122 Bijlage tot liet verslag der handelingen vai
tingen kan die som met 500.verminderd en op 1,000.ge
steld worden.
Bij dit nummer stond de raad voor de vraagwat moet na
het onlangs uitgebragt rapport met den Nieuwetoren gebeuren?
zal worden toegestaan het nu voor aanvankelijk herstel gevraagd
geldof zal de toren worden afgebroken Bij vele raadsleden
was de indruk van het rapport der deskundigen zoodat zij ter
wille der veiligheid den toren wenschen af te breken. Naar hun
oordeel heeft het rapport, dat geen zekerheid geeft, de vrees
der omwonenden niet weggenomen en schijnt het meer verkies
lijk den toren af te breken dan daaraan herstel aan te brengen
waarvan de uitkomst en gevolgen hoogst twijfelachtig zijn.
Andere leden waren ten dezen aanzien minder zwaarmoedig.
Wel had het rapport geen zekerheid gegeven, maar, naar hunne
overtuigingwas objectieve zekerheid niet te verkrijgen. Daarbij
werd gewezen op het feit, dat het uurwerk nimmer eenige
aanwijzing van afwijking van den toren heeft vertoond. Op dat
uurwerk zou de geringste afwijking haren invloed hebben doen
gelden. Deze leden oordeelden, dat, nu de toren, volgens het
rapportwerd gemaakt tot een voorwerp van aanhoudende zorg
en toezicht van het gemeentebestuur, zijn herstel raadzaam en
daarom de begrootingpost aannemelijk is.
In de tweede sectie werd de vraag aldus geformuleerd: „of
het gemeentebestuur verantwoord ia door den toren in zijn
tegenwoordigen toestand te laten voortbestaan"? Al wordt nu
in die formule het woord afbreken niet genoemd, schijnt toch
de portee van die vraag geen andere te zijn dan dit dilemma
den toren herstellen of afbreken.
Deswege waren ondertusschen de meeningen der raadsleden
zeer verdeeld. Het schijnt, dat de meerderheid zich heeft ne-
dergelegdbij het denkbeeld omvoorloopig in het rapport
berustende en burgemeester en wethouders een nauwkeurig
toezigt opdragendeden voorgedragen begrootingspost goed te
keuren. Daartoe doet uwe commissiezij het ook bij meerder
heid van stemmen het voorstel.
Volgno. 102a. In de eerste sectio werden een paar punten
besproken de straatverlichting rakende.
Vooreerst zou men gaarne op de brug aan de Harlinger
vaart vier in plaats van twee lantaarns hebben, even als op
andere soortgelijke bruggen en ten tweeden werd betwijfeld, of
het wel juist gezien is om bij de plaatsing van straatlantaarns
in alle straten dezelfde afstand van de eene tot de andere lan
taarn in acht te nemen. In straten met veel winkels behoeft
men een geringer getal straatlantaarns dan in meer stille buurten.
Terwijl uwe commissie het laatstelijk geuit denkbeeld aan de
aandacht van het collegie aanbeveelt, spreekt zij haar vertrou
wen uitdat op de brug over de Harlinger vaartzoodra die
volgens hetgeen hiervoren bij volgno. 946is opgemerkt, zal zijn
hersteld, zullen worden geplaatst vier lantaarns. Ook dit punt
zij der aandacht van het collegie aanbevolen.
Gaarne deelt uwe commissie mede dat in de eerste sectie
instemming werd betuigd met de wijzewaarop de verlichting
op de Langepijp is aangebragt.
Uwe commissie beveelt gaarne in de wijze van verlichting,
te weten door middel van een lantaarn met armen, voor dus
danige terreinen aan.
Volgno. 105. Wordt voorgesteld om, krachtens het raadsbe
sluit van den 25 October jl., de bezoldiging van de beambten der
begraafplaatsuitgetrokken met 700, uit te trekken met 800.
Hoofdstuk VI. Bij dit hoofdstukhandelende over de stads
reiniging werd in de 2e sectie besproken de wenschelijkheid
om aan bezitters van de vroeger gebruikelijke, opene tonnen
de gelegenheid te geven om die kosteloos te verwisselen voor
de thans in gebruik zijnde tonnen. Daartoe zou wijziging
noodig zijn van een besluit van heeren burgemeester en wet
houders van 25 Maart 1874, Gemeenteblad no. 8. In het belang
van hygiène en zindelijkheid wordt die wijziging aan het col
legie in overweging gegeven.
den gemeenteraad te Leeuwarden, 1877.
