12
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1876.
geval zoude zijnindien zes of zeven raadsleden reeds tot de
voorloopige vaststelling dor kohieren hadden medegewerkt.
Tot eene zoodanigegeheel bij het nieuwe systeem van klas-
sificatie passende regeling strekken de verschillende wijzigingen
die wij in deze verordening zouden verlangen.
Ten einde de raad een volledig overzigfc kunne* erlan
gen van den inhoud der door de commissie aangeboden ont
werpen zooals die na het aanbrengen der door ons wenschelijk
geachte wijzigingen zullen luiden, hebben wij de eer hiernevens
de aldus gewijzigde ontwerpen over te leggen, onder bijvoeging
tevens van een staat, aanwijzende het bedrag der aanslagen naai
de door de commissie en door ons collegie voorgestelde vcrdee-
lino; der klassen.
Aangeboden ter raadsvergadering van den 13 January 1876
door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden.
ONTWERP-BESLUIT tot heffing eener directe
belasting op het inkomen ten behoeve der
gemeente Leeuwarden.
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat het noodzakelijk is ter voorziening in de
behoeften der gemeente eene directe belasting op het inkomen
te heffen
Gezien artt. 240, 243 en 245 der wet van 29 Junjj 1851
Staatsblad no. 85 (gelijk die zijn gewijzigd bij de wet van 7
Julij 1865 Staatsblad no. 79)
Ileeft beslotengelijk hij besluit bij deze
Art. 1. Ten behoeve van de gemeente Leeuwarden wordt
jaarlijks eene directe belasting op het inkomen geheven.
Art. 2. Deze belasting wordt geheven van allen die in deze
gemeente hun hoofdverblijf houden of er verblijven en wier
jaarlijksch inkomen wordt gerekend me%r dan drie honderd en
vijftig gulden te bedragen.
Minderjarigen beneden de twintig jarenwier ouders elders
wonendragen niet bij tot deze belasting.
Het hoofd des gezins wordt mede aangeslagen voor het in
komen der vrouw.
Insgelijks wordt het hoofd des gezins aangeslagen voor de
bijzondere, inkomsten der overige leden van het huisgezin, wan
neer die inkomsten gezamentlijk tot bestrijding der kosten van
huishouding worden aangewend en eene splitsing aanleiding
zoude geven dat het gezin of in het geheel niet of niet in bil
lijke verhouding tot anderen in de belasting zoude deelen.
Ingeval van onzekerheid wie als hoofd des gezins moet wor
den beschouwd, wordt de oudste in leeft jjd als zoodanig aangeslagen.
Art. 3. Als grondslagen voor de berekening van het jaar
lijksch inkomen van eiken belastingschuldige worden aangenomen
a. de loonen of bezoldigingen wegens verstrekten arbeid of
dienst genoten wordende
b. de opkomsten van bezittingen en kapitalen
c. de uitkeeringentoelagen of voordeelen van welken aard
ookonverschillig of die in geld of in natura worden genoten
d. de winsten van handel of bedrijf.
Een en ander onder aftrek der aan het bezit of het verkrjj-
gen dier inkomsten verbondene periodieke uitgaven, onderhouds
kosten lasten en belastingenalsmede van de uitkeeringen aan
meerderjarige uitwonende bloedverwanten in de op en ncder-
gaande linie.
De inkomsten sub ab en c worden geschat naar den toe
stand in het jaar, voorafgaande aan dat waarover de belasting
wordt geheven, doch met inachtneming van de wijzigingen
welke daarin stellig te wachten zijn, die sub d naar den ge
middelden winst over de drie laatste jaren of ingeval de handel
of het bedrijf nog geen drie jaren door den belastingschuldige
mogt zijn uitgeoefend, in verband met den aanslag van andere
belastingpligtigen, die een soortgelijken handel of een soortgelijk
bedrijf uitoefenen.
i Art. 4. Voor zoover niet uit stellige gegevens het bedrag
der in het vorige artikel genoemde loonen, opkomsten, voor-
deelen of winsten kan worden gekendgeschiedt de aanslag
j volgens den uiterlijken staat in verband met de aanslagen van
j andere belastingschuldigenblijkens hunnen uiterlijken staat tot
i denzelfden maatschappclijken stand behoorende.
Als vermoeden van belastbaarheid, onverminderd de bevoegd
heid van den aangeslagene tot tegenbewijsgeldt het bewonen
als eigenaarhuurder of gebruiker van eene woning waarvan
de werkelijke huurwaarde op minstens ƒ1.50 per week kan
worden geschat.
Art. 5. Indien de belastingschuldige met de verzorging is
belast van meer dan drie bij den aanvang van het dienstjaar
nog minderjarige kinderen, die geen eigen inkomen hebben
boven de 350, wordt aan hem voor ieder zoodanig kind boven
dat getal, eene korting verleend van vijf procent van het cijfer,
waarnaar de aanslag geschiedt.
