Bijlage no. 24, 1 i. 120 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leenwarden1875, VOORSTEL van burgemeester en wethouders van Leeuwarden tot vaststelling eener ver ordening, houdende bepalingen omtrent het 'verleenen van pensioen of wachtgeld aan ge meentelijke ambtenaren en bedienden. MIJNE UEEREN! Reeds meermalen ie door verschillende leden uwer vergade- ringde wenschelijkheid uitgesprokenom regelen vast te stellen omtrent het verleenen van pensioen aan gemeente-ambtenaren en be dienden en zelfs werd er in uwe vergadering van den 23 Januarij 1855 besloten eene commissie uit uw midden te benoemen ten einde dat onderwerp voor te bereideD. Tot nu toe kwam echter geene verordening tot stand en bleef die zaak alzoo ongeregeld. Wij meenen iotusschen aan uw verlangen te voldoen met in dezen het initiatief te nemen door aan uwe beoordeeling eenige bepalingenaangaande het verleenen van pensioen of wachtgeld aan gemeentelijke ambtenaren en bedienden te onderwerpen. Na rijpe overweging zijn wij tot het resultaat gekomendat de vaststelling eener verordening op dit onderwerp alleen en uitsluitend behoort te geschieden met het doelom voor den raad zeiven vaste regelen in deze aangelegenheid te hebben ten einde zooveel mogelijk in voorkomende gevallen alle ambtenaren en bedienden naar denzelfden maatstaf te behandelen. Het is alzoo geenszins ons doelom voor de gemeentelijke ambtenaren en bedienden een regt op peosioen of wachtgeld te scheppen. Om deze reden achten wij het oprigten van een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk gevormd door bijdragen van de verschil- lande functionarissen bepaald af te raden. Indien toch de ambtenaren gedurende een korter of langer tijd vak een aangewezen bedrag tot het fonds hebben bijgedragen wordt daaruit onwillekeurig een regt op pensioen geput of geeft dat feit althans in verschillende omstandigheden aanleiding tot moeijelijkheden van allerlei aard. De ambtenaren en bediendendie volgens het ontwerp voor het genot van pensioen en wachtgeld kunnen in aanmerking ko men zijn in hoofdzaak diewelke door het gemeentebestuur worden benoemd of hunne bezoldigingen uit de fondsen der ge meente genieten. Het komt ons voor, dat de afzonderlijke artikelen der veror dening geene speciale toelichting vereiechen. De meest9 bepalingen, zijn overgenomen uit of komen overeen met bepalingen van elders bestaande verordeningen, bedoeld on derwerp regelende. Onder overlegging van de ontwerp-verordening hebben wij al- zoo de eer u voor te stollen daaraan uwe goedkeuring te hechten. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 25 November 1875 door Burg-mcetter en Wethouders van Leeuwarden J. BIERUMA OOSTING. De Secretaris P. A. BERGSMA. CONCEPT-VERORDENINGhoudende bepalin gen aangaande het verloenon van pensioen of wachtgeld aan gemeentelijke ambtenaren en bedienden. Ic AFDEEL1NG. Over het pensioneren. Art. 1. Pensioen ten laste der gemeente wordt niet verleend dan met inachtneming van de bepalingen dezer verordening. Voor het genot van pensioen kunnen uitsluitend in aanmerking komen de volgende ambtenaren en bedienden a. de gemeente-secretaris b. u gemeente-ontvanger c. u commissaris van politie d. a archivarius e. a directeur der gemeentewerken a hoofdopzigterde opzigters en schrijver bij de gemeen tewerken g. hovenier h. n ambtenaren der plaatselijke secretarie, die van de bu reaux van den burgerlijken stand cn der bevolkingsre gisters daaronder begrepen a boden k. kamerbewaarder of concierge l. klokkenist «j. directeur en de boekhouder van de gasfabriek n. u directeur cu de opzigters bij de stadsreiniging o. directeur der begraafplaats p. a marktmeester bij de veemarkt, q. u waagmeester r. n