Volgno. 121. Volgens de memorie van toelichting zal er een
nieuwe wagen voor het ledigen van kolken worden aangeschaft.
De derde sectie bragt in herinnering de vreeselijke dreuning,
welke die wagens veroorzaken en vroegof het ook mogelijk
zou zijnde constructie dier wagens derwijze te veranderen
dat die dreuning zoo niet ophoudt dan toch belangrijk ver
minderd De commissie onderwerpt gaarne die vraag aan hee
ren burgemeester en wethouders.
Volgno. 125. Gelijk hierboven bij volgno. 93J is opgemerkt
heeft de tweede sectie op dezen post eene vermindering van
ƒ3,000.— toegepast, van oordeel zijnde, dat in 1878 niet meer
dan 5,00ü.voor aankoop van keijen behoeft te worden be
steed. Daarentegen wilde die sectie den post voor onderhoud der
straten niet verminderen. Uwe commissie hiervan melding ma
kende doet echter geen voorstel tot wijziging van no. 125.
Volgno. 127. De stichting van een bewaarschool op het Vliet,
voor memorie uitgetrokkenwordt op het voetspoor der tweede
sectie, met aandrang in de gezette aandacht vau burgemeester
en wethouders aanbevolen.
Volgno. 134rf. Wordt voorgesteld om, ingevolge het raads
besluit van 27 September jl. dezen post te verhoogen met 85.
als gevolg van de verhooging der belooning van de redders bij
de brandweer en dat onderdeel alzoo uit te trekken op 3,418.
Volgno. 136a?. Voor het onderhoud van den Harlingerstal
staat uitgetrokken 40. Vermits het echter in de bedoeling
ligt dien stal in het volgend voorjaar af te breken en hij vóór
dien tijd geen kosten van onderhoud zal vorderenwordt voor
gesteld om dezen post van de begrooting te roijeren.
Volgno. 150a. Jaarwedden der inspecteurs van policie en
politiedienaarsuitgetrokken met 20,300.moeteninge
volge raadsbesluit van 14 December 1876, worden verhoogd
met 1,660.en alzoo worden uitgetrokken met ƒ21,960.
waartoe bij deze het voorstel wordt gedaan.
Volgno. 158. Bij de behandeling der bruggelden werd in de
tweede sectie gewezen op eene advertentievoorkomende in het
bijvoegsel van de Leeuwarder Courant van Vrijdag den 28 Sep
tember jl.waarbij burgemeester en wethouders bekend ma
ken dat eenige daar genoemde bruggen des Zondags van 9—12
's voormiddags en van 4—7 's namiddags voor de scheepvaart
zullen gesloten zijn. Alzoo wordt daarbij geannonceerd sluiting
van bruggen op urenin de verordeningGemeenteblad no. 18
van 1875 niet aangeduid. Wijziging dier verordening ware,
naar het oordeel der tweede sectie, regelmatiger geweest. Uwe
commissie meent wel te doen door deze opmerking aan heeren
burgemeester en wethouders kenbaar te maken.
Volgno. 159. In de eerste sectie werd besproken het al of
niet noodzakelijke van het pontveer bij de Willemskade. Vol
gens deze begrooting geeft dat veer een verlies van 114.
De ontvang wordt geraamd op f 250.de uitgaaf op 364.—
Al de andere pontveeren geven voordeel. De noodzakelijkheid
van dit veer op andere dagen als op den marktdag mag wel
zeer twijfelachtig heeten. In overeenstemming met het oordeel
der le sectiegeeft de commissie aan het collegie in overwe
ging na te gaan of dit pontveer niet kan worden beperkt tot
den marktdag, in welk geval natuurlijk andore minder bezwa
rende voorwaarden voor de bediening kunnen worden gesteld.
Volgno. 167. De aanzienlijk hoogere subsidie voor het
stads ziekenhuis, een gevolg voornamelijk van de werking
der verordening op de huizen van ontucht en de publieke
vrouwenwerd in de eerste sectie besproken. Er werd bo
vendien op gewezendat tengevolge van de opneming in het
ziekenhuis van publieke vrouwendeze inrigting geheel en
al van aard en karakter verandert en hoe langer zoo meer
door andere lijders wordt vermeden. Wat de hooge kosten der
verpleging aangaatgeheel komende voor rekening der ge
meente daartegen zou men gaarne eenig middel toegepast zien.
