Bijlage no. X3. 46 Bijlage tot het verslag der handelingen va: ongeveer ter plaatse waar in het ontwerp van den directeur der gemeentewerken de afrekenkamertjes waren aangebragt.. Alles zal daarbij moeten worden in het werk gesteld om koelheid en luchtigheid te bevorderen. Ad 7um. Hoewel wij op grond van vroegere overwegingen zijn gestemd vóór het scheppen der gelegenheid,om eventueel de ruimte der handelsbeurs te kunnen verwarmenzoo meenen wij, dat aan het vaststellen van het beste daartoe aan te wenden middel een naauwkeurig onderzoek zal moeten voorafgaan. Wij gelooven dusdat de geheele zaak daarop niet inoct wachten en dat het ontwerp zonder zoodanigen toestel moet worden ont worpen en vastgesteldterwijl men alsdan intusschen op de hoogte gebragt der tegenwoordig best gekeurde stelsels, met het oog op het vastgesteld ontwerp zal kunnen kiezen. Eindelijk behoeven wij na het aangevoerde er niet op terug te komenwelk belang er voor uwe vergadering in gelegen is, dat, indien uwe beslissing luidt vóór de stichting ecner handels beurs, aan die beslissing eene spoedige uitvoering worde ge geven. Tot bereiking van dit doel moet op medewerking van ieder die bij die uitvoering een werkzaam deel op zich zal nemen worden aangedrongen. Al zoo ook op medewerking van den directeur der gemeente werken. Wij doen daarop een beroep van onze zijde, wanneer wij be tuigen gaarne te zullen zien, dat het ontwerp, wanneer de gemeenteraad dit in den hier omschreven zin gewijzigd zal ver langenbinnen een betrekkelijk korten tijd ter nadere behan deling zal kunnen worden aangeboden. Wij zijn tevens van oordeel, dat de spoedige uitvoering zeer zal bevorderd worden, indien het ontwerp, omtrent welker eischen men na de behandeling welke voorafgegaan is vrij volledig be kend kan zijndadelijk vergezeld gaat van een bestek en eene begrooting van kosten. Op grond van en in verband met al het aangevoerde hebben wij bij deze de eer uwe vergadering voor te stellenbij meerderheid van stemmen a. aan te nemen het voorstel van burgemeester en wethou ders van den 28 December 1876om „met intrekking van het „besluit d.d. 6 Juli 1872 te besluiten, het terrein, opengevallen „door afgraving van den voormaligen Wirdumerpoortsdwinger den gemeenteraad te Leeuwarden, 1877. „te bestemmeu tot stichting van een beursgebouw vereenigd met de waag bij aanneming van punt a eenstemmig b. vasttestellen als vereischten 1. wat de beurs betreft: dat die eene oppervlakte zal hebben van p.m. 1600 centiare; dat daarin worden gemaakt een of twee afrekenkainerseen telegraafbureau en oen vereischt getal privaten en urinoirs 2. wat do waag betreft: dat daarbij worden gemaakt 10 k 12 afrekenkamertjesdie niet in directe verbinding staan met de waag dat daarin worde gemaakt eene bewaarplaats voor weeko boter dat daarin worde gemaakt eene woning voor den concierge of beursmeester c. h.h. burgemeester en wethouders uittenoodigen 1. den directeur der gemeentewerken op te dragenbinnen drie maanden na het door den raad te nemen besluitte leveren een nieuw ontwerp voor eene handelsbeursvereenigd met waag, met inachtneming der wijzigingen en wenken in dit rap port voorgesteldvoor zooverre die wijzigingen door den raad zijn goedgekeurdvergezeld van een bestek en eene begrooting van kostenalles ingerigt op dien voetdat het werk voor circa f 160,000 kan worden uitgevoerd; 2. naar aanleiding van dit nieuw ontwerp den raad zoodra mogelijk een bepaald plan voor de stichting eener handelsbeurs vereenigd met waag ter vaststelling aan te bieden 3. den directeur der gemeentewerken op te dragen een af zonderlijk plan met bestek en specifieke begrooting van kosten te vervaardigen van het eenvoudigstgoedkoopst en doelmatigst ver warmings-toestel voor de beursruimten en naar aanleiding hiervan den raad nadere voorstellen daaromtrent te doen 4. ter zijner tijd aan den raad de noodige voorstellen te doenaangaande de dekking der voor de stichting van liet beursgebouw vereischte kapitalen. Aldus gerapporteerd in de raadsvergadering van den 24 Mei 1877. 