84
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875.
Omtrent van elders komende personen moeten noodwendig ter
wille der klaesificatiezonder eigen aangifteinformatiën wor
den iügewonnen. Vermits intusschen op de meeste plaatsen hoof
delijke omslagen bestaankunnen langs administratieven weg
egevens worden verkregenwelke de rangschikking ook van
eze personen alleszins mogelijk maken.
Dat eindelijk door de invoering der klassilicatie de eerbied voor
het collegie van burgemeester en wethouders zou verminderen
werd weersproken met een beroep op de ervaring, verkregen
op die plaatsenwaar ze sints lang bestaat.
Nadat uwe commissie zoo getrouw mogelijknaar ze meent
het pro en contra heeft uiteen gezet, verklaart ze eenstem
mig zich te vereonigen met het denkbeeld dier leden die de
klassificatie wenschenmet weglating der eigen aangifte. Ze
meent, dat de ondervinding heeft geleerd, dat het kohier eene
slechte afspiegeling is van de draagkracht der ingezetenen en de
klassificatie van allen eene regelmatige verhooging van het be
lastbaar inkomen zal medebrengen.
Uwe commissie wenscht thans over te gaan tot mededeeling
harer beschouwingen nopens de punten I 10 2080 en IIter
wijl ze van oordeel isdat I 40 door het betrekkelijkafzonder
lijk genomen besluit vervallen is.
I. 10. Omtrent het bedrag van den aftrekmet andere woor
den omtrent het minimum bedrag, waarover belasting kan wor
den geheven openbaarde zich veel verschil vau meening. Ter
wijl sommigen het cijfer van 800 willen behouden gaan anderen
mee met het voorsteldat 400 beoogtterwijl weder anderen
den middenweg inslaan en het minimum op 850 weuschen ge
steld te zien. In de sectiewaar dat cijfer de overhand behield,
verbond men daaraan deze regeling, dat niet in alle klassen
doorloopend een cijfer van ƒ350 kan worden afgetrokken. Neen,
men wilde daardoor een veranderlijkentrapsgewijze verklein
den aftrek der progressie in het te betalen belastiogcijfer berei
ken. In die sectie werd wenschelijk geacht progressie in deze
belasting en wel in dezen vormdat worde ingevoerd een afda
lende aftrek in dier voegedat men aftrekke in de laagste klasse
natuurlijk de volle ƒ350, in de tweede 300 en zoo vervolgens
in elke hoogere klasse 50 mindertotdat men met den aftrek
op nihil daalt.
Vermits het intusschenhetzij het minimum blijve bepaald
zooals tot heden op 300 hetzij dat met f 50 of 100 verhoogd
wordeeene groote moeijelijkheid blijft te bepalencf iemand
al dan niet valt in de termen van belastbaarheidvooral door
dien de belanghebbenden vaak hunne wekelijksche verdienst on
juist opgeven heeft men in de sectie gepeinsd op een middel
om door het aannemen van zekere praesumtie aan het eindeloos
gehaspel een einde te maken. Ze meende deze te vinden in de
huur, welke de werkman of arbeider wekelijks betaalt. Bedraagt
die 1.25 of 1.50 per week, dan schijnt in die omstandigheid
eene voldoende aanwijzing te liggen om aan te nemen dat de
werkman meer dan zeven gulden per week verdient. Indien
alzoo heeren burgemeester en wethouders niet van elders weten,
dat zulk een persoon belastingschuldig isdan kunnen ze uit den
betaald wordenden huurprijs te dien aanzien de noodige conclu
sie trekken.
Met het denkbeeldin de bedoelde sectie ontwikkeldzoowel
wat het bedrag van den afdalenden aftrek beginnende met f 850,
betreft, en het aannemen van een vasten regel voor de beoor
deeling der vaak moeijelijke vraagof iemand iu de termen der
belasting valt, kan uwe commissie zich zeer goed vereenigen.
