62
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Verantwoording van B. en W. bij de gemeente-rekening over 1874.
Werkelijk
bedrag vol
gens de
rekening.
UITGAVEN.
II
II
III
10
11
12
1
2,200.—
2,700.—
2,200.—
2,000.—
1,800.—
500.—
6,119.74
6,208.33*
60.—
495.83*
225.—
325.—
947.07'
325.43
82.55*
646.81
23.50
512.36
619.73
600.—
176.25
1,464.23
375.05
607.935
Tengevolge der door den koning goedgekeurde besluiten van ged, staten van Frieslandtot
verhoogicg der jaarwedden van de wethouders van 500.— op ƒ900.—in te gaan 1 Januarij
1874, is door af- en overschrijving het begrootingcijfer voor dit artikel versterkt met 1,200.—
bij raadsbesluit van 27 Augustus 1874.
In verband met de vaststelling in 1873 eener verordening regelende het getalde bezoldiging
enz. der ambtenaren belast met het beheer en de zorg voor de plaatselijke werkea enz. werden
voor de bij dit artikel bedoelde bezoldigingen hoogere sommen uitgetrokken. Van het dienten-
tewerken werd aangesteld met ingang van 15 Februarij 1874 en d. ia 1874 niet werd beschikt
over de som van 400.aangebragt voor bezoldiging van een tijdelijken teekeaaar of schrijver.
Het cijferop de begrooting uitgetrokken voor jaarwedden van de beambten ter secretarie
de gemeenteboden en den concierge in het gemeentehuis ad 6,000.is door af- en over
schrijving bij raadsbesluit van 27 Augustus 1874 verhoogd met 800.— tengevolge der benoe
ming van een beambte boven het reeds fungerende personeelen zulks in verband met de on
gesteldheid van den len beambte op het bureau van den burgerlijken stand. Aan den benoemde
die op 27 April in functie trad werd uitgekeerd 203.33*.
Bij de vaststelling der begrooting werd de bezoldiging der beambten, vereischt bij het in dienst
stellen der nieuwe veemarkt, geraamd op ƒ1,100.— nl. voor den marktmeester 500.— en
voor twee opzigters ieder 800.Toen echter de nieuwe markt gereed en de benoeming van
beambten aan de orde waswerd voor den marktmeester eene jaarwedde van 400.en voor
elk der gaarders eene bezoldiging van 150.voldoende geacht. Naar die sommen is aan do
benoemde titularissen uitgekeerd over het tijdvak van 15 April tot uit. December.
Door gebrek aan bergruimte, ontstaan tengevolge aanschaffing eener grootere hoeveelheid in 1873,
werd in 1874 voor het gemeentehuis niet zoo veel turf opgeslagen als gewoonlijk geschiedt. Uit dien
hoofde is voor brandstof 576.31* besteed, terwijl daarvoor was geraamd 860.Intusschen
moet worden opgemerkt, dat de prijs der in 1874 aangeschafte turf op de uitgaaf van gunstigen
invloed is geweest. In 1873 werd tc dezer zake besteed eene som van 903.84*.
Ten aanzien van deze artikelen valt niet anders op te merken, dan dat de daarop vereischte
uitgaven met de beschikbaar gestelde sommen hebben kunnen worden bestreden.
Voor het betrekkelijk geringe verschil tusschen raming en werkelijke uitgaaf kunnen bezwaar
lijk bepaalde oorzaken worden opgegeven.
Ofschoon op dit artikel 23.75 beschikbaar is gebleven, zijn evenwel de kosten van het drukken van
den catalogus der stedelijke kunstverzameling niet geheel verevend, dewijl het resterend gedeelte dier
kosten eerst in 1875 gedeclareerd en alzoo niet in de rekening over 1874 verantwoord kon worden.
Ter verevening der op dezen post vereischte uitgaven is versterking van het begrootingcijfer
noodig geweest met 620 voornamelijk tengevolge te lage ramingterwijl mede eenige on
voorziene herstellingenwaaronder het veranderen van privatennoodzakelijk zijn geweest.
Omtrent dezen post geldt in hoofdzaak het opgemerkte bij het vorige artikel. De door af-
en overschrijving aangebragte versterking bedraagt ƒ210 en was onder anderen noodig tenge
volge het vernieuwen vag glasgordijnen in meerdere matedan waarop was gerekend terwijl
mede moest worden overgegaan tot aanschaffing van een kagchel en verder stookgereedschap op
een lokaalvereischt voor de commissie tot herziening der belastbare opbrengst van de ge
bouwde eigendommen.
Voor dit artikel is voor 1874 eene som van 800 op de begrooting aangebragt. Die som was
ruim ƒ100 hooger dan de raming voor 1873, met het oog op de meerdere lokaliteit ten behoeve
der policie aangewezen. In verband met de uitgaaf over 1874 vereischt gewordenschijnt die
hoogere raming vermindering te kunnen ondergaan.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Verantwoording ran B. en W. bij de gemeente-rekening over 1874.
63
Werkelijk
bedrag vol
gens de
rekening.
