Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875.
De redenwaarom eene school beter dan de werkplaats in de
practische opleiding van den ambachtsman kan voorzienis ge
legen in het feitdat het practisch werk in de werkplaats ge
heel geregeld wordt Daar het belang van d-'-n patroonin de
school daareDt<"g°n uitsluitend zoo als het belang van den leer
ling het meebrengt. Op de school kan aan de behandeling van
elk werktuig de noodige zorg worden gewijd en aan elk der
orderdeelen van een werkstuk de tijd worden besteed die het
belang van den leerling vordert. De onderwijzers zijn steeds bij
bij de hand om zoo het noodig is deo leerlingen den weg te
wijzende noodige werktuigeD en grondstoffen zijn steeds aan
wezig in het kort, alles werkt uitsluitend tot het ééne doel
zamen de opleiding van den aanstaanden ambachtsman. Ook
uit een zedelijk oogpunt verdient de onttrekking van de leer
jongens aan de werkplaats ten zeerste aanbevelirg. De vereeci-
ging van industriëler. en werkbazen te Groningen die zeker wel
in staat zal zijn over den toestand te oordeelen vermeldde uit
drukkelijk in haar laatste jaarverslagdat de door haar opgerigte
ambachtsschool o. a. moest dieneü, om ,/dea aanstaanden handwerka-
„man in den leertijd te onttrekken aan den omgang met knech-
z/tendi« hem (loffelijke voorbeelden daargelaten) op het werk
nu iet altijd voorgaan in vlijt, matigheid eo betamelijkheid." En
in dat zelfde verslag wordt gezegd dat de zoogenaamde leer
jongen aan den gewonen werkwinkel boodschappen en allerlei
niets beduidend werk verrigt, en soms ook geplaagd en misbruikt
wordt.
Zeer verkeerd zou het echter zijn de opleidiDg van den am
bachtsman tot de practijk te willen beperkenintegendeelhand
aan hand rnët deze en innig daarmede verbondenbehoort de
theoretische ontwikkeling zamen te gaan. Theorie en practijk
behooren op de school elkaar aan te vullen. Maar opdat het
verband tusschen beiden meer dan een ijdele klank zij opdat
tusschen beiden de innigste zamenwerking bestais noodig
dat eene zelfde icrigtieg theorie en practijk vereenigt. Niet eene
practische ambachtsschool naast eene burger dagschool zouden
wij ,dus wenschelijk achten. Het onderwijs aan de burger dag
school door theoretici gegeven en bestuurd en dat der ambachts
school door practici verschaft en geleid zouden den band mis
sen die alleen te verkrijgen is, waar ééne enkele inrigting beide
soorten van onderwijs vereenigt onder het directeurichap van
een man die bij goede theoretische vormiDg tevens bekend is
met de eiechen der practijk.
Dit argument klemt nog sterker wanneer men het in verband
beschouwt met de boven door ons gemaakte opmerkiog, omtrent
de voor den ambachtsman min bruikbare rigtingwelke het
onderwijs der burger dagschool heeft. Gaarne zouden wij der
halve voor de opleidiDg van aanstaande ambachtslieden eene
ambachtsschoolte gelijk theoretisch en practisch zien in het
leven geroepen.
Zulk eene inrigting bezit voor den ambachtsstand alle voor
deden der burger dagschoolzonder de nadeden met haar ge
meen te hebben. Een flink theoretisch onderwijs draagt zorg
voor de intellectuele ontwikkeling; maar tevens wordt het ver
band met de practijk steeds in het oog gehouden en de practijk
zelve aangeleerd. Terwijl de inrigtiDg der school volledigen
waarborg geeft, dat de leerlingen de school bezoeken om na
afgeloopen cursus deo ambachfsstand in te treden en derhalve
de vruchten der school aan dien stand tea goede komen zijn
de resultaten van het onderwijs, ook wat de financiële zijde be
treft, voor de aanstaande ambachtslieden van dien aarddat het
geldelijk bezwaar voor ue ouders belangrijk wordt verminderd.