Art. 6. Ieder belastingschuldige wordt op het kohier naar
zijn vermoedelijk inkomen, in eene der navolgende klassen ge
rangschikt
^e klasse van 8511000
le klasse van ƒ351400
2e - 4()1 450
3e - 451—500
4e - 501—600
5e - 601—700
6e - 701—850
8e
9e
10e
11e
12e
- 1001—1200
- 1201—1500
- 1501—2000
- 2001—2500
- 2501—3000
verder zoo als het ontwerp behoudens opklimming met ƒ5000
boven de 20,000 inkomen.
Art. 7. De aanslag geschiedt naar het middencijfer van de
klasse waarin de belastingschuldige wordt gerangschiktmet
toepassing van den volgenden aftrek
voor de vier le klassen ƒ350, voor de 5e, 6c en 7e klassen
ƒ300, voor de 8e, 9e en 10e klassen 200, voor de 11c en
12e klassen ƒ100. Voor de hoogere klassen vindt geen aftrek
plaats.
Art. 8. Zijdie in den loop van een dienstjaar belasting
schuldig worden of ophouden dit te zijnworden naar tijdsge-
lang aangeslagen of onthevenovereenkomstig art. 245 der wet
van 29 Junij 1851 Staatsblad no. 85) zoodanig als dit is gewij
zigd bij art. 6 der wet van 7 Julij 1865 {Staatsblad no. 79).
Art. 9. De aanslagen van hen, die in den loop van een dienst
jaar overlijdenzijnte rekenen van den eersten der maand
volgende op dat overlijden, door hunne erfgenamen, binnen de
gemeente hoofdverblijf houdende of verblijvende, ieder naar ge
lang van zijn aandeel in de nalatenschap verschuldigd.
Van het vooruitbetaalde wordt aan de erfgenamen, niet bin
nen de gemeente hun hoofdverblijf houdende of verblijvende
teruggave verleend, wanneer zij een daartoe strekkend, schrifte
lijk verzoek aan burgemeester en wethouders hebben ingediend.
Indien door het overlijden van den belastingschuldige de in
komstennaar welk zijn aanslag was berekend geheel of ge
deeltelijk komen te vervallenkan op verzoek van belangheb
benden door burgemeester en wethouders afschrijving van een
gedeelte van den door de alhier hoofdverblijf houdende of ver
blijvende erfgenamen verschuldigden aanslag worden verleend,
tot een bedrag geëvenredigd aan het gedeelte van het inkomen
dat voor het overlijden kwam te vervallente berekenen van
af den eersten maand na dat overlijden.
Art. 10. Het maximum tot hetwelk deze belasting kan wor
den geheven, is ƒ130.000.
Jaarlijks bij de behandeling der begrooting van het volgend
dienstjaar bepaalt de raadhoeveel ten honderd van hel be
lastbaar inkomen over dat dienstjaar tot vinding der benoodigdc
som zal worden geheven en brengt dit onder zoodanige om
schrijving op de begrooting.
Het maximum mag hoogstens met 8 procent worden over
schreden voor aanslagen van zoodanige personen, die na het op
maken van het primitief kohier, in den loop van het dienstjaar
WL - -
Bijlagen tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1876.
13
belastingschuldig worden en naar den maatstaf van het primi
tief kohier op suppletoire kohieren worden gebragt voor zoovele
maanden, als er te rekenen van het tijdstip af, waarop de be
lastbaarheid ontstaatnog van het dienstjaar moeten verloopcn.
Indien na het opmaken van het kohier mogt bljjkcn, dat het
belastbaar inkomen de daarvan gemaakte begrooting overtreft,
kan door den raad worden bepaald dat slechts een zoodanig
gedeelte van den aanslag der belastingschuldigen zal worden
ingevorderd als vercischt wordt om na aftrek der vermoedelijk
oninbare posten de bij de begrooting geraamde som te bereiken.
ONT WERP-VERORDENING op de invordering
der directe belasting op het inkomen, ten
behoeve der gemeente Leeuwarden.
De raad der gemeente Leeuwarden enz.
Art. 1. Jaarlijks voor den 1 February wordt door burge
meester en wethouders een kohier opgemaakt, waarop onder
een doorloopend nummer zijn aangebragt
a. de namen der ingezetenen die volgens art. 2 van het lief-
fingsbesluit tot de belasting op het inkomen moeten bijdragen
b. de aanduiding van hunne woning;
c. de klasse van rangschikking
d. het Cijfer waarnaar de aanslag geschiedt
e. het montant van den aftrek wegens kinderen
het belastbaar inkomen
(j. het bedrag van den aanslag.
Op dezelfde wijze worden de aanslagen van hen die in den
loop van het dienstjaar belastingschuldig wordenzoomede van
hen die tengevolge van eenig verzuim niet op het primitief ko
hier voorkomenop zoovele suppletoire kohieren gebragt als de
omstandigheden zullen vereischen.
Art. 2. De bezwaren ingevolge art. 265al. 2der gemeen
tewet tegen de aanslagen van burgemeester en wethouders in-
gebragt-, worden alvorens bij den raad in behandeling te komen,
onderzocht door eene bijzondere raadscommissie van drie leden.