Het schijnt toch onbetwistbaar, dat in deze gemeente vele per
sonen niet op het kohier voorkomen die daaropzij het dan ook
in de eerste klassebehooren. Dit kan o. a. daaruit blijken
dat' te Middelburg met 16,000 inwoners 2599 en hier ter stede
met 25,000 inwoners slechts 2513 zijn aangeslagen. Beide plaat
sen hebben hetzelfde minimum. De cijfers zijn dus zonder toe
lichting welsprekend genoeg.
Zijde zich met het voorstel om het minimum vau 300 te
verhoogen niet konden vereenigenberiepen zich daaropdat
iederdie niet geheel onvermogend isnaar de mate zijner
krachten iets behoort bij te dragen voor de gemeentehuishouding.
Men meende, dat personen, die een inkomen hebben boven de
3C0 niet geheel onvermogend zijn. Door eene verhooging van
het minimum wordt de ambitie bij de lagere klasse uitgedoofd
en wordt vermeerderd het getal proletariërsdie in het welzijn
der gemeente geen het minste belang stellen. Verder oordeel
den die ledendat niet juist de belastingschuldigendie een
inkomen tusschen f 30D ad f 600 bezittendoor deze belasting
zwaar worden gedruktmaar veeleer de kleine ambtenaren
officieren enz., wier inkomsten tusschen 1000 en 1500 variëren
en verpligt zijn een zekeren stand op te houden. Ook zou door
de verhooging van het minimum tot 400 een aantal personen
buiten de termen van belastbaarheid vallenhetgeen natuurlijk
zwaarderen druk voor de hoogere klassen tengevolge zou hebben.
Uwe commissie heeft, gelijk reeds werd opgemerkt, zich ver-
eenigd met het denkbeeld om het minimum tot 350 te verhoo
gen onder de bepalingdat die aftrek vermindert met 50 naar
gelang van het klimmen der klasse. Het komt haar voor, dat
in den tegenwoordigen tijd een wekelijksche verdienste van zeven
gulden van belasting moet worden vrijgesteld. Gelijk men dat
vroeger te regt begreep aangaande eeDe wekelijksche verdienste
van zes guldenals noodig voor de eerste levensbehoeftenzoo
mag daarvoor thans gerust zeven gulden worden gesteld.
Bij de behandeling van dit punt is voorts nog besproken het
voorstel om voor de vijf laagste klassen een vast bedrag te stel
len en in verband daarmede de eerste 1000 der hoogere klas
sen mede voor een vast bedrag van 20 aan te slaan.
Evenals dit denkbeeld slechts bij een enkel lid ingang vond,
heeft uwe commissie daartegen gewigtige bezwaren. Hoewel het
niet te ontkennen valt, dat de lagere standen door het aanne
men van dergelijk fixum gebaat zullen wordenvooral indien
de percentage nog hooger wordtschijnt het derwijze in strijd
met den aard dezer belasting als hoofdelijken omslagdat al
leen op dien grond het denkbeeld geen aanbeveling verdient.
Daargelatenin hoe verre daardoor zou worden geschapen een
privilegie op het stuk van belastingenin strijd met de grond
wet zou dit stelsel eene moeijelijke en omslagtige berekening
medebrengenwelke in de praktijk niet van bezwaar ontbloot is.
ad. I 20. Vrij algemeen werd instemming betuigd metdevoor-
Sestelde verandering in de indeeling der klassen. De motieven
aarvoor door het collegie van dagelijksch bestuur bijgebragt
vonden schier onverdeelaen bijval. Bij velen intusschen stond
dit vastdatindien de wijzigingen der verordening alleen zou
den bestaan in de verandering van het minimum en van de in
deeling der klassen zonder dat de kwestie van eigen aangifte
of klassificatie werd aangeroerdhet beter ware de verordening
onveranderd te laten voortbestaan. Die wijzigingen alleen zou
den eene herziening niet voldoende regtvaardigen.
Uwe commissie ondersteunt gaarne, in verband ook met de
andere voorstellenwelke zij aan uwe goedkeuring zal onder
werpen de gewijzigde indeeling der klassen. Zij wenscht ech
ter een stap verder te gaan dan burgemeester en wethouders en
nog enkele klassen meer aan te nemen dan genoemd collegie
voorstelt.
