13ij lage no. 7.
JÊÊÈÊËÊÊÊÊÊÊÊÊL
Bijlage behoorende tot het verslag der hande
RAPPORT omtrent liet onderzoek in de sectiën
van tiet voorstel van burgemeester en wethou
ders betrekkelijk het vestigen van een regt
van opstal en het onderhands verpachten van
den Prinsentuin ten behoeve van „de Har
monie".
In de vergadering van den gemeenteraad van den 11 Januarij
1877 werd door burgemeester en wethouders ter tafel gebragt,
een voorstel in zake de oprigting van een Harmoniegebouw
alhier met twee bij dat stuk behoorende ontwerp-overeenkomsten.
Er werd alstoen beslotendeze stukken te doen drukken
en naar de af deelingen te verzenden.
Aan het eerste besluit is voldaan en genoemd voorstel als
bijlage no. 1 opgenomen.
Naar aanleiding van het tweede besluit hebben de onderge-
teekenden de eer het volgende resumé van het over dit voor
stel in de afdeolingen verhandelde uit te brengen. Zij herinne
ren daarbijdat de te onderzoeken stukken bestonden in
1. Ontwerp-overeenkomst tot vestiging van een regt van op
stal ten behoeve van de op te rigten vereeniging „de Harmonie."
2. Ontwerp-overeenkomst tusschen de gemeente Leeuwar
den en de op te rigten vereeniging „de Harmonie" te Leeu
warden ter zake het afstaan in onderhandschen pacht, van den
Prinsentuingedurende tien achtereenvolgende jaren.
Deze beide ontwerp-overeenkomsten volgens het oordeel van
sommige leden van den gemeenteraad zoodanig met elkander
verbonden, dat het verwerpen van een daarvan het „de Har
monie" bezwaarlijk zoude maken, de overblijvende overeenkomst
afzonderlijk aan te gaan gaven heeren burgemeester en wet
houders dan voorzeker ook aanleidingom aan het slot van
hunne memorie van toelichtingwaarin de beide overeenkom
sten als in elkander grijpend en een geheel vormendebehan
deld wordende vier volgende voorstellen te doen
Te besluiten
a. Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde sta
ten ten behoeve van de op te rigten vereeniging „de Harmo
nie" een regt van opstal te vestigen op eene oppervlakte gronds
ter grootte van 2236 centiare, uitmakende het noord-oostelijk
gedeelte van den Prinsentuin en op een gedeelte van de daar
aan grenzende openbare wandelplaats, aangeduid op de daarbij
overgelegde schetsteekeningen voorts op de voorwaardenom
schreven iu de ontwerp-overeenkomst I.
hGoed te keuren het door de commissie bij missive van
den 6 Ju lij 1876 overgelegd ontwerp van bebouwing van het ter
rein sub a bedoeld I.
c. Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde sta
ten, aan de vereeniging „de Harmonie" onderhands te verpach
ten den Prinsentuinvoor den tijd van tien jarm en voorts op
de voorwaarden, omschreven in de daarbij gevoegde ontwerp
overeenkomst II.
d. Burgemeester en wethouders magtiging te verleenen aan
de besluiten sub a en c genoemd uitvoering te geven binnen zes
maanden nadat de vereenigiug „de Harmonie" op wettige wijze
zal zijn geconstitueerdmits die constitutie binnen zes maanden
na dagteekening van dit besluit zal zijn tot stand gekomen.
Duidelijkheidshalve deelen wij aan de vergadering, ten einde
alle misvatting voor te komenomtrent den inhoud en de strek
king onzer conclusion nog het volgende mede, alvorens over
te gaan tot de ontwikkeling der argumenten tot bestrijding of
verdediging der overeenkomst (I II) en de daaruit voortge
vloeide voorstellen ad in de section gebezigd.
a. 1°. dat de drie sectie-vergaderingen door 20 leden werden
bijgewoond, zoodat slechts één lid ontbrak.
