Bijlage no. 8.
16 Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1875.
Voor afwezigheid van minder dao twee dagen wordt voor de
directrice do toestemming van den voorzitter der commissie van
toezigt cn voor de leeraressen en leeraren die van de directrice
vereischt.
Art. 8. Burgemeester en wethouders wijzen telken jaar een
der docenten aanom de directrice bij afwezigheid of verhinde
ring te vervangen.
Van elke verhindering wordt door de alzoo aangewezen docent
aan burgemeester en wethouders kennis gegeven.
Bij afwezigheidziekte of ontstentenis van een der docenten
wordt zooveel mogelijk door de overige docentenvolgens aan
wijzing van de directrice, in de vervulling der lessen voorzien.
Art. 9. De directrice zorgt voor de naauwkeurige uitvoering
van art. 1 der verordening op de invordering der schoolgelden.
Art. 10. De .directrice en de docenten behoeven de vergun
ning van burgemeester eö wethouders tot het bekleeden van open
bare en bijzondere betrekkingen en tot het geven van privaat
onderwijs.
Art. 11. Geene leerlingen worden op de school toegelaten
dan die den ouderdom van 12 jaren hebben bereikt en de blij
ken hebben gegeven van voldoende bekwaamheid om het onder
wijs te volgen.
Het onderzoek naar de bekwaamheid geschiedt door de direc
trice bijgestaanzoo noodigdoor andere docenten en ten over
staan van minstens twee leden der commissie van toezigt en vau
een lid der plaatselijke schoolcommissie.
Leerlingen worden in den regel alleen aangenomen na voor
afgaande aanvrage bij de directricevoor het begin van den
cursus.
Ëene toelating tusschentijds kanin bijzondere gevallendoor
burgemeester en wethouders worden vergund.
Art. 12. Bij de toelatiDg worden door de directrice, in een
daartoe bestemd register, ingevuld de namen en voorname.) der
leerlingen de dagteekening harer geboorte de dagteekening der
intrede op de school en de namen en woonplaatsen dergeneu
welke haar op de school zenden.
Bij het verlaten der school wordt de dagteekening daarvan in
het register aangeteekend.
Ait. 13. Wanneer leerlingen niet ter school komen en ouders
of voogden hiervan geen berigt hebben gegeven aao de directrice,
brengt deze dit zoo spoedig mogelijk ter hunner kennis.
Art. 14. Buitfn de vacantiën wordt iederen werkdag der week
onderwijs gegeven tusschen des voormiddags 8 en des namiddags
4 ure.
De nadere regeling der schooluren isbehoudens goedkeuring
door burgemeester en wethoudersaan de commissie van toezigt
opgedragen, met dien verstande, dat dagelijks niet meer dan
zes uren onderwijs aan iedere leerling zal worden gegeven.
Art. 15. Jaarlijks worden op een door de commissie van toe
zigt te bepalen tijd openbare examens gehouden.
Na afloop van die examens zullen de leerlingen die daartoe
de vereischte bekwaamheid bezittenin eene hoogere klasse be
vorderd of eervol van de school ontslagen worden.
Art. 16. Leerlingen kunnen in het belang der orde door de
directrice tijdelijk maar niet langer dan voor één dag van de
school worden verwijderd.
Wegzending voor langeren tijd of voor altijd geschiedt op ad
vies van de commissie van toezigt en na bekoming magtiging
van burgemeester en wethouders.
Van elke wegzending wordt terstond, met opgave van rede
nen kennis gegeven aan de ouders of voogden der betrokken
leerlingen.
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1875.
17
NOTA VAN BEANTWOORDING door burge-
meester en wethouders van het rapport der
heeren rapporteurs uit ae sectiën betreffende de
ontwerp verordening op het schutten van vee.
Tegen de ODtwerp-verordening op het schutten van veeaan
geboden ter raadsvergadering van 26 Nov. 1874, zijn in het ver
slag van heeren rapporteurs uit de sectiën verschillende beden
kingen geopperddie ons collegie aanleiding hebbeu gegeven
om dit onderwerp op nieuw in overweging te nemen.