UITGAVEN.
VI
VII
VIII
IX
III
99
100
101
576.84
178.96
750.—
111.23
63,43*
900.—
859.28*
112.67
110.50
4.—
754.71
750.67
57.40
202.51
122.45
226.50*
115.63*
75.—
10,609.16*
4,582.55
908.34
989.43
55.35
637.105
159.295
Het drukken van materieel *voor het bureau der van den burgerlijken stand heeft in 1874 iets
meer gevorderddan daarvoor op de begrooting was uitgetrokken. Door af- en overschrijving
is het begrootingcijfer met 30 versterkt geworden.
Door het overlijden van den beambte W. van Nus in den loop van het 2e kwartaal en het
in functie treden van zijn opvolger met 1 October 1874 is de bezoldiging voor den beambte, bij
dit artikel bedoeld over het 3e kwartaal niet uitbetaald.
De vele veranderingen welke de gebouwde en ongebouwde eigendommen in deze gemeente
in den laatsten tijd hebben ondergaan zijn oorzaak dat de kosten van bijwerken der kadastralo
leggers en plansbij het gemeentebestuur berustende, iets meer vorderen dan 100.Uitdien-
hoofde is ook over 1875 daarvoor een hooger cijfer op de begrooting aangebragt.
Dit artikel levert een overschot op van 36,56*. Hieromtrent kan niet anders worden ver
melddan dat in 1874 niet zooveel materieel heeft behoeven te worden gedrukt.
Op dezen post heeft de uitgaaf het bij de begrootiog geraamd bedrag overschreden door dat
behalve de gewone verkiezing van leden der provinciale staten mede moest plaats hebben de
verkiezing van twee leden van den raad en van een lid der tweede kamer van de staten-generaal.
Op dit artikel is van het begrootingcijfer ƒ39.50 beschikbaar gebleven.
Bij besluit van 24 September 1874 no. 11 verleende de raad magtiging om 400 te besteden
voor aankoop van voorwerpen ten behoeve der stedelijke kunstverzameling. Dientengevolge is
het begrootingcijfer ad ƒ400 door af- en overschrijving verhoogd moeten worden met 860.
De op nevens vermelde artikelen verei.;chte uitgaven hebben met de daarvoor op de begroo
ting aangebragte sommeu ruimschoots kunnen worden bestreden. Het is evenwel niet doenlijk
bepaalde redenen op te gevenwaarom de mindere uitgaaf voldoende is geweest.
Even als in het voorgaande jaar is ook in 1874 voor bureaukosten van den directeur der ge
meentewerken een hooger bedrag benoodigd geweestdan daarvoor op de begrooting wa» aan
gebragt.
In 1874 werd besteed: voor bureaubehoeften 148.93*
n verwarming en verlichting - 77.57
226.50*.
zijn de bij de begrooting te dien
zamen
Voor de uitgaaf vereischt wegens nevens vermelde artikelen,
einde beschikbaar gestelde sommen toereikend geweest.
Op art. 6 is 84.36* en op art. 7 een bedrag van ƒ26 als ov.erschot in de rekeaing vermeld.
De kosten van het onderhoud van wegenstraten enz. werden bij de vaststelling der begroo
ting geraamd op 9,500.—. Dat bedrag is door af- en overschrijving moeten worden versterkt
met 1,100.ter verevening der vereischte uitgavendie vooral tot een zoo aanzienlijk be
drag zijn geklommen door het vervloeren van bestratingen in meerdere mate dan waarop was
gerekend.
Het bij de begrooting beschikbaar gesteld bedrag voor onderhoud van vaarten waterleidingen,
bruggen enz. ad 4,170.is door af- en overschrijving verhoogd tot 4,620.— omdat voor
het onderhoud van bruggen een betrekkelijk aanzienlijk bedrag boven de raming is moeten wor
den besteed.
Mede door het aanleggen van plantsoen op den afgegraven verlaatsdwingeris de uitgaaf op
dit artikel tot het in de rekening verantwoord bedrag gestegen.
Bij de vaststelling der begrooting was deze uitgaat geraamd op f 900.
Onder het voor dit artikel vastgesteld bsgrootingscijferad 945.was 100-~ begrepen
voor de aanschaffing van urinoirs terwijl te dier zake is besteed 204.Uit dieDhoofde is
het op de begrooting uitgetrokken bedrag moeten \yorden aangevuld.
Op elk dezer artikelen is van de daarvoor geraamde sommen een gedeelte beschikbaar geble
ven hetgeen daaraan is toe te schrijven wat art. 6 betreftdat er weinig noodzakelijkheid
heeft bestaan om de door vorst of sneeuw 'belemmerde passage langs de straten te verbeteren
wat art. 6 aangaat, dat het onderhoud van torens, klokken en uurwerken slechts eene geringe
uitgaaf heeft gevorderdterwijl ten opzigte van art. 7 kan worden vermeld dat de nieuwe
veemarkt nog geene kosten van onderhoud, maar eenige uitgaaf voor alsnog aangebragte ver
beteringen heeft gevorderd.