Naar het oordeel der commissie moet de zevende klasse loo-
pen van 20012500 en dan de achtste klasse van 2501—3000.
Zij wenscht van de 8000 tot de 10,000 twee klassen te
vormen, namelijk van 8001ƒ9000 en van ƒ9001ƒ10,000.
Eindelijk is uwe commissie van oordeeldat de klassen der
inkomsten 20,000—40,000 telkens met 2000 die van
ƒ40,000—60,000 met 3000 die van 60,000—100,000 met
4000 en die boven de 100,000 met 5000 moeten opklimmen.
ad I 30. Uwe commissie acht het onnoodigomtrent dit on
derdeel afzonderlijke consideratiën mede te deelen.
Het hangt kennelijk geheel zamen met I 10.
Zooals uit het voorgaande blijkt, heeft uwe commissie op het
voetspoor vau twee der sectiën het hoofdbeginsel der verorde
ning ter sprake gebragt en beoordeeld.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875.
35
Har© voorstellen erlangen dns een wijdere strekking dan die
van het collegie van dagelijksch bestuur.
De vraag kwam dientengevolge aan de ordeof uwe com
missie al dadelijk de op haar standpunt noodige wijzigingen der
verordening zal voorstellendan wel of zij van den raad zal
uitlokken de beslissing over eenige beginselen met verzoek aan
burgemeester en wethouders om naar gelang der te nemen be
slissing een nieuw ontwerp-verordening den raad ter goedkeuring
aan te bieden.
Uwe commissie geeft aan het laatste de voorkeur.
Immersindien het bleekdat de raad de inzigten der com
missie niet deelt, zou de omwerking der verordening blijken
een doelloos werk te zijn geweest.
Aan uw oordeel wordt alzoo onderworpen hot volgend voorstel.
I. aan heeren burgemeester en wethouders op te dragen en
te verzoeken aan den raad ter goedkeuring en vaststelling aan
te bieden een nieuw ontwerp-verordening tot heffing eener di
recte belasting op het inkomen ten behoeve der gemeente Leeu
warden met een ontwerp op de invorderingwaaraan ten grond
slag liggen de volgende hoofdbeginselen
a. dat daarin vervalt de eigen aangifte, maar worde aange
nomen de algemeene klassificatie der belastingschuldigen
b. dat het minimum van het belastbaar bedrag bepaald worde
op drte honderd een en vijjjtig gulden
c. datingeval het gemeentebestuur niet van elders weet
dat iemand valt in de termen van belastbaarheidals wettelijk
vermoeden daarvoor zal gelden het feitdat hij eene wekelijk
sche hunr voor zijBe woning van 1.50 of daarboven betaalt
d. dat bij deze belasting eene progressie worde ingevoerd
in dezen vormdat de aftrek der 850 daalt naar gelang de
klaspe van belastbaarheid klimt en wel zóódat in dc laagste
klasse worde afgetrokken de volle 360 in de tweede 300
en zoo vervolgens in elke hoogere klasse 50 mindertotdat
men met den aftrek op nihil daalt
e. dat aangenomen worde de indeeling der klassen gelijk die
is opgenomen in het voorstel van burgemeester en wethonders
(bijlage no. 22 tot het verslag van 's raads handelingen, 1874)
met de navolgende wijzigingen
10. yan de inkomsten van 2000ƒ8000 te vormen twee
klassen, nl. van 20012600 en van 25013000;
20, desgelijks van de inkomsten van ƒ8000-ƒ 10,000 twee
klassen te vormen, namelijk van 80019000 en van 9001
ƒ10,000
30. de' klassen van inkomsten van f 20,000—40,000 telkens
met 2000, die van 40,000—60,000 met ƒ3000, die van
60,000100,000 met f 4000 en die boven de 100,000 met
5000 te doen opklimmen.
11. Het voorstel vau burgemeester en wethoudersopgenonen
in de aangehaalde bijlage tot het verslag, orerigens buiten vir-
dere behandeling te laten.
Aldus gerapporteerd in de vergadering van den gemeenteraad
van Donderdag den 8 Julij 1875.
E. ATTEMA.
I. TELTING.
8. DRAISMA van VALKENBURG.