28 Bijlage tot het verslag der handelingen vt voor zich zeiven bij de behandeling van voorkomende aanvragen om pensioen, den raad do wenschelijkheid van ecne verorde ning' omtrent dat onderwerp heeft doen inzienmaar dat men veeleer het oog had op verbeteringin het belang der ge meente van de uitzigten barer ambtenaren en bediendenvoor den tijd waarin ze hetzij wegens ouderdomhetzij uit anderen hoofde, ongeschikt zouden zijn voor het verrigtcn hunner werkzaamheden, dat het onderwerpclijke voorstel van de strekking niet heeftom aan dit doel te beantwoorden maar hot vcrleencn van pensioen als ecne vrijwillige wel dadigheid laat bestaan, waarvan de toepassing voor elk voorkomend geval van de tijdelijke zienswijze van den raad afhangten dat hot belang der gemeente in dezen slechts volledig wordt gedienddoor het erkennen van hare verpligting tot liet verlecncnen van de aanspraak barer amb tenaren en bedienden tot'het ontvangen van pensioen of wacht geld onder de bij verordening te stellen voorwaardenomdat alleen op deze wijze voor de gemeente behouden en verkregen kunnen worden ambtenaren en bedienden, die bij de steeds klim mende eischen van ontwikkeling zoowel als van levensonder houdmet ijver en belangstelling hunnen tijd en hunne beste krachten wijden aan de dienst der gemeentezonder wegens zorgen voor de toekomst genoopt te worden het rijkde pro vincie of andere gemeenten, die haren ambtenaren aanspraak geven op pensioento gaan dienen. Terwijl die meerderheid het betreurt, dat burgemeester en wethouders in hun voorstel, ten aanzien van de algemeene strekking, alleen liet resultaat hunner rijpe overwegingen te kennen geven, maar deze over wegingen zelve en alzoo de gronden van hun gevoelen niet mededeelenmerkt zijnaar aanleiding van het verhandelde in de sectiënnog opdat die bezwaren tegen haar gevoelen welke de vrees uitdrukken voor ontijdig verlies van valiede amb tenaren en voor onbillijke aanspraken op pensioen slechts denk beeldig zijnomdat daartegen door de bepalingen van eeno ver ordening kan worden gewaakt- dat het argumentals zoude het erkennen van aanspraak der ambtenaren voor dozen onnoo- dig zijn, omdat dc morele zekerheid, welke uit het voorge stelde voor hen voortvloeiteven sterk zou wezenop zijn minst ongeschikt is, omdat het te denken laat, dat men zijne verpligting kennendetot behoud van eene reserveaarzelt haar te erkennenen te vragen geeft of het omgekeerd niet even geldig zou zijnm. a. w. of dc gemeente wei belang heeft bij het niet formeel erkennen van wat ze moreel haar piigt achf. En wat de financieele zijde van de zaak betreft, meent zij de opmerking te mogen makendat het vormen van een pensioen fonds daarbij te veel op den voorgrond wordt gesteldmet name wraakt zij cle redeneringdat een regt op pensioenom te wor den erkendvooraf door het bijeen brengen van een pensioen fonds zou moeten bestaanomdat hierdoor de pensionering wordt beperkt tot het gevaldat deze wegens het door de bc-langheb- bonden zamengebragte fonds onnoodig is en haar alzoo eenvou dig uitsluit; waar zij in dezen aan een pensioen-fonds denkt, daar heeft ze op het oog eene van de gemeentelijke financiën afgescheidene administratie van de gezamenlijke bijdragen der ambtenaren en eene gemeentelijke subsidie tot zoodanig jaar lijks bedrag, als boven die bijdragen noodig zal zijn; zij denkt zich geene kapitalen als die van het rijks-pensioen-fondsja zij gelooft, dat bij het betrekkelijk beperkte getal gemeentelijke ambtenaren en bediendenvoor het tot stand komen van een fonds weinig kans bestaat, zjj zou van dc ambtenaren en be dienden geene hoogere bijdragen willen vorderen dan volstrekt noodig zijnom aan de pensionering het karakter van zuivere liefdadigheid te onthoudenzij zou eindelijk de aanspraak op pensioen willen doen steunen op do verordening die in hot wel begrepen belang der gemeente haar in het leven roept. liet bezwaar, dat het bestaan van een