12 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875. belang der eigenaren; de regtsbetrekkingdie er dan ontstaat, is van geheel privaat regtelijken aardhet is de negotiorum gestiowaarneming van eens anders zaken buiten lastgeving waarvan de regtsgevolgen zijn geregeld in art. 13901394 B.W. Nu behoeft het wel geen betoog, dat de gemeenteraad, die enkel de bevoegdheid bezit tot regeling en bestuur van de huishou ding der gemeenteniet bevoegd isprivaat regtelijhe betrekkingen tusschen de gemeente als regtspersoon en derden te regelen. De gemeente staat hier niet als publiek regtelijk ligchaammaar even als een bijzonder persoonin de hoedanigheid van negotiorum gestor, tegenover den eigenaar van het vee; het gaat niet op, dien eigenaar jure publico eene belasting te doen betalen tot dekking der kostenwelke de gemeente in zijn belang heeft ge maakt. Het burgerlijk wetboek regelt hier de regten en verpligtingen van partijenen in geval van verschil zal de regter in een civiel proces volgens de bepalingen van dat wetboek moeten beslissen. Een beroep op art. 238 der gemeente wet gaat ook niet op. Tusschen de diensten daar bedoeldwaarvoor regten kunnen worden geheven en de bewaring en oppassing van geschut vee bestaat, zooals door v. Oosterwijk gemeente-wet bl. 1378 volg. te regt wordt opgemerktdit belangrijk verschildat menom die "diensten te genieten er om moet vragen, .met andere woor den dat men vrij isom ze te genieten of niet te genieten en dus om in de belasting al of niet te dragen, terwijl dit bij de bewaring en oppassing van geschut vee niet het geval is. Ad II. "Wat den verkoop betreft, is de commissie van oordeel, dat de gemeente-raad zeer zeker onbevoegd is, daaromtrent bij ver ordening eene bepaling vast te stellen. De negotiorum gestio kan zich nooit verder uitstrekkendan tot daden van beheer; beschikking over eeüs anders eigendom is den negotiorum gestor ongeoorloofd. Hier is het eene beschik king over eigendomeene onteigening. Al wordt den eigenaar ook het regt gegeven, om binnen een jaar de opbrengst van het verkochte vee terug te vorderenhet is en blijft waardat hij door den verkoop zijn eigendomsobject heeft verlorenen na verloop van een jaar zou hij zelfs op de opbrengst ook geen aan spraak meer kunnen maken. Zoodanige onteigening nu kan niet anders geschieden dan óf krachtens eene wet, óf ter executie van eene regterlijke uitspraak. Wanneer nu de bevoegdheid tot verkoop vervaltvalt tevens weg het afdoende middel, om de gemeente schadeloos te stel len en wordt het doel, tot welks bereiking juist de voorgestelde ontwerp-verordening zoude moeten leiden gemist. Daarom Jieeft meneerst in de 2e sectie en later in de com missie van rapporteurs getracht andere middelen te vindenom langs indirekten weg het gewenschte doel te bereiken. Even wel .ook die middelen blijken bij nadere beschouwing niet toe passelijk en onvoldoende te zijn. Een der leden in de 2e sectie ging uit van de overweging dat verkoop zou kunnen geschieden ter executie van een von nis. Dat lid wenschte nuin plaats van eene belasting-verorde ning, eene strafverordening vast te stellen. Hij wenschte bepaald te hebbeDdat de eigenaardie binnen zekeren tijd het geschutte vee niet terughaalteene boete zou beloopenen dat die boeüe met de kosten zou kunnen worden gexecuteerd door verkoop van het vee. Daartegen bestaan evenwel onderscheidene bezwaren. Wanneer het waar is, dat de regtsbetrekking, welke tenge volge van het schutten tusschen de gemeente en den eigenaar onstaat, eene civielregtelijke is, en dat zij daarom niet jure publico door eene belasting verordening kan worden geregeld dan zal die regeling wel evenmin door eene publiek regtelijke strafverordening kunnen gecchieden. Eene straf op het niet binnen zekeren termijn terughalen van het geschutte veeMaar gaat het wel op hiervan eene politie- overtreding te maken Men kan uit een oogpunt van politie-zorg bepalen, dat er geen vee onbeheerd mag rondloopen op de pu blieke wegen en den eigenaar, die daar tegen handelt, met eene boete bedreigen. Maar wanneer eenmaal het vee is geschut, kan men dan den eigenaar door de strafwet dwingen, om zijn vee bintfen zekeren tijd terug te halen? De eigenaar, die het jus utendi et abutendi heeft, zal toch ook wel het regt hebben zijne zaak geheel te abandonneren. En gesteld nudat een eigenaar zijn stuk vee Diet wenscht terug te nemen dat hij van zijn eigendom afstand wenscht te doenzou het dan kunnen op gaan hem deswege stratregterlijk te vervolgen en met boete te bestraffen Verder bestaat er bezwaar tegen eene bepaling, dat boeten en kosten zouden kunnen worden geëxecuteerd op het geschutte vee. Men zou op die wijzebuiten de wet omeene geprivilegeerde vordering scheppenbevoorregt op de opbrengst van zeker be paald aangewezen goed. Tot het maken van zoodanige bepaling is de gemeenteraad zeker niet bevoegd. Doch gesteld ook aldat de regeling van de zaak op de voor gestelde wijze wettig zou kunnen geschiedendan blijven er toch neg practische bezwaren over tegen zoodanige regeling. Men stelle het gevaldat de eigenaar onbekend is en niet kan worden uitgevonden. Tegen wien zal men dan ageren? tegen wien zal men het vonnis verkrijgendat door verkoop van het vee zal worden geëxecuteerd In zoodanig geval baat dus deze regeling niets. Of men