De onde rvinding toch op de hier te lande bestaande ambachts
scholen en ook op die te Havre in Frankrijk opgedaan, hieft
geleerddat de aanstaande ambachtsmandie de schooi verlaat,
gemiddeld de helft van het loon van een volslagen ambachtsman
reeds kan verdienen terwijl gevallen van hooger loon niet zeld
zaam ziju daarenboven kan de verdienste voor velenkorten
tijd radat zij in de practijk zijnreeds eene niet onbelangrijke
verhoogiog ondergaan. De patroons hebbenzooals het verslag
der Rotterdamsche ambachtsschool over 1873/74 vermeldt, eene
bepaalde voorliefde voor de leerlingen der schoolen eenparig
is hun getuigenisdat zij boven anderen van hun leeftijd uit
munten wat geschiktheidbekwaamheid eu orde betreft.
Al deze voordeelen d e de theoretische en practische ambachts
school boven de burger dagschool bezit, maken dat, terwijl de
laatste inrigting voor de opleiding van den ambachtsstand bijna
geen vruchten heeft opgeleverdde eerste daarwaar zij be
staat zich in een belangrijk bezoek van aanstaande ambachts
lieden mag verheugen.
Staat derhalve naar onze overtuiging de wenschelijkheid vast
van de oprigting eener theoretische en practische ambachtsschool,
dan treedt dadelijk de vraag op den voorgrond, voor welke am
bachten deze voornamelijk zal worden ingerigt. Het behoeft geen
betoog, dat de school niet voor de opleiding van alle ambach
ten kan dienenvooral wanneer men het woord ambacht in
ruime zia neemt. Men behoort echter vooral in het oog te hou
den dat de behoefte aan eene speciale practische en theoretische
voorbereiding en aan het verband tusschen deze beiden bij een
gedeelte der ambachten in sterke mate aanwezig is, terwijl een
ander gedeelte daartoe al zeer weinig aanleiding geeft. Tot de
eerste behooren bij uitnemendheid die ambachten welke op de
bewerking vau hout en metalen betrekking hebben en in het al
gemeen de bouwkundige vakken. De statistiek leert dat de burger
avondscholen ook bijna uitsluitend door vertegenwoordigers van deze
vakken worden bezocht. Timmeren, smeden, meubel maken, draaijen,
boetseren beeldhouwen verwen, metselen en koperslagen, zou
den zeker in de eerste plaate in aanmerking komen. Melden
zich leerlingen aan voor vakken in welke op de school geen
practisch onderwijs kan gegeven worden, dan zouden zij kunnen
worden geplaatst bij die vakkenwelke het naast bij het vak
hunner keuze komen of wel men zou het stelsel van apprentis-
sage kunnen toepassen, gelijk in Rotterdam in zulke gevallen
geschiedt. Men zoekt daar eene gelegenheid voor practisch on
derwijs iu dergelijke vakken bij geschikte patroonsmaar het
theoretisch onderwijs moeten ook die leerlingen in alle gevalle
op school bijwonen.
Het theoretisch onderwijs der school zou behooren te omvatten
de wiskundede eerste beginselen der natuurkunde en mecha
nicaenkele onderwerpen uit het gebied der scheikunde, kennis
van bouwstoffen, de beginselen der aardrijkskunde en der ge
schiedenis die der Nederlandsche taalde eerste gronden der
staathuishoudkunde, net hand- en ornament- en regtlijnig teeke
nen en daaraan aansluitende het vakteekenen zooals bouwkun
dig teekenen werktuigkundig teekenen enz. Rij al deze vakken
behoort steeds het oog op de practijk gerigt te zijn en wat het
onderwijs in het teekenen betreft, dit behoort voor de verschil
lende leerlingen verschillend te worden ingerigt, naar gelang van
het ambacht waarvoor zij worden opgeleid. Evenals bij de hier
te lande bestaande theoretische en practische ambachtsscholen
t. w. die te Amsterdam Arnhem 's Graveahage en Rotterdam,
kan het onderwijs in de opgenoemde practische en theoretische
vakken verdeeld worden over eenen driejarigen cursus, wanneer
de school de leerlingen opneemt nadat zij het gewoon lager on
derwijs achter den rug hebben.
