30 Bijlage tot het verslag der handelingen v
NOTA..
Do oudergoteekende, rapporteur van do 2e sectie, neemt,
in overleg mot zijne beide mede-rapporteurs, de vrijheid
het volgende ia hot midden te brengen ter wederlegging
van de bezwaren, in de sectiën aangevoerd tegen do op-
rigting van gemeentewege eener theoretischo en practische
ambachtsschool.
Volgens art. 13 dor wet op het middelbaar onderwijs ia de
burgerdagschool voornamelijk bestemd vooraanstaande ambachts
lieden en landbouwers.
Zoo min echter als voor laatstgenoemdenis dit doel voor de
aanstaande ambachtslieden bereikt geworden. Het verschijnsel
hoeft zich niet alleen te Leeuwarden, maar ook overal elders
in den lande voorgedaan. Door geen van de ledendie aan
het onderzoek in de sectiën hebben deelgenomenis 't trouwens
ontkend geworden. In stede van hoofdzakelijk door aanstaande
ambachtsliedenwordt overal de dagschool moerendeels bezocht
door eene andere klasse van leerlingendoor hendie later tot
den handelhet kantoor of in de dienst van staatprovincie of
gemeente overgaanen van eerstgenoemdon treedt nog slechts
het kleinste deel in den handwerksstand. Teregt wordt dan ook
door adressanten gezegd, dat voor de opleiding van aanstaande
ambachtslieden de burgordagschool zelfs niet aau de meest be
scheiden verwachtingen heeft beantwoord. Do voorstellen van
burgemeester en wethouders beruston op dezelfde overweging.
Het oordeel van adressanten wordt door den inspecteur van
het middelbaar onderwijs, dr. Steijn Parvégeheel bovestigd.
Hij mag worden gezegd, zich nog krachtiger dan zij uit te
drukken. In zijn aangehaald advies toch leest men: „Zelfszou
men geneigd zijn aan te nemendat het daar (op de burger
dagschool) genoten onderwijs eerder den leerlingen den lust tot
de uitoefening van een ambacht ontneemtdan dat het dien
aanwakkert. Het doel van den wetgever, die de school hoofd
zakelijk bestemde voor aanstaande handwerksliedenis dus niet
of slechts gebrekkig bereiktvoor zooveel de dagschool betreft."
Zoodanig afkeurend oordeel te vernemen uit don mond van
dezen ambtenaar, kan intusschen niet vreemd zijn aan diegenen,
welke van vroeger bekend zijn met zijne denkbeelden over de
werking van de burgerdagseholen.
In een hoogst lezenswaardig artikel in De Economist, van
Octobor 1872, getiteld: De burgerdag- en avondscholen en de
ambachtsscholenzegt hjj reeds (bl. 976), dat er, op grond van
de in de laatste jaren opgedane ondervinding, reden is om aan
te nomen, dat de wetgever, toon hij de oprigting van zuiver
theoretische dagscholen voor den ambaehtsstand voorschreef, zich
te veel op een doctrinair standpunt geplaatst en do be
hoefte aan practische opleiding uit het oog verloren heeft. En
aan het slot van het artikel is de eerste van zijne vijf stollin
gen„De burgordagscholen hebben tot dusver niet beantwoord
aan de verwachtingdie de wetgever daarvan haden het is
niet waarschijnlijk, dat zij, zonder wijzigingin 't vervolg beter
daaraan zullen beantwoorden."
De burgerdagschool kan dus niet worden genoemd do vor
mende school voor den aanstaanden ambachtsman, waartoe de
wetgever haar bestemde, en de hoofdoorzaak schijnt wel hierin
te zijn gelegen, dat zij te veel eene theoretische rigting heeft,
waarin de ambachtslieden, over 'tgeheol, een niet moeijelijk
te verklaren tegenzin hebbenen dat zij daardoor niet populair
is geworden.
