Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1876.
Art. 4. Het is verboden, van de met klinkertsteenen bevloerde
straten of pleinen of gedeelten van dien gebruik te maken'met
paarden of met voer- of rijtuigen met een of meer paarden be
spannen uitgezonderd
a. in geval van dringende noodzakelijkheid bij het uitwijken
voor anderen, of het naderen tot een bepaald erf, waarheen dat
rij- of voertuig is bestemd
b. indien de straat over hare geheele breedte of in het mid
den met klinkertsteenen is bevloerd.
Art. 5. Het is verbodenmet paardenezelsrunde
ren of eenig ander veeof met rij- of voertuigen van twee of
meer wielen voorzienuitgezonderd kinderwagensgebruik te
maken van alle andere door burgemeester en wethouders bij
uitsluiting voor voetgangers aangewezen wegenpadenwan
delingen of andere openbare plaatsen.
Art. 6. Het is verboden hand- of kruiwagens of slepen over
de trottoirs of de met klinkertsteenen bestrate, langs de huizen
loopende voetpaden te voerenof daarop met velocipedes te rijden.
Art. 7. Het is verbodenover houten of ijzeren bruggen an
ders dan stapvoets te rijden.
Art. 8. Het is verboden, over de grasperken van openbare
plantsoenen en wandelwegen en over de kantzoden of bermen
van openbare wegen voet- of bijpaden te makendaarover te
gaan, te rijden of paarden of vee te leiden, te drijven of te
laten loopen.
Art. 9. Het is verbodenpaardenezelsrunderen of eenig
ander vee langs de openbare beplantingen of wegen te laten
grazen.
Art. 10. Het is verboden, hoendersganzeneenden, kalkoe
nen of ander pluimgedierte te laten los loopen op de openbare
straten of pleinenof in de tot openbare wandelwegen ingerigte
beplantingen, aan de gemeente behoorende.
Tot het vervoer van ganzen of kalkoenen door of in de ge
meente kan door den commissaris van policie vergunning wor
den verleend.
Art. 11. Het is verboden, te klimmen in boomen, behoorende
tot de openbare plantsoenen, het plantsoen of de bloemperken,
leuningenpalen of rasterwerken te beschadigenzoden af of
uit te stekenof aldaar in den grond te graven.
Art. 12. Niemand mag zelfde opgaande boomen op de straat
of den wal snocijen of laten snoeijen. Ieder is verpligt dit
geheel aan den stads-hovenier over te laten.
Art. 13. Het is, behalve aan de van wege de gemeende
daartoe aangestelde personenverboden uit de openbare wato
ren moddersteenenbeenderen of welke voorwerpen ook op
te halen of te verzamelen.
Hoofdstuk II.
Van de reinheid der openbare wegenbruggenstratenplant
soenen pleinen en andere plaatsentot gemeene dienst van
allen bestemd.
Art. 14. Het is verboden, anders dan 'svóórmiddags tot 12
uur de straat te schrobben, glazen, aan de openbare straat ge
legen aan de buitenzijde te wasschenof kleedenloopers
matten of karpetten op de openbare straat te kloppen of uit te slaan.
Art. 15. leder hoofdbewoner of gebruiker, ieder eigenaar of
beheerder is verpligt, op aanmaning van de beambten van po
licie of van die der stads-reinigingde goten nevens zijne wo
ning onverwijld van sneeuwijs of vuilnis te zuiveren en te
zorgendat de afloop van het water door die goten niet worde
gestremd.
Art. 16. Het is verboden, aschstroo, biezenmest of eenig
ander vuilnis op stoepenopenbare wegenbruggen straten
pleinen, wandelwegen of andere openbare plaatsen te werpen,
of die in openbare wateren of op het ijs te werpen of te vegen.
Art. 17. Het is verboden, asch, mest, stroo, biezen of vuil
nis in emmers vaten bakken of dergelijke voorwerpen ook
al zijn ze overdekt, op de stoepen, straten, wallen of andere
openbare plaatsen neder te zetten.
Hiervan zijnonder de bepalingen van het volgende artikel
alleen uitgezonderd de asch- of vuilnis-emmers, vaten, bakken
of andere dergelijke voorwerpenbestemd om aoor de van wege
de gemeente aangestelde reinigers te worden geledigd.