De vraag werd gedaan of niet in de verordening kan worden
opgenomen eene bepaling, aan den burgemeester de bevoegd
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1877.
123
heid gevende om aan de vergunning tot oprigting van een pu
bliek huis do voorwaarde te verbindendat de houder een
waarborg-kapitaal storte, waaruit te verhalen zouden zijn de ver-
plegingskostenwelke thans door do gemeente worden betaald
Uwe commissie van rapporteurs is bij de overweging dier vraag
niet op wettelijke bezwaren gestuit. De verordening is een
uitvloeisel van art. 135 der gemeentewet. Eene ruime bevoegd
heid is den gemeentebesturen gegeven. Geljjk nu de vestiging
van een publiek huis bij do verordening is afhankelijk gemaakt
van de toestemming des burgemeesterseven goed schijnt men
eene schredo verder te kunnen gaanin den geest door de le
sectie bedoeld. Ondertusschen zal er gezet overleg moeten plaats
hebben om een middel te vinden, om aan de eischen der hygiène
te voldoen zonder dat zulks aan de gomeentekas op te zware
offers te staan kome. Het collegie gelieve daarom dezen wenk
te beschouwen als het begin ecner gedachtenwisseling ter voor
bereiding van juist geformuleerde voorstellen.
Volgno. 172a. Kosten van het stedelijk gymnasium.
Wordt voorgesteld om tengevolge van de onlangs genomen
besluiten, het uitgetrokken cijfer te verhoogen met ƒ2,300.
en alzoo uit te trokken op 8,400.
Die verhooging is verdeeld als volgt:
verhooging der jaarwedde van den
leeraar in de wiskunde300.
jaarwedde van den tijdeljjken prae-
ceptor1,400.—
jaarwedde van den tijdelijken leeraar
in 't Fransch600.
2,300.—
Volgno. 173a. De jaarwedden en toelagen van de docenten
van de school van middelbaar onderwijs voor meisjes, uitge
trokken op 16,500.zal, ingevolge besluit van 1 November jl.
met 250.moeten worden verhoogdde toelage n.l. toegekend
aan mej. Brunne wegens het door haar te geven onderwijs in
de Franscho taal in de le klasse. Daarorn wordt voorgesteld,
dezen post uit te trekken met f 16,750.
Het stelsel van toelagen boven het tractement bij deze school in
gevoerd, gaf den rapporteur der derde sectie aanleiding daarover
een woord van afkeuring uit te spreken. Hij vindt het min pas
send dat aan een onderwijzer voor elke vermeerdering van
werkzaamheden eene speciale geldelijke belooning moet worden
gegeven als werd er bij het uur gewerkt.
Is de bezoldiging te kleindan wil hij die verhoogenmaar
dan ook breken met het stelsel om voor enkele uren meer
werk eene afzonderlijke belooning toe te kennen. De beide an
dere rapporteurs zijn van een ander gevoelen. De toelagen zijn
gevolg van splitsing eener klasse, die zooveel meer werk gaf,
dat daarop bij de bepaling der traktementen niet kon worden
gerekend. Die toelagen zullen moeten vervallen, zoodra de
splitsing van een of meer klassen zal blijken niet meer noodig
te zijn. De meerderheid dor commissie van rapporteurs be
schouwt deze regeling beter, ook in 'tbelang der gemeentekas,
dan dat dadelijk bjj de splitsing der klasse nieuwe leeraressen
waren aangesteld.
Alleen volledigheidshalve wordt van deze bij de commissie
gehouden bespreking melding gemaakt.
Volgno. 145Bij raadsbesluit van 27 September 1877 werd
de toelage voor woninghuur van den hoofdonderwijzer der ar-
menbewaar8chool met f 50.verhoogdwelke onder de uitge
trokken 5,580.niet is begrepen. Daarom wordt voorgesteld die
som met 50. - te verhoogen en uit te trekken op 5,630.
Volgno. 175. Hier aan te brengen een post:
Nieuwe littera q. Jaarwedde van het onderwijzend personeel
aan de gemeenteschool no. 11, zijnde de onlangs opgerigte
nieuwe tusschonschool 3,550.
Deze som wordt verdeeld als volgt
jaarwedde en toelage voor woning aan den hoofd
onderwijzer 1,450.
drie hulponderwijzers
2,100.-
3,550.—
Het gebeele volgno. 175 wordt alzoo verhdogd met ƒ3,600.
en moet bij gevolg worden uitgetrokken op 66,880.