Zoo intusschen de meerderheid èn van de sectiën èn van de
rapporteurs met den inspecteur de burgerdagschoolgelijk ze
thans bestaattoch willen hebben behoudendan is ditniet
omdat het tegen haar aangevoerde op zich-zelf als onjuist werd
gekenmerkt, maar meerendeels om redenen van bij zonderen
aard, die hier kortolijk worden geresumeerd:
1. Men verlangde te temporiseren, n.l. geen besluit nemen
tot opheffing der burgerdagschool of liover tot rcorgauisatic
n den gemeenteraad te Leeuwarden1878.
van het middelbaar onderwijsnu orvolgens den inspecteur
vooruitzigt bestaat op wijziging eerlang der wet op het middel
baar onderwijsin 't bijzonder ook ten aanzien van de bepalin
gen omtrent do burgerscholen.
2. Do oprigting eener ambachtsschool behoort in ieder geval
uit te gaanniet van de gemeentemaar van particulieren
dc3 noodig met geldelijke ondersteuning van de gemeente.
3. Al moet worden erkenddat do burgerdagschool geens
zins voldoet aan hare bestemming't kan evenmin worden ge
loochend, dat zij toch een gewenscht ondorrigt geeft aan vele jonge
lieden, die, bij hare opheffing, daarvan zouden worden verstoken.
4. Eene ambachtsschool zal slechts voorzien in do behoeften
van een gedeelte der aanstaande ambachtslieden.
5. De gemeentekas wordt tegenwoordig reeds door zulke
aanzienlijke uitgaven gedruktdat daarop geene nieuwo lasten
moeten worden gelegd zonder dringende noodzakelijkheid, welke
hier niet zou bestaan.
Op deze bedenkingen veroorlooft ondergeteckendo zich het
volgende in het midden te brengen
Ad. Ium. Zoo door den inspecteur van het middelbaar onderwijs
uitstel van do behandoliug der zaak wenschelijk werd geoordeeld,
had hijna eenmaal officieel over haar te zijn geraadpleegdzijn
gevoelen evenzeer officieel aan den raad of aan burgemeester en
wethouders dienen mede te te deelen en niet in een particulier
schrijven aan een lid van het dagelijksch bestuur. De kracht
van den wenkin dat schrijven opgeslotenwordt door de wijze
waarop hjj is gegeven, grootendcels weggenomen. Die wenk
moet thans meer worden beschouwd als hot uitvloeisel van een
particulier gevoelen cmtrent eene eventuele wijziging der wet
op het middelbaar onderwijsgeenszins als openlegging van de
voornemens der regering aan dien ambtenaar, om er zich bij
voorkomende gelegenheid van te bedienen. Zoodanigo openleg
ging zou de regering trouwens ook wel op geheel andere wijze
hebben gedaan. En met al den eerbied nu overigens voor het
gevoelen van dien geachten ambtenaar, schijnt het toch be
zwaarlijk te kunnen opgaanalleen op grond van een geheel
particulier schrijven van hemte besluiten tot uitstel
van de behandeling eener zaak zóó gewigtigzóó nuttig
ja zóó dringend noodig als die, welke den raad reeds veel te
lang heeft bezig gehouden. Wat voor 't overige die wetswij
ziging zelve betreft't is zeer waarschijnlijkdat daartoe tc
een of anderen tjjd zal worden besloten. Met het totstand
komen van belangrijke wetten cn niet minder met het aanbren
gen van wijzigftgen in dergelijke eenmaal vastgestelde wetten
gaat echter in den regel zoo voel tijd verlorendat men zich
alléén wegens het uitzigt op de door den inspecteur bedoelde
wijziging, niet behoort te laten weerhouden, de bier zoo nood
zakelijke verbeteringen in te voeren.
Ad. Hum. Ilct overlaten van zaken aan het particulier
initiatief is in vele gevallen aanbevelenswaardig. Zoo ook hier.