Art. 18. Zijdie hunne asch- of vuilnis-emmers x vaten
bakken of dergelijke voorwerpen door de bij het vorige ar
tikel gemelde stadsreinigers verlangen te hebben geledigd, zijn
verpligt, behoudens het bepaalde bij het volgende artikel, die
voorwerpen, behoorlijk overdekt, hoogstens een half uur vóór
den gewonen tijd van de komst dier beambten in hunne buurt,
op hunne stoepen of de wallen vóór hunne huizenof, waar
geene stoepen of wallen zijnop de straat tegen den voormuur
hunner huizen te plaatsen enna te zijn geledigd, onmiddellijk
binnen's huis te nemen.
Art. 19. Het is verboden, zelfs tot het einde bij het vorige
artikel vermeld, na des middags twaalf uur asch- of vuilnis
emmers vatenbakken of dergelijke voorwerpen op de stoepen
wallen of straten neder te zetten of aldaar te laten staan.
Art. 20. Behalve aan de gemelde stadsreinigersis het ver
boden asch of vuilnis hoegenaamd uit de op stoepenwallen
straten of andere openbare plaatsen neergezette asch- of vuil
nis-emmers vaten, bakken of dergelijke voorwerpen op te halen
of deze te ledigen.
Art. 21. Het is aan ieder, behalve aan de stads-reinigers
verboden na negen uur des morgens binnen de bebouwde kom
der gemeente asch of vuilnis aan de huizen op te halen of te
vervoeren. De stads-reinigers daarentegen kunnen dit verrigten
tot twee uur des namiddags.
Art. 22. Het is verboden, bij het ophalen of vervoeren van
asch of vuilnis, behalve stalmest, langs de straten of wegen
binnen de bebouwde kom der gemeentevan andere wagens
schuiten of voertuigen gebruik te makendan die ingerigt zijn
volgens de door burgemeester en wethouders te geven voor
schriften. Deze wagensschuiten of voertuigen mogen niet
meer dan strijkelings vol geladen worden en moeten telkens,
nadat de te vervoeren stoffen daarin zijn gebragtworden ge
sloten of overdekt.
De bedoelde wagensschuiten of voertuigen mogen niet in
gebruik worden gesteld, dan na vooraf door den directeur der
stads-reinigingin tegenwoordigheid van den commissaris of een
inspecteur van policie geschouwd en van een teeken van goed
keuring voorzien te zijn. Iedere zoodanige wa£en, schuit of
voertuig moet telken drie maanden, op door de genoemde amb
tenaren te bepalen tijd en plaatsaan dezen ter herkeuring
worden aangeboden en mag verder niet worden gebruiktdan
na op nieuw te zijn goedgekeurd.
Op hen, die de eigen asch of vuilnis van uit hunne huizen
naar elders willen vervoeren, zijn de bepalingen van al. 1 en
2 van dit artikel, ten aanzien van de daartoe te bezigen ver
voermiddelen, niet van toepassing.
Art. 23. Het is verboden op stoepenop openbare wegen
stratenpleinenin waterenop het ijs of op eenige andere
niet daartoe opzettelijk bestemde openbare plaats zijne behoefte
te doenof potten emmersvaten of iets andersgeheel of
gedeeltelijk gevuld met secreetmest, te ledigen.
Art. 24. Het is verbodenop eenige openbaredaartoe niet
opzettelijk bestemde, plaats zijn water te lozen.
Art. 25. Het is verboden, secreetmest te verzamelen of te
vervoeren anders dan in overdekte vatenpotten, karren, krui
wagens pramen of dergelijkeen dit te doen vroeger dan des
avonds te half elf uur of later dan des morgens te zes uurin
de maanden JanuaryFebruaryNovember en Decemberen
te vijf uur in de overige maanden.
Art. 26. Het is verboden, secreeten of mesthoopen te plaat
sen langs openbare stratenwegenpleinen of wandelingen.
Het is mede verboden, waterlossingen uit huizen over de daar
nevens liggende straten of wegen te doen uitloopen.