Art. 3. De belastingschuldigen wier reclame grond tot twij
fel omtrent de juistheid van het daarbij aangevoerde oplevert,
kunnen door de commissie worden opgeroepenten einde na
dere inlichtingen te gevenzonder dat evenwelop grond dat
dit verhoor niet hoeft plaats gehadde wettigheid van den aan
slag kan worden betwist.
Art. 4. Het formulier van oproeping der belastingschuldigen,
die men wenscht te hoorenluidt als volgt
„De commissie uit den gemeenteraadbelast met liet onder
zoek der bezwaarschriften tegen het kohier van de directe be
lasting op het inkomen, noodigt u uit om hetzij persoonlijk of
bij gemagtigde op dag den mondelinge inlich
tingen betreffende uwe reclame te willen geven en des vercischt
uwe verklaringen op zoodanige wijze te stavenals voor eene
juiste toepassing der belasting ten uwen opzigte noodig zal blijken.
Art. 5. De leden der commissiebelast met het onderzoek
der reclames zijn, ook tegenover den raad, verpligt tot geheim
houding van alles wat niet tot eene juiste beoordeeling der re
clames volstrekt onmisbaar is en zullen bij hun praeadvies ten
opzigte van de gehoorde reclamanten moeten vermelden of het
met eenparige stemmen dan wel bij meerderheid is vastgesteld.
Art. 6. Indien eenig lid der commissiehetzij uit hoofde van
verwantschap of om geldige redenen zich wenscht te versclioo-
nen van het hooren van eenen reclamantzal hij voor zooda
nig geval door een plaatsvervangend lid der commissie worden
vervangen.
Art. 7. 's Raads beslissing op de ingebragte reclames wordt
binnen acht dagen schriftelijk aan de belanghebbenden mede
gedeeld.
In geval die beslissing afwijzend mogt zijnzullen de motie
ven worden medegedeeld waarop zij berust.
ArJ. 8. Wanneer over den aanslag van een der leden van
hot dageljjksch bestuur of van den raad of over dien van een
hunner bloed- of aanverwanten tot den derden graad ingesloten,
wordt beraadslaagdverwijdert dit lid zich vooraf uit de verga
ring.
Art. 9 (art. 6 der commissie). Zoo spoedig mogelijk en uiter
lijk binnen eene maand na de ontvangst der kohierendoet de
gemeente-ontvanger een aanslagbillet aan de belastingschuldigen
toekomen, waarin de klasse en het bedrag van den aanslag,
de termijnende plaats waar en de dagen en urenwaarop de
betaling moet geschiedenzijn vermeld.
Art. 10. De aanslagen op het voljaarskohier zijn vorderbaar
in vijf gelijke termijn n, waarvan de eerste vervalt op den veer
tienden dag, nadat de aanslagbilletten zijn uitgereikt en de
overige op zoodanige tijdstippen als telkens in verband met het
tijdstip der vaststelling van het kohier door burgemeester en
wethouders zullen worden bepaald.
De aanslagen op de suppletoire kohieren gebragt, zijn vor
derbaar in zoovele termijnen als zooveel mogelijk in overeen
stemming met het algemeen beginsel bij de vaststelling van het
kohier zullen worden bepaald.
Art. 11 (art. 3 der commissie). De termijnsbepaling, in het
vorige artikel vermeld, valt echter weg, cii de aanslag wordt
ten allen tijde dadelijk en in eens vorderbaarwanneer op roe
rende of onroerende goederen van den belastingschuldige beslag
is gelegdof wanneer deze in staat van faillissement of van ken
nelijk onvermogen is gesteld.
Art. 12 (art. 7 der commissie). De toerekening en afschrij
ving der betalingen geschieden in de volgende orde
a. op de kosten van vervolging, zoo die verschuldigd zijn;
b. op de kosten van het zegel der kwitantie
c. op de oudste der openstaande aanslagenof der vervallen
termijnen.
Art. 13. (Commissie art. 8.) Zij die naar aanleiding van art.
245 der gemeentewet afschrijving of teruggaaf van belasting
vragenzijn verpligt bjj hun betrekkelijk verzoek over te leg
gen de kwitantie van betaling eener som, minstens geljjk staande
met zoovele twaalfde gedeelten van den aanslag, als de belas
tingschuldige maanden van het dienstjaar in de gemeente heeft
vertoefd.
Het besluit tot afschrijving of teruggaaf wordt aan den ge
meente-ontvanger ter uitvoering gezonden en ontheft hem van
de verdere invordering.
Art. 14. (Art. 9 commissie.) Aanslagenwaarvan de invor
dering wegens -gebleken onvermogen van de belastingschuldigen
vruchteloos is beproefd, kunnen op gemotiveerden voordragt
van den gemeente-ontvanger door burgemeester en wethouders
oninvorderbaar worden verklaard. De gemeente-ontvanger is
daardoor van de verdere invordering van zoodanige aanslagen
ontheven, mits bij de jaarlijksche rekening van die oninvorder-
baar verklaring behoorlijk doende blijken.
Art. 15, (Art. 10 commissie.) De invordering dezer belasting
geschiedt verder overeenkomstig de bepalingenvervat in de
artt. 245, 258 tot en met 262 en 264 tot en met 266 der ge
meentewet.