pensioen-fonds op losse schroe ven zou worden gesteld door dc verpligte restitutie van de door hen gestorte gelden aan ambtenaren die naar eene andere ge- j a den gemeenteraad te Leeuwarden1876. meente worden verplaatst, is bij hare opvatting van zoodanig fonds voor de meerderheid van geringe bcteckenismaar boven dien zou zij do gemeente tot zoodanige restitutie evenmin ver- pligt achten als het rijkdat een ambtenaardie zonder ter men van pensioen zijn' dienst verlaatgeene teruggaaf verleent van gedane bijdragenin ieder geval zou de verordening zoo danige verpligting' duidelijk kunnen uitsluiten. De stelling ein delijk, dat de tractementen te gering zijn 0111 daarvan eene bij drage voor pensioen af te zonderenmoge kunnen dienen hetzij tot verbetering van de tractementen hetzij om dc noodzakelijk heid van pensionering in het algemeen m het licht te stellen tot bestrijding van de behoefte aan ecnige zekerheid voor de ambtenaren in de toekomst is ze zeker zeer ongeschikt. En wat het financieele bezwaar voor dc gemeente aangaat merkt de meerderheid op, dat de medegedeelde berekeningen steunen op de onderstellingdat allo ambtenaren en bedienden, die in dc termen vallenliet pensioen zullen genieten dat het voor die uitkomst geen verschil maakt of die pensioenen onver- pligt gegeven of krachtens aanspraak toegekend zijndat van 1865 tot 1874 gemiddeld f 3174.4(5 per jaar aan pensioenen is uitbetaald en dat het buiten berekening van bijdragen van de ambtenaren en bedienden geraamde maximum van f 3361.15 tegen eene, hetzij vrijwillig, hetzij vcrpügte uitkccring van pensioenengeen bezwaar uitmaaktwaar tegen het directe be lang der ambtenaren en het indirecte voordeel voor de ge meente niet zou kunnen opwegen. I)c minderheid van de commissie van rapporteurs vereenigt zich mot het voorstel van burgemeester en wethouders hoofd zakelijk op de volgende gronden 1. Burgemeester en wethouders hebben door deze verorde ning getracht tegemoet te komen aan den zoo dikwijls door den raad dezer gemeente uitgesproken wenschom naar vaste regels eene eventuele pensionering van gemeento-ambtenaren te doen plaats vinden. 2. Eene aanspraak of regt op pensioen zal zeer dikwijls de gemeente beroovcn van ambtenarendievallende in de termen van dat pensioende dienst der gemeente verlaten op een leef tijd en een tijdstipwaarop die diensten nog somtjjds zeer wor den gewaardeerd. 3. Deze aanspraak of regt op pensioen kan zich niet gedacht worden zonder het oprigten of bestaan van een pensioenfonds voor ten minste verreweg het grootste gedeelte gevormd door bijdragen van gemeente-ambtenaren. 4. Het is zeer inocijelijk zulk een pensioenfonds op te rigten a. wegens het beperkt getal ambtenaren b. wegens het uiteen loopen der leeftijd bij de aanvaarding hunner betrekkingen eindelijk c. wegens de hooge subsidiedie toen de gemeente daaraan zou moeten betaleewilde men niet de tractementen te zwaar belasten voor de instandhouding van zulks een fonds. 5. Het bestuur zalbij eventueel te geven ontslag aan amb tenaren hoe soms ook verdiendzich belemmerd kunnen ge voelen door de overweging of deze ambtenaren al of niet zou den vallen in de termen van pensioen. 6. Bij eene verplaatsing naar ecne andere gemeente moet de betrokken ambtenaar regt hebben op restitutie. Het verbieden van het geven van restitutie in eene verordening zoude gelijk staan met ecne zware boete op het solliciteren naar eene an dere gemeente waardoor die betrokken ambtenaar zou meenen zijn lot te kunnen verbeteren. Eene vergelijking met liet rijks- pensioenfonds gaat hier niet op, daar een rijksambtenaar blijft doelen in dat pensioenfonds in welke plaats des rijks hij zich ook benoemd ziet. Een gemeente-ambtenaar moet dus wel, wil meu billijk zijn, restitutie erlangen. En juiat die restitutie zou het gehcele fonds op losse schroe ven zetten. Na de behandeling van de algemeene strekkingheeft dc bij Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwcirden, 1876. 