vischafslager s. ,i keurmeesters van vleesch en visch t. inspecteurs en dienaren van politie u. n docenten van het stedelijk gymnasium v. n directeur en direelrice, de leeraars en Ieeraressen der gemeentelijke scholen voor middelbaar onderwijs, voor zoover zij ter zake dier betrekking in 't geheel niet of slechts gedeeltelijk rijkspensioen genieten w. a hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen aan de ge meentelijke bewaarscholen x. ,i onderwijzers aan de gemeentelijke gymnastiekscholen ij. ii gaarde.s der bruggelden; z. u veder van het stads ziekenhuis aa. ,i vader van het stads armhuis. Art. 2. Peneioen wordt niet verleend dan na bekomeu eer vol ontslag. De ambtenaren en bedienden sub art. 1 genoemd kunnen daar voor in aanmerking komen in een der volgende gevallen. 1. Wanneer zij Da 10 jarige dienst in een of meer van ge noemde betrekkirgen uithoofde van ziels- of ligchaamsgebreken ongeschikt voor de waarneming van hun ambt of bediening zijn geworden. 2. Wanneer zij den leeftijd van 65 jaren bereikt en de ge meente minstens gedurende 20 jaren in eene of meer van die betrekkingen gediend hebben. 3. Wanneer zij de gemeente 40 jaren hebben gediend in een of meer der in art. 1 genoemde betrekkingen. Diensten beneden den ouderdom van 20 jaren gepraesteerd tellen in den zin van dit artikel niet mede. 4. Wanneer zij in of door de uitoefening hunner funetiën of terzake daarvan hetzij tengevolge van gewcldadige aanranding of verzet hetzij van dienstverrigting wonden of gebreken heb ben bekomen die hun volstrekt ongeschikt maken de gemeente langer te dienen. Bij de berekening der dienstjaren worden ook medegerekend de jaren, gedurende welke door hen zijn waargenomen de be trekking van bediende der gemeentelijke begraafplaats, waag- wevker en korenmeter-weger. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875. 121 Art. 8. Behalve aan de ambtenaren en bedienden in artikel 1 genoemd kan op den voet in deze verordening bepaald insge lijks pensioen worden verleend aan de bedienden der gemeen telijke begraafplaatsde waagwerkers en de korenmeters-we gers in de gevallen sub 4 a van artikel 2 dezer verordening genoemd. Art. 4. Geen pensioen wordt verleend dan op aanvraag van den belanghebbende gedaan binnen 6 maanden na den dag waarop het eervol ontslag is verleend. Art. 5. Bij de aanvraag om pensioen moet worden overge- legd. o. een uittreksel uit de registers van den burgerlijken stand of andere voldoende bescheiden waaruit de tijd der geboorte blijkt. b. de acten van aanstelling of ontslag of zoodanige andere acten waaruit het bekleeden der bedieningen kan blijken c. eene verklaring van burgemeester en wethouders opzigtens des aanvragers tijd van dienst en de wijze waarop hij zijne be trekking heeft waargenomen. Art. 6. Bij de aanvraag om pensioen ingevolge artikel 2 no. 4 wordt behalve de verklaring sub c van het vorig artikel be doeld tevens vereischt eene verklaring van twee practiserende genees- of heelkundigen binnen deze gemeentewaaruit blijkt van het werkelijk bestaan der gebreken, waarop de belangheb bende zijne aanvraag grondt. Het overleggen van andere stukken en bescheiden tot onder steuning der aanvraag kan door burgemeester en wethouders ge vorderd worden. Art. 7. Het bedrag van het pensioen wordt door den raad vastgesteld en bedraagt voor ieder jaar dienst het een zestigste deel der wedde of belooning door den aanvrager gemiddeld ge durende zijne vijf laatste dienstjaren per jaar genotenzonder het 2/3 van dit gemiddelde te kunnen overschrijden. Geniet de ambtenaar niet of niet alleen eene vaste jaarwedde maar geheel of gedeeltelijk eene veranderlijke belooning uit de gemeentekas dan wordt het gemiddeld bedrag