Met aandrang geven wij den gemeenteraad in overweging tot
de oprigting van eene zoodanige schoolals de door ons ge
schetste te besluiten. Eene practiche school naast het theore
tisch onderwijs der burgerdagschool, wij zeiden het reeds boven,
komt ons niet voor eene goede regeling te zijn. Er zou derhalve
een theoretische en practische ambachtschool uaast de bestaande
burgerdagschool moeten worden opgerigt. Wij vreezen echter
dat de gemeenteraadwegens de kosten daaraan verbonden
hiertoe niet zal kunnen besluiten eu in dit geval zouden wij in
overweging geven de burgerdagschool in eene theoretische en
practische ambachtsschool te hervormen en te tegenwoordige bur
geravondschool te laten voortbestaan.
Bijlage tot het verslag der handelingen vac
Tegen het door ons geschetste plan kunnen en tegen welk
plan kan dat niet zeker bedenkingen worden ingebragt. Men
zou er in de eerste plaats tegen kunnen aanvoeren, dat, terwijl
de burgerdagcohool door het algemeen karakter van haar onder
wijs voor alle aanstaande ambachtslieden openstaat, de ambachts
school slechts m de opleiding van een gedeelte daarvan ge
heel voorziet. Deze bedenking zou zeker van groot gewigt zijn,
wanneer twee voorwaarden vervuld waren wanneer lo. de bur
ger dagschool werkelijk voor alle aanstaande ambachtslied n de
meest geschikte opleiding verschafteen wanneer 2o. deze in
rigting ook door aanstaande ambachtslieden bezocht werd. Daar
noch het eennoch het ander echter het geval isheeft men de
keuze tusschen eene ambachtsschool in de opleiding van een ge
deelte slechts der aanstaande ambachtslieden geheel voorziende
maar waarvan dan ook werkelijkblijkens de ondervinding op
andere plaatsen opgedaandoor dat gedeelte gebruik wordt ge
maakt, en eene burger dagschool die, behalve dat zij niet de
mce.3t geschikte gelegenheid tot opleidiDg voor alle ambachtslie
den is, nog dit onoverkomelijk radeel heeft, dat zij door den
ambachtsstand bijna in het geheel niet bezocht wordt. De keuze
tusschen deze twee kan niet twijfelachtig zijnte minder daar
de ambachtsschool in elk geval voor een zeer belangrijk deel
van den ambachtsstand de meest geschikte opleiding zal ver
schaffen.
Volgens eene waarschijnlijke raming toch zouden ongeveer
40 pet. van de ambachtslieden te Leeuwarden behooren tot die
soort, voor welke de ambachtsschool hoofdzakelijk is ingerigt.
Daarbij zijn nog nog niet eens alle verschillende ambachten rae-
degerekenddie verwant zijn aan de op de school geleerde, en
waarvoor de school, ook wat de practijk betreft, groot nut zal
kunnen doen. Daarenboven behoeven ook de beoefenaars van
andere vakken van het theoretisch onderwijs der school niet uit
gesloten te zijn.
Men zou echter er op kunnen wijzen dat door hervorming
van de bestaande burger dagschool in eene ambachtsschool de
leerlingendie niet tot den ambachtsstand behoorenvan de
gelegenheid worden verstoken, die nu bestaat om aan de burger
dagschool hunne opleiding te vindei). Ons antwoord hierop is
dat deze school volgens de wet hoofdzakelijk voor aanstaande
ambachtslieden bestemd isen dat de minister Thorbecke dit bij
de schriftelijke behandeling vau het wetsontwerp op het middel
baar onderwijs nog uitdrukkelijk heeft verklaard er bijvoegende,
dat de inrigting niet voor aanstaande kantoorbedienden eu der
gelijke bestemd is. Voor zoover behoefte bestaat aan hooger onder
wijs dan de gewone lagere school verschaft voor een gedeelte der
burge.ijdat slechts een laag sehoolgeld kan betalenbehoort
daD het meer uitgebreid lager onderwijs zoo goedkoop te worden
verstrekt, dat er door dat deel gebruik van kan worden gemaakt.