4 J. L van SLOTERDIJCK, rapporteur der \e sectie. J. J. KUIPERS, 2e H. WIER8MA3* en algemeen rapporteur Bijlage tot het verslag der handelingen van RAPPORT en voorstel eonor raadscommissie omtrent de resolutie van gedeputeerde staten, dd. 29 Maart 1877no. 50beschouwingen behelzende over de heffing van water-, kaai en walgelden in deze gemeente. Bij besluit uwer vergadering van 12 April j.l.no. 9, werd in onze handen gesteld eene resolutie van heeren gedeputeerde staten, d.d. 29 Maart j.l., no. 50, behelzende beschouwingen over de heffing van water-kaai- en walgelden in deze gemeente en zulks naar aanleiding van het door onze commissie ter dezer zake uitgebragt rapport van 22 Febr. 1877, in afschrift aan heeren gedeputeerde staten medegedeeld en tegen welks inhoud bij hun collegie bedenkingen zijn gerezen. Terwijl dezerzijds bij genoemd rapport, waarmede ook uwe vergadering zich heeft vereenigd, werd betoogd dat de heffing van regten ingevolge art. 238 gemeentewet, ook van schepen liggende aan particuliere wallen op het Vlietgeoorloofd isen wel 1. omdat bedoelde heffing niet slechts strekt tot tegemoetko ming in de kosten van onderhoud maar tevens in die van aanleg der werken 2. omdat bij die heffing ten grondslag mogen worden geno men de kosten van aanleg en onderhoud der werken in H alge meen niet slechts die der gebruikt wordende deelen ieder in H bij zonder wordt tegen deze beschouwing door gedeputeerde staten aan gevoerd dat de eerste stellinghoezeer in 't algemeen juist in casu niet opgaatomdat nóch voor den aanleg van het vaar water het Vliet, nóch voor die van de wallen kosten door de gemeente zijn gemaakten de tweede klaarblijkelijk is in strijd met de wet, daar anders in uitgestrekte plattelands gemeenten de tol zou kunnen worden berekend naar de kosten van on derhoud van een op uren afstand gelegen vaarwater. Wij zouden kunnen volstaan met te verwijzen naar den bij ons eerste rapport overgelegden staatten betooge datzooal het Vliet niet door de stad Leeuwarden moge zijn gegravendeze gemeente zich toch ten allen tijde en speciaal in de laatste 20 den gemeenteraad te Leeuwarden, 1877. 47 jaren belangrijke kosten heeft getroost ora dat vaarwater in be hoorlijken toestand te ngen en te onderhouden. Redelijker wijze mag dus van de sc.. pperij, die in de eerste plaats van de uitgaven genot heeft gehadeene billijke tegemoetkoming krach tens art. 254 gemeentewet worden gevorderd. De tweede bedenking vindt haar grond in eene min juiste opvatting van onze bedoeling. Niemand zal kunnen beweren dat in eene uitgestrekte gemeente de kosten van aanleg en on derhoud van onderscheidene volstrekt niet met elkander in ver band staande vaarwaters bij de heffing der vaartgelden mogen worden vermengd, en wel, omdat de gemeentewet uitsluitend eene heffing voor het gebruik of genot der werken toelaat waarvan natuurlijk geen sprake is, indiende vaart of de wal, die gebruikt wordturen ver verwijderd is en niet correspondeert met de vaart of den wal waarvoor de kosten zijn besteed. Doch het is juist de feitelijke toestand, die bij de beoordeeling van de legaliteit der heffingen ingevolge art. 238 den doorslag geven moet, en dezen in aanmerking nemende ware het o. i. een onredelijken eisch om in het bebouwde gedeelte onzer ge meente waar alle vaartenwallen en kaden als het ware een geheel van werken ten behoeve van scheepvaart, handel en verkeer uitmaken, eene splitsing in onderdeden in het leven te roepenwaar verschillende regten zouden worden geheven al naar gelang van do onkosten ten behoeve van elk dier deelen besteed. Noch uit de woorden der wet noch uit de bedoeling van het artikel is eene dergelijke toepassing af te leiden. De zienswijze van heeren gedeputeerde staten ten volle eer biedigende, achten wij intusschen het voortzetten der gedach- tenwisseling met hun collegieomtrent de bedoelde punten van verschilten eenenmale overbodigte meer daar bii de te wachten voorstellen tot herziening der bestaande verordening zich de gelegenheid zal voordoenomhetzij in den raad die punten op nieuw te behandelen of daarover de beslissing van hooger autoriteit in te roepen. Wij hebben alzoo de eer uwer vergadering voor te stellen het schrijven van heeren gedeputeerde staten aan te ne,men voor kennisgeving. Aldus gerapporteerd en voorgesteld ter raadsvergadering van den 24 Mei 1877. E. JONGSMA. E. ATTEMA. W. J. v. W. RENDERS. Bijvoegsel behoorendê bij de Leeuwarder Courant. 10

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1877 | | pagina 24