Bijlage no. 8.
i
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1874.
VOORSTEL tot nadere regeling van het gewoon
en meer uitgebreid lager onderwijs en tot
verhooging van sommige schoolgelden.
Bij schrijven van de plaatselijke schoolcommissie van 30 Maart
jJL werd ons collegie uitgenoodigdom met het oog op het steeds
toenemend aantal leerlingen aan de school voor gewoon en meer
uitgebreid lager onderwijs aan den raad een voorstel te doen
ten einde het hulppersoneel aan die inrigting met één hulpon
derwijzer en zoo doenlijk met twee worde vermeerderd.
Wij hebben in dit schrijven aanleiding gevonden om 's raads
aandacht meer in het bijzonder te vestigen op een onderwerp
dat sinds lang een punt van ernstige overweging bij ons collegie
had uitgemaaktde aansluiting namelijk van het lager aan het
middelbaar onderwijs. De warme en talentvolle maar in strek
king hoogst uiteenloopende betoogen die bij de behandeling van
een verwant onderwerp tot uwen raad werden gerigt, ten einde
de meest gewenschte verhouding tusschen de beide takken van
onderwijs te kenschetsenliggen nog te versch in het geheugen
dan dat wij zouden behoeven te wijzen op het gewigt en op de
bezwaren verbonden aan eene definitieve oplossing van het vraag
stuk dat ook hier ter stede evenzeer als elders weinig voldoende
geregeld blijkt. Intusschen gelooven wij ons bij deze gelegenheid
te eerder van eene altijd min of meer subjectieve waardering
te kunnen onthouden omdat de weg voor deze gemeente vrij
naauwkeurig is afgebakend door de toezegging in der tijd van
harentwege aan den minister van binnenlandsche zaken gedaan
dat het openbaar lager onderwijs zoo het welligt eenigzins over
het terrein van het middelbaar onderwijs mogt zijn uitgebreid
binnen zoodanige grenzen zou worden teruggebragt dat het zich
aan dat der hoogere burgerschool aansluite.
Dat beginsel ten grondslag nemende heeft men in der tijd
op toenmaals aannemelijke gronden gemeend de school voor
lager en meer uitgebreid lager onderwijs derwijze te moeten in-
rigten, dat bij eene behoorlijke aansluiting van de hoogere bur
gerschool daar tevens gelegenheid zoude worden verschaft tot
beoefening der vakken van meer uitgebreid lager onderwijs met
name van de Wiskunde, het Engelsch en Duitschdie niet on
der de voorbereidende vakken voor het middelbaar onderwijs
kunnen worden gerangschikt.
De min of meer tweeslachtige rigting die door deze rege
ling aan het onderwijs werd gegeven kan blijkens eene zeven
jarige ondervinding niet geacht worden aanbeveling te verdienen.
Wij behoeven toch niet te herinneren hoe al spoedig klagten
werden aangeheven over de weinige zorg, die aan de vakken
van meer uitgebreid lager onderwijs werd besteed en hoe later
toen door vermeerdering van personeel aan dit bezwaar was te
gemoet gekomenweldra van de zijde van het middelbaar on
derwijs de vrees werd geuitdat de inrigtingin strijd met het
aangenomen beginselmeer als concurrerende dan als voorbe
reidende inrigting nevens de hoogere burgerschool zoude optre
den. Deze klagt, die zich vooral na het optreden van den
nieuwen hoofdonderwijzer met meer klem deed hoorenwerd
direct tot ons collegie gebragt door een schrijven van den heer
inspecteur van het middelbaar onderwijs, d d. Mei 1873 waarbij
ernstig op eene meer voldoende aansluiting der beide takken
van onderwijs werd aangedrongen. Wij konden evenwel in dat
schrijven door ons aan de schoolcommissie medegedeeldgeene
aanleiding vinden om reeds terstond ingrijpende maatregelen
voor te stellendaar wij oordeelden den toen nog maar kort in
functie zijnden hoofdonderwijzer der school voor gewoon en meer
uitgebreid lager onderwijs tijd te moeten latenom ook zijne
inzigten omtrent de meest wenschelijke regeling meer tot rijp
heid te brengen.
Inmiddels gaf het steeds toenemend getal leerlingenvooral
in de lagere klassentot nieuwe bezwaren aanleidingdaar de
Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant.
verhouding tusschen het beschikbaar hulppersoneel en de bevol
king dier klassen geheel onvoldoende bleek zóó zelfsdat het
gehalte van het onderwijs niet minder dan de goede ordedaar
onder moest lijden en verscheidene ouders elders eene gelegen
heid voor de opleiding hunner kinderen gingen zoeken hoewel
men toch mogt verwachten dat die in eene aanzienlijke gemeente
als de onze aan alle billijke eischen zou beantwoorden.