In de tweede sectie werd gevraagd of het collegie van dage-
lijksch bestuur ook zou moeten worden herinnerd aan de bepa
ling der verordening van September 1872 Gemeenteblad no. 10)
waarbij den hoofdonderwijzer verhooging van jaarwedde wordt
toegekend voor meer dan 12-jarigen dienst? Die vraag werd
natuurlijk gedaan met het oog op den stand der begrooting
waarop voor deze zaak geen fonds schijnt aangewezen te zijn.
Uwe commissie laat gerust deze zaak aan de zorg en de vigi-
lantie der betrokken belanghebbenden over. Kunnen deze eene
gegronde aanspraak doen geldendan zullen burgemeester en
wethouders wel de Doodige voorstellen aan den raad doen met
aanwijzing der fondsenwaaruit deze sommen zullen moeten
worden genomen.
Hoofdstuk VIII. Bij de bespreking der door de gemeente
wegens de onderscheidene leeningen verschuldigde renten, in
de eerste sectiewerd daar het denkbeeld van eene conversie
van schuld geopperd. De gemeente heeft ruim 7 ton naar
vijf procent loopendat fonds in een vier procentsfonds te con
verteren scheen aan die sectioindien daartegen geene practi-
sche bezwaren bestaanzeer aanbevelenswaardig. Dio conversie
zou een rentebesparing van circa ƒ7000 medebrengen. Wel is
waar staat daar tegenover, dat het geld waarschijnlijk niet a pari
zal te bekomen zijn maar bij de ruimte van beschikbaar kapitaal
zou, zoo meende de sectie, een vier procents leening tegen
95 °/0 wel te plaatsen zijn. Gewezen werd op het voorbeeld van
andere plaatsen, bepaaldelijk op Dordrecht, dat een aanzienlijk be
drag op die wijze geconverteerd en rente voor de gemeente uitge
wonnen heeft. Deze -overwegingen der eerste sectie vinden
weerklank bij uwe commissie. Het is bekend, dat het kapitaal
eene veilige plaatsing zoekt in leeningen van provinciën en ge
meenten en waterschappen. Do niet noemenswaardige fluctuatie,
waaraan die fondsen onderhevig zijnstrekt menigeen ten
spoorslag daarin zijn geld te beleggen. Terwijl menig fonds aan
de beurs verlaten is niettegenstaande het hoogere rente toezegt
dan dusdanige provinciale en gemeentelijke goldleeningenwor
den de laatstgenoemde meestal meer dan volteekend. De vraag
zal echter zijn tegen welken koers deze vier proccnts lcenïng
zou zijn te plaatsen Daaromtrent valt a priori met zekerheid
weinig te zeggen. Doch indien in aanmerking wordt genomen
de sinds langen tijd constante stand van onzeNederlandsche
werkelijke schuldwaarvan naar dien stand niet meer dan 4
procent rente wordt gemaaktschijnt de stelling niet gewaagd
dat het geld tegen den koers van 95% zal te bekomen zijn.
Aangenomen echter dat de poging mislukte en de koers der
mate tegen vieldat wat aan den eenen kant door rentebesparing
werd gewonnen aan do andere zijde door verhooging van het
kapitaal die schuld werd geneutraliseerd, dan zou nog ovérwe-
ging verdienen de conversie in een vier en een half procents
fonds. Voor zulk eene leening, de ervaring leert het, wordt
k pari en boven pari ingeschreven. Op eene rente besparing
van 3 k f 4000 ware dan vast te rekenen. Het is der com
missie voorgekomendat aan de besproken operatie geen prac-
tische bezwaren zijn verbonden. Eene leening wordt afgelost,
eene andere wordt op voordeeliger voorwaarden gesloten. De
gemeente is, volgens de leeningsplannenvolkomen vrij en be
voegd om haren crediteurten allen tijdeeerder welligt dan
deze wenscht, af te lossen. Bij geene der leeningen is vooraf
eene vaste datum van uitloting en aflossing bepaald, gelijk zulks
bij de provincie pleegt te geschieden.
Terwijl de commissie van rapporteurs drie denkbeelden ter
overweging geeft, onthoudt zij zich van eenig bepaald voorstel.
Yan den loop der discussiën zal veel afhangen, bepaaldelijk
ditof het collegieeen voorstel in den aangegeven zin doende