Wij zijn intusschende gegrondheid van enkele opmerkingen
erkennendeniet teruggekomen van onze zienswijze omtrent de
hoofdpunten en achten het in deze gebleken verschil, niet slechts
met het oog op de zorg voor veeschuttingmaar inzonderheid
uit een algemeen staatsregtelijk oogpunt van genoegzaam belang,
om in eene schriftelijke nota die zienswijze nader te ontwikkelen.
Het eerste punt van bezwaar betreft het heffen van een zeker
regt voor kosten van bewaring en verzorging van geschut vee.
Wel erkennen rapporteurs de bevoegdheid der gemeentebe
sturen om vee te schattenmaar verder reikt volgens hen de
publiekregtelijke bevoegdheid niet. Het voeden en verzorgen
is eene waarneming van eens anders belangen die niet door het
politieregt maar door het burgerlijk regt wordt beheerscht.
Al aanstonds zij opgemerkt dat van eene dergelijke splitsing
tusschen de publiekregtelijke bevoegdheid om vee te schutten
en eene daaruit voortvloeijende privaatregtelijke verbindtenis
quasi ex contractuindien men het vee verder verzorgtin het
oudtijds hier vigerend recht geen spoor te vinden is. Het schut
ten van vee als eene bijzondere bevoegdheid hetzij van particu
lieren of van het openbaar gezagwas in het Romeinsche recht
onbekendzoodat daar de regtsverhouding tusschen den eige
naar van het losloopend vee en hem wien schade door dat vee
werd toegebragt zich oploste in eene actie tot schadevergoeding.
Vide Voet ad Pand. lib IX, tit. 1 3. Trotz Jus agr. Rom. 111,
pag. 287 sqq.
Eene dergelijke regeliDg, voor de Romeinen welligt voldoende,
was dat hier te lande in geenen deele. Men vindt dan ook
in nagenoeg alle Nederlandsche gewestenzelfs in die waar
aan het Rom. regt wettelijk gezag werd toegekendhet schut
ten van vee en de daarmede verbonden gevolgen bij bijzondere
keuren of voorschriften geregeld. In Friesland geschiedde dit
o. a. bij de Saxische ordonnantie van 'tjaar 1504, waaraan is
ontleend het voorschrift in de statuten van Friesl. boek II
tit. 3van de veldschaden. Art. 3. Om welke schadevergoeding
te bekomenzal men de beesten mogen opbiodenzonder de-
zelven nochthans te slaanof te qualijk te tracteerenende de
eijgenaar8 indien bekent zijnvoortsbinnen twee uren na de
opbindingedaaraf te verwittigen dewelke gehouden zallen zijn
al zulke schaden te boetentot tauxatie van den dorpsregter,
ende zo verre de beschadiger zijn beest ofte beesten bij de be
schadigde laat verblijvenzal de opbinder de beesten niet laten
verhongeren maar moeten voeden en daarvoor voor yder paarde
ofte koe 's daags genieten zes stuyvers ende van schapen ofte
varkens half zo veel. Art. 4. Welke voedpenningen opdat niet
te hoog komen te loopenzal de beschadigdena gedane tauxa
tie den eigenaar van het beest voor den dorpsrechter doen som
meren omme hem binnen drie dagen de getauxeerde schade en
de vervallene voedpenningen volgens de ordonnantie te voldoen,
bij gebreke van dienzalzonder eenige wijdere rechtspleginge
dezelve beesten door den executeur van den gerechte na voor
afgaande publicatie op de eerste recht of merchedagh doen ver-
koopen. Zie Hamerst. dl. II, pag. 83. Binckesdl.il, pag. 62 sqq.
Uit deze en dergelijke elders vigeerende bepalingen in extenso
medegedeeld bij Trotz Jus. agr. Foed. Belg I, pag. 561 sqq,
blijkt alzoo duidelijkdat het recht van schutten en de bevoegd
heid om schadevergoeding te eischen van den eigenaar van het
Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant.
vee steeds hier te lande is beschouwd als een onderwerp van
publiek regt, geheel onderscheiden van de burgerlijke verbindte
nis voortvloeijende uit de waarneming van eens anders zaken.
Ook in Frankrijk had het belang van den landbouw bijzondere
bepalingen omtrent dierschutting in het leven geroepenwelke
men terugvindt in het thans nog vigerend art. 12 van den Code
Rural van 1791 luidende: le propriétaire qui éprouvera les dom-
mages aura le droit de eaisir les bestiaux sous l'obligation de
les faire conduire daias les viogt quatre heures au lieu de dépot
qui 6era désigné a eet effet par la municipality.