stelle het geval dat de eigenaar de boete betaalt. Ook dan kan er geen kwestie zijn van verdere executie door verkoop van het vee. Op voorstel van een der rapporteurs meende de commissie een oogenblik een anderen weg te kunnen inslaanom de zwarig heden uit den weg te ruimen. Deze vestigde de aandacht op art. 162 der gemeentewet, verbeurdverklaring. Hij weDschte het onbeheerd laten losloopen van vee op de publieke wegen bij verordening te verbieden op straf van het maximum der boete en tevens te bepalendat de regter bevoegd zou zijn in som- mige gevallen verbeurdverklaring uit te spreken. Evenwel ook daartegen bestaan overwegende bezwarenzoo als door hemdie dit denkbeeld opperdebij nadere overweging ook werd erkend. Voorzeker zou de gemeenteraad bevoegd zijnom eene straf bepaling te maken tegen het onbeheerd laten losloopen van vee op de publieke wegen. Maar of het zou kunnen opgaan om tegen overtreding daarvan het maximum der boete en zelfs in zekere gevallen verbeurdverklaring te bedreigenmag betwijfeld worden. Boete en verbeurdverklaring is straf en moet straf blijven 't gaat niet opdie straf indirekt te doen strekken tot schade loosstelling van dengene, die door het misdrijf nadeel heeft gele den deze heeft eene civiele vordering deswege. Eene regeling zoo als hier zou worden vastgesteldzou uitloopen op eene to tale verwarring van strafregt en burgerlijk regt. Er werd voorgesteld het maximum der boete, ƒ25. En waar om? Wegens de buitengewoone zwaarte van de overtreding? Neenom de gemeente zoo mogelijk buiten de schade te hou den. Maar nu is het toch een eerste beginsel van strafwetge ving dat de straf in evenredigheid moet zijn met het misdrijf en het gaat niet opeen overdreven zware straf te bedreigen om daardoor nog een ander doel dan de bestraffing van den overtreder te bereiken. Tegen de verbeurdverklaring bestaan bovendien bezwaren. Immers wanneer de eigenaar binnen den bepaalden tijd opkwam om zijn vee terug te halen en bereid was om de boete te betalen kan er wel geen sprake zijn van verbeurdverklaring. En meldde hij zich later aan dan zou die straf toch wel niet in evenredigheid zijn met zijn verzuimom binnen den bepaalden tijd op te komen. Bovendien bestaan ook tegen deze wijze van regeling dezelfde practische bezwarenals boven reeds zijn opgegeven. Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875. 13 De commissie is alzoo van meeniDg, dat bij wijze van uitbrei ding van het door art. 12 code rural aangenomen beginselwel het schutten van veehetwelk onbeheerd wordt aangetroffen bij eene gemeente-verordening kan worden geregeld maar dat de regeling van de regtsgevolgen, die daaruit tusschen de gemeente en den eigenaar ter zake de kosten van voeding en oppassing voortvloeijenligt buiten de bevoegdheid van den gemeentelij ken wetgever. Uit het aangevoerde volgt dat rapporteurs den raad de aan neming van het boven aangehaalde gedeelte van art. 5 en van de artt. 6 7 8 en 9 moeten ontraden. Zij zijn overtuigddatindien de raad hunne zienswijze deelt, door de overblijvende artikelen niet zal worden bereikt, hetgeen burgemeester en wethoudersblijkens hun brief van 26 Novem ber j.l. (bijl. tot het verslag, bl. 127) verlangen. Zij meenen echter niet geregtigd te zijnop grond van het aangevoerde, de verwerping van het geheele ontwerp voor te stellen. Op grond der aangevoerde bezwaren achten zij ookgelijk wel van zelf spreektonaannemelijk het besluit tot regeling van de regten met de daarbij gevoegde ontwerp-verordening op de invordering. Zij vermoedendat misschien het collegie van burgemeester en wethouders bij nadere overweging hunDe bezwaren zal dee- len en oordeelen althans, dat het wenschelijk is, dat de drie aangebodene ontwerpen ter nadere overweging aan het collegie worden teruggezonden. Alleen voor het geval het collegie op de behandeling blijft aandringen achten zij bepaalde voorstellen noodigwelke in dat geval kunnen dienen. De commissie heeft de eer deze als subsidiair hierbij te voe gen, aan den raad het oordeel overlatende, of, indien het sub sidiaire voorstel wordt aangenomen men met de aldus gewij zigde verordening wel het beoogde doel zal bereiken. De commissie stelt alzoo met eenparigheid van stemmen aan den raad voor I. a. de ontwerp-verordening op het schutten van vee in de gemeente Leeuwarden b. het ontwerp-besluit op de heffing der regten voor het be waren en verzorgen van geschut vee c. de ontwerp-verordening op de invordering der regten sub b bedoeld terug te zenden naar burgemeester en wethoudersmet uit- noodiging, om de daartegen ingebragte bezwaren nader te over wegen. II. Subsidiair Voor het geval het resultaat van die overwegingen isdat burgemeester en wethouders op de behandeling der ontwerpen zooals ze thans zijn aangebodenaandringen te roijeren in art. 5 alinea 1 der ontwerp-verordening op het schutten de woorden „en van den tijd en plaatswaarop hetbij gebreke van tijdige afhalingzal worden verkocht." Voorts niet aan te nemen artt. 6, 7, 8 en 9 dier ontwerp verordeningalsmede het ontwerp-besluit tot regeling van do regten en de ontwerp-verordening op de invordering. Aldus gerapporteerd ter raadsvergadering van den 11 Febru ary 1875. I. TELTINGRapporteur. E. JONGSMA. G. T. N. SURINGAR.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1875 | | pagina 7