Art. 27. Het is verboden, binnen de kom dor gemeente pri
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1876
3
vaten of riolenbestemd tot afvoer van faecale stoffente doen
uitloopen in zinkputten of in slooten van mindere breedte dan
vier meter.
De breedte wordt gemeten op de lijn van het zomer peil, van
het boezemwater der provincie Friesland, aangewezen doorliet
merk O op de peilschaal in den walmuur tegenover het gouver
nementshuis te Leeuwarden.
Art. 28. Het is verboden, bloed, afkomstig van geslagte
dieren, op de openbare straat of in de daarnevens gelegen goten
te laten loopen of daarlangs te vegen. Een ieder, die zich met
dat slagten ophoudt, is verpligt, dat bloed en alle van het slag
ten afkomstige onreinheid in overdekte bakken of troggen te
verzamelen en zoo spoedig mogelijk naar de daarvoor bestemde
plaatsen te vervoeren.
Art. 29. Het is verbodenpuin keizeiaardemodder
takken of andere dergelijke stoffen te brengen of neer te wer
pen op andere openbare plaatsen, dan die daarvoor door burge
meester en wethouders zijn aangewezen.
Het is verboden, aarde of modder, voortkomende van uitgra
vingen voor fundamenten, putten, regenwatersbakken en der
gelijke op de hiervóór gemelde openbare opslagen te brengen
of te doen brengen; de eigenaar of de aannemer van het werk
is hiervoor aansprakelijk.
Art. 30. Het is verbodentusschen 's zaturdags middags
twaalf uur en 's maandagspuinkeizeiaarde, takken of der
gelijke stoffen op de daarvoor bestemde openbare plaatsen te
brengen.
Art. 31. Het is aan een ieder, behalve aan de daartoe van
wege het gemeentebestuur gestelde werklieden verbodenvan
die plaatsen puin keizei of andere zelfstandigheden weg te halen.
Art. 32. Het is verbodenpuinkeizeiaardemodder of
andere dergelijke stoffen op de in art. 29 bedoelde plaatsen of
ook elders over de straten te verspreiden of uit elkander te
werken of in de openbare wateren of op het ijs te werpen.
Hoofdstuk III.
Van de vrijheid en veiligheid der openbare wegenpaden
bruggenstratenplantsoenenpleinen en andere openbare
plaatsen tot gemeene dienst van allen bestemd.
Art. 33. Het is verboden, openbare voet- of gangpaden of
eenige daartoe behoorende werken te verplaatsen of weg te
nemen, daaraan eene andere rigting te geven, ze op te heffen,
te vernietigen of het gebruik daarvan op eenige wijze te be
lemmeren.
Art. 34. Het is verbodenlangs de openbare straten, wegen,
paden, pleinen of plantsoenen boomen te planten of de rigting
daarvan te veranderen.
Art. 35. Het is verbodeneen muur, schutting, of wat meer
van dien aard is, onmiddellijk of door den stoep aan de openbare
straatweggracht of aan de openbare wandelplaatsen belen
dende op te rigtente verzetten of te vernieuwenzonder
dat alvorens door burgemeester en wethouders of van hunnent
wege op aanvrage van den belanghebbendede rooijing is
aangewezen.
De belanghebbende is verpligt, zich aan die rooijing te houden.
Indien terreinen, door slooten, grachten of omheiningen van
de openbare straten, wegen of pleinen afgescheiden, door het
dempen of wegnemen van die afscheidingen met de straten,
wegen of pleinen worden verbonden is het verbodeneen ge
bouw binnen den afstand van vijf meter daarvan op te rigten
anders dan met inachtneming van het bepaalde bij de eerste twee
leden van dit artikel.
Art. 36. Het is verboden, eenig vast vooruitstekend getim
merte van welken aard ook, behalve gewone gevellijsten, vóór
of aan het huisden muur of de schutting over den stoep of
de straat, onverschillig op welke hoogte of verdiepingte maken
of te laten maken.
Art. 37 Het is verboden, eenig vast getimmerte, op de
stoepen op te rigten.
Het is mede verbodenop de stoepen gedurende den nacht
kistenmandenof andere voorwerpen te laten verblijven.