De vraag schijnt echter te mogen worden gedaanof zijdie
met opzigt tot de ambachtsschool dezen weg verlangen te heb
ben ingeslagen, inderdaad zei ven verwachten, dat de zaak dan
zal tot stand komen? Ook zij wenschen ongetwijfeld, dat eene
door particulieren op tc rigten ambachtsschool dadelijk zoo goed
mogelijk zij en aan haar doel beantwoorde. Nu zijn er wol is waar
belangrijke geldelijke aanbiedingen door verscheidene corpora-
tiën en vercenigingon gedaanom de gemeente in dezon tc
steunenmaar 't is zeer te betwijfelenof zij veel verder zul
len gaan. Zonder dat echter zal van oprigting door particulio-
aen moeijelijk sprake kunnen zijn.
Er is wel beweerdmaar niet bcwozondat de staat of dc
gemeente niet evenzeer voor practisch als voor theoretisch ain-
bachtsonderwijs zou mogen zorgen. Het bewijs voor het tegen
deel zou al dadelijk te vinden zijn in dc memorie van toelich
ting op het wetsontwerp tot herziening der wet op liet lager
onderwijs, waarin de minister van binnenlandsche zaken met
ronde woorden zegtdat do wetgeverdie zal worden geroepen.
Bijlage tot het verslag der handelingen van
om do wet op het middelbaar ouderwijs te herziener voorna
melijk op bedacht zal mooten ziin, ambachtsacholoa en derge
lijke in het kader van het middelbaar onderwijs op te nemen
en behoorlijk te organiseren. Er zou tevens kunnen worden ge
wezen op het buitenland, waar dergelijke onderscheiding niet
wordt gemaakt, o a. op de bekende bloeijende gemeenteijke am
bachtsflchool te Holzmindenen evenzeer op die te Havre en
Parijswaar mon ambachtsscholen heeft, met die in Nederland
overeenkomende, en uitsluitend door de gemectnten opgerigt en
onderhouden. Maar ook ons eigen land spreekt de bedoelde
bewering tegen. Is de polytechnische school te Delft in som
mige opzigten iets anders dan eene ambachtsschool? Wordt
zekere klasse van leerlingen aan die inrigting niet bezig go-
houden met practische oefeningen in het bewerken van hout en
metalen Ziet men zo daar niet werken aan de draaibank cn
met gereedschap in de hand? Zeer juist zegt dr. J. ZaaijerAz.
in zijn praeadvios over de in de in 1875 to Amsterdam gehouden al-
gemeene vergadering der vereeniging van leeraren aan iurigtingon
van middelbaar onderwijs gestelde vraagIs voor de opleiding
van ambachtslieden de burgerschool of ambachtsschool te verkiezen':'
het volgende„Terwijl men het gewoon lager onderwijs ais
eeno behoefte voor allen moet beschouwen, wordt het middelbaar
onderwijs ingerigt naar de uiteenloopende behoeften der leerlingen,
die de lagere school hebben verlaten. Het kan daarom omvat-
ton zoowel het onderwijswaardoor do leerlingen de beschaving
en ontwikkeling kunnen opdoen, welke noodig zijn, om als
beschaafd mensch de maatschappij binnen te tredenals het
vakonderwijs. Dit laatste kan zijn zuiver theoretisch of tegelijk
practischwanneer de noodzakelykheid daarvan is aangetoond.
Of van overheidswege eene bepaalde soort van vakonderwijs zal
worden verschaft of gesubsidieerd, behoort afhankelijk gesteld
te worden van het algemeeno belangde behoefte en de on
toereikendheid van het particulier initiatief.
Uit dit drieledig standpunt beschouwdis de bemoeijing van de
overheid met de oprigting van ambachtsscholen Un volle gewettigd.