2°. dat daarin elf leden zich vóór en negen leden (waaron
der één voorwaardelijk) zich tegen de overeenkomst voor het
Bijvoeqsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
ingen van den gemeenteraad te Leeuwarden. 17
vestigen van een regt van opstal ten behoeve van do op tc rig
ten vereeniging „de Harmonie" hebben verklaard en alzoo toen
de meerderheid gezind was, overeenkomst I en littera a. van de
voorstellen van burgemeester en wethouders aan te nemen
3°. dat ook uwe commissie zich eenparig aausluit aan de meer
derheid in de sectiën op het punt van opstal I (a.)
b. dat alleen in de derde sectie eene opmerking is gemaakt
over de kostbaarheid van het gebouw, met liet oog op eene
eventuele naasting door de gemeentemaar dat nóch door de
andere sectiën nóch door de rapporteurs bezwaren zijn geop
perd tegen 6. of ontwerp van bebouwing
c. 1. dat wat het tweede ontwerp-voorstel de verpachting voor
10 jaren betreft, geene zoodanige bepaalde aanwijzing van het
oordeel der aanwezige 20 leden nog minder van het getal stem
men vóór of tegen kan geschiedenomdat hot voorstel alleen
in de eerste sectie is onderzochtalwaar de meerderheid er
zich voor verklaardemaar niet in de tweede en derde sectie
is behandeld; in de tweede, omdat men aldaar ontwerp I had
verworpen en besloot met 4 tegen 3 stemmen ontwerp Ilalsnu
niet te behandelen en in de derde sectieom de weinige kans
die volgens het denkbeeld der leden, er voor bestoud, dat de
verpachting tot stand zoude komen
2°. in dezen stand van zaken zijn de rapporteurs dier beide
sectiën zelfstandig van oordeelom ontwerp II niet aan te ne
men. Yan hen verschilt de rapporteur van sectie I.
Overgaande tot de ontwikkeling der argumenten tot bestrij
ding of verdediging der overeenkomsten I en II gebezigdzij
het ons vergund, met verwijzing naar het gesprokene over die
zaken in de zitting van IS October 1875, do kortheid te be
trachten.
1. Bezwaar tegen de vestiging van een regt van opstal.
Enkele leden beschouwden den Prinsentuin als een Koninklijk
geschenkals ivandelplaats voor het publiek afgestaanwaarvan
men niets mag afnemendat haar aan dat doel zoude kunnen
onttrekkengeen gedeelte grond daarvanhoe klein ookmag
worden afgestaan. De gemeente heeft daartoe geen regt.
Een paar andere leden verklaarden, dat zij het als uitgemaakt
beschouwdenop grond van vroeger in den raad besproken
kwestiën, dat de gemeente eigenares is van den Prinsentuinmaar
dat die eigendom dan toch van een zeer specialen aard is. Ook
zij wezen op den wil van Koning Willem I, dat de Prinsentuin
zij eene wandelplaats voor het algemeen en dat de aanneming
van het voorstel Ihoe langer hoe meer van het doel zoude
doen afwijken, waarmede het geschenk geschied was.
Nog een ander lidde regtskwestie in het midden latende
beriep zich op de billijkheid, die eene bepaalde weigering vorderde.
Door de meerderheid der leden werd hiertegen aangevoerd,
dat men in hot kon. besluit van 21 Mei 1819 betrekkelijk den Prin
sentuin (blijkens W. Eekhoff II 316) alleen dit las: „De stad
Leeuwarden wordt in het bezit van don zoogenaamdon Prinsen
tuin hersteldgevende Z. M. daarbij te kennen, dat het Hom
aangenaam zal zijndat de gezegde tuinbij voortduringin
stand gehouden worde en op den bestaanden voet tot wandelplaats
voor de ingezetenen bestemd blijve."
Deze woorden duiden zegt lie meerderheidkennelijk aan
dat het Z. M. aangenaam zoude zijn, indien er geene gestich
ten scholenhuizen voor particulieren in gebouwd werden.
Gaat men toch zoover, dat er geene beperking aan de wande
ling voor allen ter geenen tijd zoude mogen geschiedendan is
het sedert jaren met het beste succes, ook voor de finantiën
der gemeente en voor het vermeerderd goedkoop natuur- en
kunstgenot van een groot deel van Leeuwardens ingezetenen
ingevoerd abonnementdaarop eene groote inbreuk. Ook is dan
iedere verkleining van den Prinsentuinvroeger bij het Schoen-
makersperk of elders ten behoeve van scholen of doorgang ge
schied, eene inbreuk geweest op de wandelplaats van 1819.
De meerderheid ziet dus in de overeenkomst geene inbreuk op
een regt, waartegen het publiek of de abonné's zich op goede
6