II sera satisfait aux dégats par la vente des bestiaux s'ils ne
sont pa» réclamés ou si le dommage n'a point été payé dans la
huitaine du jour du délit.
Heeft alzoo van oudsher de behoefte om den landbouw te be
schermen aanleiding gegeven tot eene bijzondere regeling van
dit onderwerp, het ware te bejammeren, indien men heden ten
dage in strijd met eene gezonde en redelijke volksovertuiging
tot de oaifclagtige en vaak onvoldoende procesorde van het bur
gerlijk regt zijn toevlucht behoorde te nemen. Hetgeen nu hier
omtrent door rapporteurs wordt aangevoerd schijot ons echter
op eene meer scherpzinnige dan juiste onderscheiding gegrond.
Krachtens politieregtdit wordt toegegevenis het gemeentebe
stuur bevoegd tot het schutten van vee dat onbeheerd op pu
blieke plaatsen wordt aangetroffenmaar vindt het bestuur goed
om het geschutte vee te doen verzorgen voeden en oppassen
dan is dat een maatregel die het privaat-belang der eigenaren
betreft en waaruit eene bijzondere regtsbetrekking ontstaatge
regeld bij de artikelen 139094 burgerlijk wetboek.
Deze redenering in hoofdzaak overee.ukomende met hetgeen
door v. Oosterwijk, Gemeentewet blz. 788 vgg.wordt geleerd,
achten wij bepaald vicieus. Aannemende tochdat de gemeen
tebesturen èn krachtens het straks aangehaalde art. 12 Code
Ruralèn krachtens de hun bij de wet opgedragen zorg voor de
veiligheid der openbare wegen verpligt zijn om maatregelen te
nemen ten opzigte van het schutten van losloopend vee. dan zal
men óf tot de conclusie moeten komen, doer Trotz reeds als be-
lagchelijk en ongerijmd bestempeld, dat men het vee in den schut-
stal kan laten verhongerenóf moeten aannemen dat het bestuur
bevoegd is eene billijke heffing als vergoeding der verplegings-
kosten te vorderen. Het derde geval dat nam. het bestuur civi-
liter tot het erlangen van schadevergoeding tegen den eigenaar
van het vee zou moeten optredenis daarom niet mogelijkde
wijl de verbindtenis uit kracht der wetwelke rapporteurs in
deze door de verpleging enz. geboren achtenblijkens art. 1390
B. W. alleen dan ontstaat, wanneer iemand vrijwillig en zonder
daartoe last te hebben bekomen eens anders zaken waarneemt. Vol
gens het gevoelen van alle geachte schrijvers bestaat dus dit
quasi contract noch volgens het Franschenoch volgens ons
regtindien de waarneming van eens anders zaak niet vrijwillig
maar krachtens wettelijk voorschrift of op last van het open
baar gezag plaats heeft. Zie Dieph. Ned. Burg. Regt VI, pag.
236 vgg. is derhalve de gemeente krachtens politieregt verpligt
het losloopend vee te schuitenhet ware niet minder in strijd
met het gezond verstand als met den aard van de verhouding
tusschen het openbaar gezag en de burgers volgens ons staats-
regtindien de uitoefening van dat regt gepaard kon gaan met
eene even onmenschelijke als voor den eigenaar schadelijke ver-
waarloozing van het vee. Waar de policiezorg geroepen is in
het belang van publieke orde en veiligheid bijzondere regten te
beperken of de hoede van bijzonder eigendom op zich te nemen,
blijft die magtsuitoefening bepaald tot het strikt noodzakelijke,
in dit geval bijv. tot het opsluiten van losloopend vee ter voor
koming van schade en ongelukken. Het dooden daarentegen
hetzij door geweld of door uithongering, zou, afgescheiden van
de gegronde bedenkingen die daartegen uit een zedelijk oogpunt
kunnen worden aangevoerdeene onwettige handeling wezen.
Wel is waar wordt door rapp. aangevoerd dat de verzorging
van geschut vee niet als publieke dienst moet worden aange-
7