Bijlage no. lO. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875. Art. 4. Het schoolgeld moet betaald zijn voor het einde der eerste maand van het kwartaal, waarvoor het verschuldigd is. Bij weigering of nalatigheid van betaling geschiedt dc invor dering overeenkomstig de bepalingen der artikelen 258 tot en met 262 der gemeentewet. Art. 5. De gemeente-ontvanger geeft vóór het einde van ieder kwartaal aan burgemeester en wethouders berigt omtrent de inoing der schoolgelden over dat kwartaal. Leerlingen voor wie alsdan het verschuldigde schoolgeld niet is voldaan worden tot de lessen in een volgend kwartaal niet toegelaten voor die voldoening heeft plaat® gehad. Art. 6. Deze verordening treedt in werking tegelijk met het op heden vastgesteld besluit tot heffing van het schoolgeld in dezen bedoeld. Vastgesteld den De Raad der gemeerde Leeuwarden. ONTWERP. MEMORIE van toelichting bij de verordening op de invordering van het schoolgeld go- heven voor onder wijs aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes te Leeuwarden. Ten einde de invordering van het schoolgeld bij nevensge- voegde verordening bedoeldnaar behooren te kunnen doen plaats hebbenis het noodzakelijk dat de directrice elk. kwar taal opmaakt eene lijst van de leerlingen die de school bezoeken. Om aan burgemeester en wethouders gelegenheid tc geven te beoordeelen welke renseignementen de voormelde naamlijst moet bevattenis aan dat collegie de vaststelling van het model der lijst opgedragen. Mede is aan dat collegie de vaststelling opgedragen van de opgemaakte lijsten van schoolgeldendewijl daardoor eene regel matige toepassing der bepalingen voor de heffing op de meest voldoende wijze is verzekerd. De bepaling van art. 3 strekt, zoowel voor de belastingschul digen als voor den gemeente-ontvanger ter aanwijzing van het tijdstip waarop het schoolgeld invorderbaar is. Het voorschrift van art. 4 dient den ontvanger tot leiddraad voor de invordering van onbetaald gebleven schoolgeld terwijl art. 5 is opgenomen om te voorkomen dat op de school toege laten leerlingen bij voortduring zonder betaling van schoolgeld van het onderwijs zouden kunnen profiteren. VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot vaststelling van bepalingen voor de heffing en invordering van bruggeld voor het afdraaijen van de Wirdumorpoort- en Prins Hendrikburg- gen. Mijne Heer en Bij uw besluit van deu 18 Februarij jl.no. 2 sub III, is aan ons opgedragen uwe vergadering nadere voorstellen aan te bie den tot heffing van tolvoor doorvaart van schepen door de ge projecteerde draaibrug, ter vervanging van de bestaande Wirdu- merpoortbrug. Bij onze deswege gehouden beraadslagingen hebben wij tevens in overweging genomenof het niet wenschelijk is te achten behalve voor doorvaart van schepen door de Wirdumerpoort- brug, ook een billijk bruggeld te heffen bij de Prins Hendrikbrug. De omstandigheiddat voor het afdraaijen van deze brug geen tol wordt gehevengeeft aanleiding tot veel onnoodig ongerief voor de passage over de brug. Herhaaldelijk toch moet de brug worden gedraaid voor sche pen die zeer goed daaronder door kunnen varen. Maar ook afgescheiden daarvan achten wij het wenschelijk dat bij de beide bruggen over de Willemsgracht tol wordt ge heven omdat door den korteren afstand van de Harlingervaart- brug langs deze gracht naar den Grachtswalde passage langs de zuidzijde der gemeente belangrijk zal toenemenwaardoor de kosten van onderhoud en bediening dezer bruggen zeer zul len vermeerderen. In ieder geval zal de scheepvaart dan nog belangrijk gebaat wordenvermitsindien de weg langs de west- en noordzijde der gemeente tot den Grachtswal wordt genomen bij vier be weegbare bruggen tol moet worden betaald. Zijn wij alzoo van oordeel dat het wenschelijk is bij de beide