Bijlage no. 7.
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1876.
IS
VOORSTEL van burgemeester en wethouders
tot vaststelling van eene verordening op de
op te rigten school van middelbaar onder-
dorwijs voor meisjes.
MIJNE HEEREN!
In afwachting van de thans in bewerking zijnde plannen be
treffende het lokaal der middelbare school voor meisjes heeft ons
collegie geoordeeld al vast eene verordening op die school aan
's raads goedkeuring le moeten onderwerpenten einde daarna
spoedig te kunnen overgaan tot benoeming van het vereischte
onderwijzend peisoneel.
Na de zeer uitvoerige voorbereidende behandeling welke aan
's raads definitief besluit tot oprigting der school is voorafge
gaan verwachten wij dat omtrent de hoofdpunten der ontwor
pen verordening weinig verschil van gevoelen zal bestaante
meer daar zij behoudens enkele wijzigingen nagenoeg overeen
stemmen met de elders vigerende bepalingen omtrent dit onder
werp. Slechts een paar artikelen vereischen meer speciale toe
lichting.
In 't algemeen geldt de opmerking dat burgemeester en wet
houders volgens deze verordening met het eigenlijke bestuur der
school zullen belast zijnterwijl aan de commissie voor middel
baar onderwijs het dagelijksch toezigt, d. i. de zorg voor de
naleving der bestaande voorschriften en voor den geregelden
gang van het onderwijs is opgedragen. Zoodanige regelingge
heel strookende met de bepaliog van den werkkring der com
missie volgens de wetdoch elders niet altoos in acht genomen,
werd ons inzonderheid daor den heer inspecteur als meest ver
kieslijk aanbevolen.
Eene tweede opmerking van algemeenen aard is dat dezerzijds
geen voldoende grond is gevonden om behalve de gewone leer
lingen zoogenaamde toehoorderessen op de school toe te laten.
In 't algemeen schijnt eene splitsing der schoolbezoekers in ver
schillende rubrieken niet wenschelijk uit een paedagogisch oog
punt. Bovendien is door de bepaling van art. 3 voldoende ge
legenheid geschonken voor haar die zich slechts in elkele vakken
wenschen te bekwamen. De in art. 1 genoemde vakken zijn
nagenoeg dezelfde als door de commissie van middelbaar onder
wijs in haar rapport van 10 Oct. 1872 zijn aangegeven. Schoon
schrijven en Nederl. staatsinrigting zijn daarbij echter niet ge
noemd. Het eerste vak dewijl het meer eigenaardig bij het la
ger onderwijs te huis behoort en de docenten bij de beoordeeling
van het schriftelijk werk tevens moeten toezien op het net en
duidelijk schrifthet andere dewijl de beginselen van staatsin
rigting gevoegelijk bij geschiedenis en bij staathuishoudkunde
kunnen worden behandeld en de zoo wenschelijke beperking van
het aantal leervakken alzoo het best op de genoemde kan wor
den toegepast.
Art. 5. De bepaling van het getal docenten in deze verorde
ning scheen ons minder wenschelijkdaar de ondervinding reeds
heeft geleerdhoe dat getal afhankelijk kan zijn van den meer
deren of minderen bloei der inrigting. Bij bijzonder raadsbe
sluit zal derhalve zoowel het getal als de bezoldiging der aan
vankelijk te benoemen docenten moeten worden bepaald.
Art. 11. Daar het toelaten van leerlingen die niet in staat
zijn de lessen te volgenevenmin in haar eigen belang als in
dat der school kan worden veroorloofd zijn alle leerlingen ook
die van enkele vakken verpligt zich aan een voorafgaand examen
te onderwerpen.
Ten einde intusschen zooveel mogeiijk aansluiting van lager
en midddelbaar onderwijs te bevorderen en klagten omtrent
eene min geschikte wijze van examineren te voorkomen reke
nen wij de tegenwoordigheid van een lid der plaatselijke school
commissie bij dat examen zeer nuttig. In navolging van de
Dordtsche verordening is derhalve die bepaling opgenomen.
Bijvoegsel, behookendb bij ui Leeuwarder Courant.
De overige bepalingen schijnen geene toelichting te vereischen.
In verband met het vorenstaande hebben wij de eer de door
ons ontworpen verordening bij deze aan uwe vergadering aan te
bieden met voorstel daaraaü hare goedkeuring te hechten.
Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 25 Maart
1875 door burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
ONTWERP-VERORDEN ING op de school van
middelbaar onderwijs voor meisjes in de ge
meente Leeuwarden.
Art. 1. Aan de middelbare school met vijfjarigen cursus wordt
onderwijs gegeven in de volgende leervakken
a. de nederlandsche taal en letterkunde
b. fransche u
c. h duitsche
d. engelsche
e. -geschiedenis
aardrijkskunde
g. i, wiskunde
h. n dier- en plantkunde
i. h natuur- en scheikunde
j. h staathuishoudkunde
Jc. het boekhouden
l. n teekenen
m. de handwerken
n. t, gijmnastiek
o. n zang.
De vakken sub h. en worden behandeld vooral met het oog
op de behoeften van huisgezin en gezondheidsbelangen.
Art. 2. Jaarlijks wordt het programma der lessen voor een
volgend schooljaar door de directrice in overleg met deleerares-
sen en leeraren opgemaakten in de maand Junij aan burge
meester en wethouders ter goedkeuring aangeboden.
De vaststelling van het programma en van de lijst der boeken
geschiedt na ingewonnen advies van den inspecteur van het
middelbaar onderwijs en van de commissie van toezigt.
Art. 8. Iedere leerling geeft bij de aanvraag tot plaatsing
tevens op of zij het geheele onderwijs dan wel sommige lessen
wenscht te volgen.
Bij den aanvang van elk schooljaar bestaat gelegenheid om in
de eenmaal gedane keuze van vakken wijziging te brengen.
De toelating tot de lessen in een vak dat aanvankelijk niet
uitgekozen is, kan echter alleen plaats hebben als de aspirante
blijken geeft van de noodige kennis om die lessen met vrucht
bijtewonen.
Art. 4. Er zijn drie vacantiëneene zomervacantie aanvan
gende op den eersten Maandag in de kermiseene kerstvacantie
van twee weken en eene paaschvacantie van eene week.
De curcus vangt aan zeven weken na den aanvang van de
zomervacantie.
Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid, zoo dik
wijls dit door hen noodig of wenschelijk wordt geoordeeldte
bepalendat geen onderwijs zal worden gegeven.
Art. 5. Het bestuur der school is, onder toezigt van burge
meester en wethoudersopgedragen aan eene directricedie
tevens met een deel van het onderwijs kan worden belast.
Het getal docenten wordt door den raad bepaald.
De docenten zijn aan de directrice ondergeschikt, behoudens
beroep in geval van verschil op de commissie van toezigt.
Art. 6. Door de directrice wordt jaarlijksvóór den 1 Fe
bruary een verslag van de school over het afgeloopen jaar ge
zonden aan de commissie van toezigt.
Art. 7. De directrice en het verdere onderwijtend personeel
verlatenzonder toestemming van burgemeester en wethouders
met uitzondering van den vacantie-tijdde gemeente niet voor
langer dan twee dagen.