van hetgeen als zoodanig in de laatste vijf jaren het ontslag voorafgaande zuiver genoteu is mede tot grondslag der berekening van het pensioen genomen. Mogt de te pensioneren ambtenaar of bediende nog geene jaren in dienst zijn geweest dan wordt het gemiddeld bedrag der vervulde dienstjaren tot grondslag genomen. Het genot van vrije woning, vuur en licht of andere voorreg- ten en emolumenten komt bij de berekening niet in aanmerking, Art. 8. Het pensioen van hen die volgens de bepaling sub 4 van art. 2of volgens artikel 3 dezer verordening daarvoor in aanmerking komen, kan on&aDgezien den diensttijd, worden be paald op 2 3 der genoten wedde of belooning. Art. 9. Als dienstjaren in den zin dezer verordening worden niet mede gerekend jaren waarin een ambtenaar of bediende ter zake van wangedrag, nalatigheid of misbruik van sterken drank in de uitoefening zijner bediening is geschorst. Indien zoodanige schorsing één of meermalen heeft plaats ge had zal daarvan in de verklaring bij art. 5 sub c bedoeld mel ding worden gemaakt. Art. 10. De krachtens deze verordening te verleenen pensioe nen gaan in met den dag waarop het genot van de wedde of be- looniog ophoudt. Art. 11. De pensioenen worden uitbetaald tot het einde van het kwartaal waarin zij door overlijden of om andere redenen zijn vervallen. Art. 11a. Bij veroordeeling tot eene onteerende of correctio- neele straf, zoomede ingeval van kennelijk wangedrag kan de raad het pensioen schorsen of intrekken. 2s AFDEEL1NG Over het atollen op Wachtgeld. Art. 12. Aan de ambtenaren of bedienden in art. 1 genoemd die door wijziging der dienstregeling eervol ontslag bekomen en die niet in de termen vallen om naar dete verordening pensioen te erlangen kan wachtgeld worden toegekend. Art. 13. Wanneer de ambtenavr of bediende den ouderdom van 40 jaren overschreden heeft bedraagt het wachtgeld voor ieder dienstjaar in een of meerder bij art. 1. genoemde betrekkingen l/60 gedeelte van de genoten wedde berekend volgens art. 7. de zer verordening doch altijd minstens de helft van die gemiddelde wedde. Art. 14. Wanneer de ambtenaar of bediende tijdens zijn ont slag den leeftijd van 40 jaren niet heeft overschreden wordt hem, hoogstens gedurende drie jaren een wachtgeld toegekend ten be drage j van 2/g van het gemiddeld bedrag zijner vroegere wedde berekend alsvoren. Art. 15. Wanneer de op wachtgeld gestelde ambtenaar of be diende eene hem aangeboden betrekking weigert te aanvaarden kan het wachtgeld onmiddelijk door den raad worden ingetrokken. Neemt hij zoodanige betrekking aan dan wordt met do helft der daaraan verbonden jaarwedde het bedrag van het verder te genieten wachtgeld verminderd. Is de wedde aan de nieuwe betrekking verbonden evea hoog of hooger dan die aan de vroeger door hem waargenomen be trekking dan vervalt het wachtgeld. Algemeene bepalingen. Art. 16. Pensioenen en wachtgelden worden verleend zonder daarbij tot onderdeelcn van een gulden af te dalen. De betaling gesehiedt kwartaalsgewijs. Art. 17. Termijnen van pensioenen of wachtgelden welke voor den eersten Julij, volgende op het jaar waarin zij verschenen zijnniet zijn ingevorderdworden niet meer uitgekeerd. Art. 18. Het gemeentebestuur is bevoegd daartoe termen vin dende afwijzend te beschikken op aanvragen om pensioen of wachtgeldhet pensioen of wachtgeld tot een lager bedrag vast te stellen dan bij deze verordening is geregeld of ook vei leende pensioenen of wachtgelden geheel of gedeeltelijk in te trekken. In zoodanige gevallen vermeldt het raadsbesluit de motieven waarop de afwijzingde vermindering of de intrekking van hat pensioen of wachtgeld is gegrond.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1875 | | pagina 61