De eigenaardige moeijelijkheid van de oplossing dezer bezwa
ren en het verschil van inzigten daaromtrent in aanmerking ne
mende mogen wij ons hoogst gelukkig achten bij het aanbieden
onzer voorstellen eene gewenschte instemming althans in de
hoofdzaken te hebben gevonden zoowel bij het schooltoezigt a's
bij de betrokken onderwijzers. Niet minder stellen wij prijs te
kunnen wijzen op de instemming van een zoo geacht deskundige
als den heer inspecteur van het middelbaar onderwijs, die door
zijn toevallig verblijf hier ter stedein de gelegenheid was zijne
denkbeelden mondeling bij ons collegie te kunnen ontwikkelen.
Eenstemmig was men van oordeeldat het hoogst moeijelijk
zoo niet onmogelijk bleek om de school voor gewoon en meer
uitgebreid lager onderwijs bij hare bestaande inrigting voldoende
dienstbaar te maken aan de opleiding van twee scherp onder
scheiden cathegoriën van leerlingen. Terwijl toch een deel der
knapen de school bezoekt om vooral grondige elementaire ken
nis te verwerven als voorbereiding voor eene latere meer weten
schappelijke opleiding, vindt men daarnevens een aantal die in
verband met hunne latere maatschappelijke bestemming vooral
prijs stellen op het aanleeren in den kortst mogelijken tijd der
vakken van meer uitgebreid lager onderwijs, zonder dat daarbij
het denkbeeld eener grondige beoefening der meer elementaire
vakken zoo zeer wordt voorop gesteld.
Gereedelijk laat zich het conflict begrijpen dat uit het het
zamentreffen van twee zoo onderscheidene elementen aan dezelfde
inrigting moest ontstaan. Een conflictdat zelfs bij den meesten
ijver en de grootste omzigtigheid van de zijde der onderwijzers
niet geheel kon worden vermedenomdat de geheele inrigting
der8chool,na de organisatie van 1870, gebaseerd was op het denk
beeld van eenen zes- hoogstens zevenjarigen cursus, waarbij alleen
in de hoogste klassele afdeelingalle vakken van meer uitge
breid lager onderwijs zouden worden onderwezen, welke regeling,
zoo zij strikt werd doorgevoerdnatuurlijk aan het onder
wijs in de levende talen eene te ondergeschikte plaats zoude
inruimen in verband met de behoefte aan dat onderwijs hier ter
stede.
In overeenstemming met het schooltoezigt zijn wij dus van
oordeeldat de bestaande verdeeling in drie klassen of zes ai-
deeliDgendie in zes of zeven jaren worden doorloopenbehoort
te worden vervangen door eene verdeeling in vier klassen of
acht afdeelingenwaarvan de drie laagste klassen een zesjarige
voorbereidingscursus voor het middelbaar onderwijs zullen vor
men uitsluitend bestemd voor de vakken a. tot i. der school
wet met inbegrip van het Franschterwijl de hoogste klasse
bestemd voor leerlingen van 12 a 15 jaren, die niet de hoogere
burgerschool bezoekeninzonderheid aan het onderwijs in de
nieuwere talen wordt dienstbaar gemaakt. Volgens ons oordeel,
dat evenwel niet door de schoolcommissie werd gedeeldzcu
dan nog bovendien in een avondcursus zoowel aan de leerlingen
van de dagschool als aan anderen de gelegenheid kunnen wor
den aangeboden om zich verder in de levende talen te bekwamen.
Geeft de door ons ontworpen regeling meerdere waarborgen
voor deugdelijk onderwijs aan kinderen wier bestemming vooral
eene in alle opzigten voldoende intellectuele ontwikkeling ver-
eischt, het valt niet te ontkennen, dat daaraan voor de gemeente
uitgaven verbonden zijndie de reeds meermalen betoogde wen-
schelijkheid eener verhooging van schoolgeld meerderen klem bij
zetten. Volgens het gevoelen van den heer schoolopziener toch
zoude aan de voorgestelde regeling niet slechts eene vermeerde
ring van het hulppersoneel met drie onderwijzers op eene wedde
van j GOQ a J 1000 verbonden moeten zijnmaar ook eene ver-
4