29 het voorstel van burgemeester en wethouders behoorende con cept-verordening in de drie sectiën een onderwerp van beraad slaging uitgemaakt. Art. 1. De overweging, dat in liet voorgedragen concept nergens met duidelijke woorden voorkomt, dat er <*een regt op pensioen bestaat, deed de le sectie de wenschclijkneid uitspre ken in plaats van de eerste alinea van dit art. te lezen „Nie mand der gemeentelijke ambtenaren of bedienden heeft regt „op pensioenwanneer echter pensioen wordt verleendge schiedt zulks met inachtneming van de bepalingen dezer ver ordening." In de 3e sectie werd opgemerktdat in het con cept bij art. 7 wel wordt bepaalddat het bedrag van het pen sioen door den raad wordt vastgesteld, dat hierin wel opgeslo ten ligtdat ook de raad pensioen verleentdoch dat dit laat ste zonder schade duidelijk bij art. 1 zou kunnen worden uitge sproken. Rapporteurs zijn van meening, dat door beide opmer kingen verbetering kan worden bereikt en dat de eerste alinea behoort te luiden„Geen der gemeentelijke ambtenaren of „bedienden heeft regt op pensioenwanneer echter pensioen „wordt verleendgeschiedt dit door den raad en met inachtne- „ming van de bepalingen dezer verordening." Omtrent de lijst van ambtenaren en bediendendie voor het genot van pensioen in aanmerking kunnen komenwerd in de 2e sectie opgemerkt, dat daarop niet zou behooren voor te komen de commissaris van politie en dat voorts zouden moeten worden uitgesloten die ambtenaren en bedienden, welke van hun ambt of hunne be diening geene hoofdbetrekking maken als b.v. de archivaris de klokkenist e. a.in de 3e sectic werd ook gevraagdof de commissaris van politie wel onder dc gemeente ambtenaren kan worden gerangschiktvoorts de wenschelijkheid uitgesproken om den secretaris-boekhouder van de armenkamer in de ljjst op to nemen en eindelijk in overweging gegeven sub ij te lezen „gaarders van belastingen of hiermede gelijk gestelde regten of „loonen." Ten aanzien van den commissaris van politie mer ken rapporteurs opdat deze naar hun oordeel teregt op de lijst van art. 1 voorkomtomdatofschoon benoemingschor sing, ontslag en regeling van de bezoldiging van dien ambte naar niet door den raad geschiedentoch dc overwegingdat zjjne functiën strekken voornamelijk in het belang der ge meente zijne bezoldiging ten laste van deze heeft doen bren gen de andere opmerking van de 2e sectie zou naar hun oor deel ernstige overweging verdienen indien een regt of eene aanspraak op pensioen werd erkendofschoon toch altijd deze moeijelijkheid overblijft, dat in vele gevallen het antwoord op do vraag, of eene bediening als hoofdbetrekking moet worden beschouwdvan den betrokken functionaris afhangtmaar nu bij de voorgestelde regeling ieder geval op zich zelf zal wor den beoordeeld cn aan het vermelde criterium getoetst, achten zij eene onderscheiding in den aangegeven zin niet wenschelijk. Hen secretaris-boekhouder van de stads armenkamer in de lijst van art. 1 op te nemenkomt hun voor aanbeveling tc verdie nen omdat die betrekking onder de belangrijke behoort en evengoed als vele der reeds opgenoemde voor het genot van pensioen in aanmerking moet kunnen worden opgenomen. De wijziging van litt. ij in de 3e sectie aanbevolenachten rappor teurs eene verbeteringomdat hun geene reden bekend is waarom gaarders juist van bruggelden de voorkeur zouden ver dienen, ja hunne kans op pensioen zelfs zouden moeten ver liezen wanneer ze als gaarders van andere middelen worden aangewezen. Art. 2. In de 2e sectie wordt de wenschelijkheid uitgespro ken om, ter bevordering van duidelijkheid, de in art. 2 voor komende nummers door letters te doen vervangen cn in de 2e alinea van no. 3 voor „gepracstecrd" te lezen „verleend"en eene verklaring aanbevolen met het oog op die ambtenaren en bedienden, die voor een bepaald getal b.v. 3 of 5 jaren worden benoemd. Rapporteurs achten dc eerste twee opmerkingen niet