van het besluit tot onbewoonbaarverklaring
is noodig niet alleen ter waarschuwing van het publiek maar
ook opdat hij die de woning in haren niet verbeterden toestand
mogt hebben betrokkengeen onwetendheid kunne voorwenden.
Art. 17.
Als zaak van uitvoering van het door den raad genomen be
sluit behoort de last tot ontruiming eigenaardig van burgemeester
en wethouders uit te gaan.
De vraag zou kunnen rijzen of de raad wel aan burgemees
ter en wethouders de verpligting kan opleggenin het 2e lid
opgenomen, of er niet eene uitbreiding in is gelegen van art. 180
der gemeentewetdat slechts spreekt van bevoegdheid.
Blijkens het verslag van den toestand der provincie Friesland,
over 1871 (bladz. 153 en 1541, had zich de kwestie voorgedaan
ten aanzien der gemeente Bolsiuardwaar d© raad in eene ver
ordening als de onderwerpelijke gelijke bepaling had vastge
steld. Gedeputeerde staten oordeelden de bepaling in strijd
met genoemd wets artikel en droegen op dien grond de schor
sing of vernietiging der verordening den koning voor. De mi
nister van binnenlandsche zaken (Thorbecke) deelde de beschou
wingen van gedeputeerde staten niet en kon den bewusten strijd
niet toegeven. Wat de verordening als verpligting steltwas
ditvolgens den minister, reeds ingevolge genoemd wetsartikel.
Art. 70 le lidder gemeentewet is voorts dédr om de hulp
der politie te verzekeren.
Art. 18.
Indien de eigenaarnadat de onbewooubaarverklaring is uit
gesproken de vroeger noodig geoordeelde verbeteringen heeft
aangebragtis het geheel rationeeldat' het raadsbesluit worde
ingetrokken.
Het feit der verbeteringen zal op dezelfde wijze dienen te
worden geconstateerd als vroeger de onbewoonbaarheid.
Artt. 19—24.
Deze artikels schijnen geene toelichting te vereischen.