Ook uit een wettig oogpunt zou tegen de door ons voorgestelde
reorganisatie bezwaar kunnen worden gemaakt daar de wet wel
spreekt van vrijstelling van het oprigten eener burgerschoolmaar
niet van vrijstelling van het instandhouden eenei eenmaal opge
rigte school.
In dit opzigt bestaat echter reeds een antecedent, t. w. te
Heerenveenwaar de gemeenteraadmet goedkeuring van de
regering, eene reeds eenigen tijd bestaande burgeravondschool
heeft opgeheven. Hier bestaat voor de opheffing der burgerdag
school nog zooveel meer grond, wijl het eigenlijk eene hervor-
den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875. 119
ming is in eene andere inrigtingwelke meer nut voor de arbei
dende klasse zal stichten dan de bestaande.
Eindelijk kan tegen ons plan uit een financieel oogpunt bezwaar
worden gemaakt. De jaarlijksche kosten aan de ambachtsschool
verbondenzullen inderdaad grooter zijn dan die der burgerdag
school ea bovendien zal eene belangrijke som noodig wezen
ooi de school op eea behoorlijken voet in te rigten en van de
noodige hulpmiddelen te voorzien. Daartegenover staat echter
het meerdere nut, dat de inrigtiDg zal afwerpen voor eeae klasse
van burgers, die aan betere opleidiug de grootste behoefte heb
ben en daardoor ook indirect voor de overige ingezetenendie
bij eene betere uitoefening der ambachten ieder voor zich belang
hebben.
Om echter de gemeente in het financiële bezwaar tegemoet
te komenkunnen de ondergeteekenden wanneer de gemeente
raad tot de oprigting van eene practische en theoretische ambachts
school kan besluiten, aan de gemeente eene som van J 35,000,
benevens eene jaarlijksche subsidie van 650 gedurende 10
achtereenvolgeuden jaren aanbieden tot bestrijding der te maken
kosten. Deze som is bijeengebragt door het departement Leeu
warden der maatschappij tot nut van 't algemeen de spaarbank
van datzelfde departement, het 8t. Anlhonij Gasthuis, de ver-
eeuiging Nijverheid alhier, den heer jhr. mr. W. E. Engelen als
beheerder van e:n fonds van wijlen den heer Wijckerheld Bis
domhet Popta Gasthuis te Marssum en het Old Burger Wees
huis alhier. De ondergeteekenden werden door de verschillende
genoemde ligchameo benoemd om de commissie te vormen die
verdere pogingen zou in het werk stellen om de oprigting eener
theoretische en practische ambachtsschool te Leeuwarden te be
vorderen. Bij hen sloot zich de afgevaardigde der provinciale
Friesche werkliedea-vereeniging aan.
De commissie heeft ten slotte de eer als uilkomst van voor
gaande beschouwingen aan den raad der gemeente Leeuwarden
1. te verzoekentot de oprigting van eene theoretische en
practische ambachtsschool te besluiten, zoo noodig door hervor
ming van de bestaande burgerdagschool in eene zoodanige in
rigting
2. mede te deelendatwanneer dit besluit wordt genomen
door haar eene som van f 85,000 benevens een jaarlijksche
subsidie van J 650 minstens gedurende tien achtereenvolgende
jarentot bestrijding der te maken kosten wordt beschikbaar ge
steld, en dat daarenboven het Old Burger Weeshuis zich de be
slissing heeft voorbehouden omtrent het al of niet verleenen van
eene jaarlijksche bijdrage.
Leeuwarden, 8 November 1875.
HERMAN ALBARDA, Commissaris voor t Departement
van 't Nut run 't Algemeen.
J. ZAAIJER Az., r,
E. ATTEMA,
A. BLOEMBERGEN Ez Commissaris voor de Spaarbank.
P. D. KYMMELL,
I. TELTING, n
WESTENBERGCommissaris van het St. Anthonij
Gasthuis.
J. J. KUIPER8Commissaris voor de vereniging Nijverheid.
D. O. ENGELEN
A. D. BEERENDS Commissaris a/d. Leeuwarden prov.
FriescheWerklieden- Vereeniging.