ongegrond, ofschoon zij liever nog dan „verleend" zouden wil len zien „bewezen"doch moeten erkennendat de laatste aan beveling hun niet duidelijk isomdat onafgebrokene dienst niet wordt gevorderd enal ware dit het gevalhieraan toch door herhaalde tijdelijke benoemingen geen afbreuk zou worden gedaan. Art. 3. De 3e sectie wenschte onder de in dit art. genoemde bedienden nog opgenomen te zien de werklieden bij de gasfa briek die bij de stadsreinigingdie bij de gemeentewerken de oppassers en oppassters van het stads ziekenhuis en dc be dienden van do brandweeromdat alle deze bedieningen in meerdere of mindere mate geacht moeten worden eigenaardige gevaren mede te brengen. Rapporteurs kuiinen zich met dien wensch vereenigenmet uitzondering nogtans met betrekking tot do bedienden van de brandweer, dewijl de aan dezen toe te kennen vergoedingen en gelden meer dan andere van bij zondere omstandigheden afhankelijk cn bij de daartoe betrek kelijke verordening reeds geregeld zijn. Art. 7. Voor de 4e aliuea wenschte de le sectie te lezen: „Het genot van vrije woning, vuur cn licht komt bij de bere gening in aanmerking"omdat dc genoemde voordeelen moe ten worden aangemerkt als een bestanddeel der genotene be looning, hetwelk op geld waardeerbaar is, terwijl andere voor- regten en emolumenten daardoor van zelf worden uitgesloten. Op deze gronden vcreenigen rapporteurs zich met het gevoelen van de eerste sectie. Art. 9. Naar aanleiding van eene in de 3e sectie gemaakte en gedeelde opmerking, zijn rapporteurs van gevoelen, dat in dele alinea de vermelding van de gronden der schorsing en in de 2e alinea de woorden „een of meermalen" gevoegelijk kunnen wor den geroijeerd. Art. 11«. Op daartoe strekkend voorstel gaf de le sectie boven het voorgesteldeaan de volgende redactie de voorkeur „Bij veroordeeling tot eeno onteerende straf of wegens diefstal, „bedriegelijke opligting of misbruik van vertrouwen, zoomede „in geval van kennelijk wangedrag, kan de raad het pensioen „schorsen of intrekken". Dewijl toch niet iedere veroordecling tot correctionele straf, hoe gering dan ook, het bedreigde ge volg moet kunnen hebben, vereenigen rapporteurs zich met dit gevoelen der le sectie. Art. 15. De 3e sectie achtte de le alinea van ie ruime strek king vooreerst, omdat, daargelaten de moeijelijkheid van con trole niet ieder aanbod van eene betrekkingdoor wien ook gedaanverval van toegekend wachtgeld tengevolge moet kun nen hebben en ten anderen dcwnl langs dien weg ieder aan bod hoe onaannemelijk ook voor den betrokkenede gemeente van de eenmaal verleende uitkeering zou kunnen ontslaan. Dio sectie, cn rapporteurs met haar, wenschte hier tc lezen „Wan- „necr de op wachtgeld gestelde ambtenaar of bediende ecne „hem aangebodenevan wege de gemeente Leeuwarden bezol digde betrekking zonder gegronde redenen weigert te aanvaar- i „denkan het wachtgeld onmiddelijk door den raad worden „ingetrokken". Art. 18. Door do le en in de 2e sectie werd de wensch uit gesproken om in den aanhef van dit art. in plaats van „het ge meentebestuur" te lezen„de gemeenteraad"bovendien ver langde dc le sectic in dc eerste alinea dc slotwoorden „of ook „verleende" enz. en in de 2c alinea de woorden „of de intrek king" te doen vervallenop gronddat rcc^s elders in de ver ordening de redenen van verval zijn opgenoemd en de betoe- konis hiervan door deze algemeene bepaling aan hot slot geheel zoude verloren gaan. De 3c sectie keurde het gehecle art. af, omdat het alle voorgaande bepalingen cn voorschriften in zoo verre ze geacht zouden moeten worden hetzij voor den raad, hetzij voor ambtenaren en bedienden eene vaste regeling te be vatten geheel en al oplost en de vrang doet rijzenwaartoe al het voorafgaande noodig was r1 Rapporteurs vercenigen zich in dozen met het gevoelen van de 3e sectic en zijn van meening, dat eene bepaling, waardoor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1876 | | pagina 15