Art 38. Het is verboden, deuren, hekken, vensters of zonne
blinden over de openbare straat te laten uitslaan.
Art. 39. Bij slooping of amotie van eenig aan eene openbare
plaats belendend gebouw, is de eigenaar verpligt, de daardoor
ontstane opene plaats binnen den door burgemeester en wet
houders te stellen termijn behoorlijk af te sluiten.
Art. 40. Het is verboden, eenig gebouw, aan eene openbare
plaats belendendete sloopen of te herstellenzonder behoor
lijke afsluiting aan de straat- of wegzijde.
Art. 41. Ieder, die, zelfs met het vereischte verlof, voor
eenig werk het plaveisel van eenige straatweg of pleinof
een gedeelte daarvan heeft opgebroken of doen opbrekenof
daarop voorwerpen heeft geplaatst of doen plaatsen, welke voor
het vrije verkeer hinderlijk zijn, is verpligt daarbij 'snachts
licht te doen branden.
Art. 42. Ieder eigenaar van een aan de openbare straat gren
zend gebouw, dat door zijne bouwvalligheid gevaarlijk is voor
de veiligheid van de voorbijgangersis verpligtdat gebouw
binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn
te herstellen of af te breken.
De last tot herstelling of afbreking van bouwvallige gebou
wen gaat van burgemeester en wrethouders uit, op het verslag
van den directeur der gemeentewerken, en behelst de vermel
ding van den termijn, binnen welken aan den last moet worden
voldaan. Het daartoe strekkende besluit wordt medegedeeld
aan den eigenaar, indien deze in de gemeente woont, en anders
aan den beheerder of aan den gebruiker van het pand.
Art. 43. Onverminderd het bepaalde bij art. 471 no. 4 van
het wetboek van strafregt en behoudens de bepalingen omtrent
de marktpolicieis het verbodende openbare stratenpleinen
of andere openbare plaatsen te bezigen tot liet plaatsen van
kalkhokken tijdelijke werkplaatsen rijtuigenlinnenrakken
materialenkoopwaren of andere goederen, tot liet uitslaan van
tapijten of het verrigten van eenige werkzaamheid van hand
werk of bedrijf.
Art. 44. Het is verbodenpaarden, lastdieren of vee op
openbare plaatsen vast te maken aan huizen, stoepen, bruggen,
leuningenboomen @f dergelijke daartoe niet bestemde voor
werpen.
Art. 45. Het is verbodengoederen te hangen over
of vast te hechten aan bruggenleuningen of andere openbare
daartoe niet bestemde eigendommen.
Art. 46. Het is verbodenop of binnen den afstand van
vijftig meter van openbare stratenpleinen of wegen eenig
vuurwerkvan welken aard ookaf te steken of te doen ont
branden, met vuurwapenen of windbussen te schieten, of teer
tonnen, pektonnen en dergelijke in brand te steken.
Art. 47. Onverminderd het bepaalde bij art. 471 no. 6 van
het wetboek van strafregt, is het verboden, aan de openbare
straat of den openbaren weg eenige voorwerpen of goederen
naar boven te hijsschen of van dakenuit venstersdeuren of
luikenof van steigers naar beneden te werpen of neer te laten,
zonder dat daar iemand geplaatst zjjom de voorbijgangers te
waarschuwen. Het naar beneden geworpone moet dadelijk weg
geruimd of, zoo liet sneeuw is, geslecht worden.
Art. 48. Het is verboden, bij vriezend weder de straten te
schrobben of daarop water te werpen, of, indien de straten met
sneeuw of eene ijskorst bedekt zijn, glijdbanen te maken, ge
maakte glijdbanen als zoodanig te gebruikenzich met prik
sleden of iets anders van pijpenbruggen of wallen te laten
afglijden of op straten of pleinen op schaatsen te rijden.
Art. 49. Ieder hoofdbewoner of gebruiker van gebouwde of
ongebouwde eigendommen in de bebouwde gedeelten der ge
meente is verpligt binnen een half uur na het tot waarschu
wing bestemde luiden van de klok 's morgens te half negen
uurde openbare straat nevens die eigendommen ter breedte