genoemde bruggen tol te heffendan meenen wij als ons gevoe len te moeten kenbaar maken dat het bedrag daarvan bij de Wirdumerpoortbrug hooger behoort te worden gesteld dan bij de Prins Hendrikbrug. Door de verandering toch van do vaste Wirdumerpoortbrug in een beweegbarewordt de scheepvaart belangrijk gebaat ten nadeele van de passage over de brug. Niet alleen dat diverse schepen van groote afmeting in 't ver volg die brug kunnen passerenhetgeen tot nu toe niet het ge val wasmaar ook zal door de voorgenomen verandering der brug de doorvaartswijdte veel worden verbreedtot groot voor deel voor alle schepen zonder onderscheid die thansmet har den wind of feilen stroomdikwijls slechts met moeite en niet zonder gevaar de brug kunnen passeren. Bij de bepaling van het bedrag van het te heffen bruggeld dient in aanmerking te worden genomendat die tol slechts het karakter kan hebben van eene retributie voor de dieDstwelke aan de scheepvaart wordt bewezendoor het verleenen van eene vrije doorvaart. Als kosten die door de gemeente in 't belang der scheepvaart zullen worden besteedkomen in aanmerking die der beweeg bare brugder verbreeding en verbetering der rigting van de gracht en vooral ook die van bediening en onderhoud der brug. Indien men nu aanneemt dat de kosten van een nieuwe vaste brug met eene gelijke doorvaartswijdte en hoogte als de bestaande ongeveer 20,000 zouden bedragen en die van een ijzeren draai brug met twee doorvaarten -4— 32,000dan kan worden aan genomen dat f 12,000 in 't belang der scheepvaart wordt besteed, waarbij jaarlijks 400 voor de bediening en f 350 als kosten van onderhoud der brug moet worden berekendterwijl verder'Jn aanmerking komt eene som van 3+^ j 5000 door de gemeente aangewend voor verbetering van de rigting der gracht. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875. 21 De gezamenlijke kosten in 't belang der scheepvaart aange wendzullen alzoo minstens ƒ1600 jaarlijks bedragen. De kosten van onderhoud en bediening van de Prins Hendrik brug zullen voor de berekening van het te heffen bruggeld op min stens 800 jaarlijks kunnen worden gesteldwelk bedrag even wel met 400 zal moeten worden verhoogd indien eventueel de noodzakelijkheid mogt blijken te bestaanom een tweede persoon voor de bediening van de brug te benoemen. Dit cijfer moet nog worden vermeerderd met 300 a f 400 als rente van het kapitaal uitgegevenom ten behoeve der scheepvaart een draaibrug in plaats van een vaste brug te maken. Indien nu wordt aangenomen dat de Wirdumerpoortbrug jaar lijks voor ongeveer 7000 en de Prins Hendrikbrug voor 8000 schepen zal worden afgedraaiddan achten wij een tol bij eerst- gemelde brug van 20 ct. en bij laatstgenoemde van 10 ct. al- lezins billijk en slechts te beschouwen als een geringe retributie voor de dienst, welke aan de scheepvaart wordt bewezen. Wij hebben alzoo op grond van het aangevoerde de eer uwe vergadering hierbij aan te bieden ontwerp-besluiten tot heffing en ontwerp-verordeningen op de invordering van bruggeld we gens het afdraaijen der Wirdumerpoort- en Prins Hendrikbrug- gen voor doorvaart van schepen met de betrekkelijke memoriën van toelichting met voorstel daaraan uwe goedkeuring te hechten. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van Donderdag den 25 Maart 1875 door Burgemeester en wethouders van Leeuwarden. ONTWERP. BESLUIT tot heffing eener belastingonder den naam van bruggeldvoor het afdraai jen van de Wirdumerpoortbrug te Leeu warden. De raad der gemeente Leeuwarden ln aanmerking nemende dat het wenschelijk is een bruggeld te heffen voor het afdraaijen van de brug, te leggen ter vervan ging van de bestaande Wirdumerpoortbrug en dat er in verband daarmede noodzakelijkheid bestaat om deswege bepalingen vast- testellen Gelet op de artikelen 238 240 en 254 der wet van 29 Junij 1851 Staatsblad no. 85); Heeft besloten Art. 1. Aantevangen met den 1 November 1875 wordt, ten behoeve der gemeente Leeuwarden ooder den naam vao brug geld eene belasting geheven voor het afdraaijen van de Wirdu merpoortbrug. Art. 2. Het in artikel 1 bedoeld bruggeld bedraagt, telken male dat de brug moet worden afgedraaid a. voor ieder vaartuigniet vallende onder de toepassing der volgende alineazoomede voor elk houtvlot des daags 20 cent 1, nachts 50 h. voor ieder vaartuiggebezigd wordende in beurtveer- of stoombootdiensten waarin dagelijks meer dan eene beurt vervuld wordtwanneer het in vaste beurt vaart des daags 10 cent; n nachts 25 Art. 3. Voor de toepassing der in art. 2 omschreven heffing wordt de nacht gerekend in Januarij en December van 's avonds 5 tot 's morgens 7 uur Februarij H November 11 6 6 u Maart u October 1, n 7 n n 5 1, April tot en met Sept. u 8 u 4 n Art. 4. Het bruggeld is voor de in art. 2 aangeduide schepen mede verschuldigd wanneertijdens herstelling der brugdie schepen door de brug kunnen varen zonder dat ze wordt afge draaid. Vastgesteld den De Raad voornoemd. ONTWERP. VERORDENING op de invordering der belas ting onder den naam van bruggeld gehe ven wordende voor het afdraaijen van de Wirdumerpoortbrug te Leeuwarden. Art. 1. De invordering van het bruggeld geschiedt door mid del van gaardering tenzij de raad tot openbare verpachting be sluit. Burgemeester en wethouders benoemen den gaarder voorzien hem van eene instructie en bepalen de wijze van verantwoording der geïade bruggeldenbehoudens mededeeling van een en ander aan den raaddie de belooning van den gaarder regelt. Ingeval van verpachting worden de pachtvoorwaarden door den raad vastgesteld. Is bij eene gehouden verpachtingnaar het oordeel van bur gemeester en wethoudersde geboden pachtsom onvoldoende dan zijn zij bevoegd de invordering bij gaardering te doen plaats hebben en is de 2e alinea van dit artikel van toepassing. De naam van den gaarder of pachter wordt door burgemeester en wethouders openlijk bekend gemaakt. Art. 2. Het verschuldigde bruggeld moet door de belasting schuldigen op de eerste mondelinge aanvrage aan den gaarder of pachter worden voldaan. Art. 3. Indien de belastingschuldigen weigerachtig of nalatig zijn het verschuldigde bruggeld op aanvrage aan den gaarder of pachter te voldoen, zal deze daarvan terstondkennis geven aan den ambtenaar bedoeld in art. 261 der gemeentewetdie deswege overeenkomstig art. 275 dier wet procesverbaal opmaakt en dit aan deD gemeenteontvanger ter hand stelt, ten einde door dezen onmiddellijk zoodanige maatregelen kunnen worden genomen als ten opzigte der invordering van plaatselijke belastingen bij de artikelen 258 tot 262 der gemeentewet zijn voorgeschreven. Art. 4. Deze verordening treedt in werkiDg den 1 November 1875. Vastgesteld door den raad der gemeente Leeuwarden den ONTWERP. MEMORIE van toelichting bij het besluit van den raad dor gemeente Leeuwarden, dd. tot heffing eener belasting, onder don naam van bruggeld, voor het afdraaijen van de Wirdumerpoortbrug aldaar. Bij raadsbesluit van deu 18 Februarij 1875 werd bepaald dat de vaste houten brugbestaande nabij de voormalige Wirdumer poort en uit dien hoofde bekend onder de benamiDg Wirdumer poortbrug, zal worden vervangen door eene ijzeren draaibrug met twee doorvaarten. Dit besluit werd genomen vooral ook ten einde het belang van de scheepvaart te bevorderen ofchoon de vrije passage over de brug daaraan voor een gedeelte moet worden opgeofferd. Om echter ten behoeve der gemeente eene tegemoetkoming te erlaDgen in de meerdere uitgaaf die zij ten dienste der scheep vaart zal bestedenis het wenschelijk geacht dat van de ache-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1875 | | pagina 11