Naar mijne mcening toeh staat, om boven ontwikkelde redenen,
de behoefte aan deze inrigtingen boven bedenkingen terwijl
wel niet zal worden beweerddat het particulier initiatief hier,
waar zijdie er het meeste belang bij hebbenzeiven zonder
finantiële |hulpmiddelen zijn, toereikend zou wezen, moet men
ten volle toegevendat do geheole maatschappij het grootste
belang heeft bij de verheffing van den toestand der arbeidende
klassewaartoe dit onderwijs moet strekken."
Al mogen nu sommigen het wenschelijk oordeelen, dat de
gemeente zich niet inlate met het doen verstrekken van prac
tisch ambachtsonderwijsgeene enkele wetsbepaling is er, die
haar belet, in dit opzigt handelend op te treden. De stelling
of liever bewering mag eigenlijk als geheel willekeurig worden
beschouwd. Het antwoord moet nog worden gegeven op de
vraagwaarom de gemeente wel eene ambachtsschool zou mogen
subsidiërendoch niet geroepen zou zijn haar op te rigten.
Zoo intusschen het verlangen wordt bevredigd van hen, die
wel eene ambachtsschool wenschen, maar slechts door particulieren
opgerigt en bestuurd, dan zal eene reorganisatie der burger
dagschool moeijelijk kunnen uitblijven. Er zal toch in het ge
noemde geval in 't geheel niet meer te rekenen vallen op het be
zoek van aanstaande ambachtslieden, 't geen er nu ten behoeve
van dezen wordt ondervezen zal mitsdien, als nagenoeg over
tollig, kunnen en ook wel dienen te vervallen.
Ad. Ilium. De hier gevoerde redenering zou geheel opgaan
indien do voorstanders van de opheffing der burgerdagschool
niets daarvoor in do plaats wilden stellen. Waar echter is dit
te lezen Niemand hunner verlangt de oprigting eener am
bachtsschool ten koste van het middelbaar onderwijsdat nu
door de meeste bezoekers van de burgordagschool wordt go-
noten. Veeleer is het tegendeel het geval. Het doel is geen
ander dan verbetering van den bestaanden toestand. In dit op
zigt is in de le sectio een denkbeeld aan do hand gedaandat
in hoofdzaak ook de gedachte van ondergeteekendo uitdrukt, n. 1.,
mot opheffing van de burgerdagschooloprigting van
den gemeenteraad te Leeuwarden, 1878. 21
1. eone burgerschool mot (iWcjarigon cursus voor aanstaande
kleine handelaren, neringdoenden, lagore ambtenaren enz.,
overeenkomstig art. 21 der wot op het middelbaar onderwijs,
en mitsdien geheel onderscheiden van dc hoogere burgerschool
mot driejarigen cursus, bedoeld in artt. 15 en 1G dier wet;
2. eene ambachtsschool voor theoretisch en practisch onderrigt.
Op die wijze zullen alle behoeften in dezen worden bevredigd,
't zal do beste oplossing zijn der kwestie, welke hior, evenals
eldersreeds zoo langen tijd de gemoederen bezig houdt. Ieder
van do twee bedoelde scholen zal volkomen aan hare bestem
ming kunnen beautwoorden. De eerste zal een voldoend on
derwijs verstrekken aan de kleine burgerijaan dat deel der
bevolking, dat het midden vormt tusschen hen, die eene meer
der of minder wetenschappelijke opleiding wenschen, en de klasse,
voor wio de hoogere burgerschool eeno te kostbare en ook min
der noodige inrigting is, 't zal zijn eone school, die de jon
gelingen uit den kleinen burgerstand zoodanige mato van alge-
meene kennis en ontwikkeling verschaft, als welke do scholen
voor moer uitgebreid lager onderwijs hun niet kunnen geven
doch die voor hou, in den tegenwoordigen toestand der maat
schappij al moor on moer noodig wordt. De tweede inrig
ting zal eindelijk den aanstaanden ambachtsman datgene aan
bieden wat de grondgedachte van den wetgever is geweest
doch, als een gevolg van de door hem vastgestelde onpracti-
scho bepalingen, onmogelijk kon worden verschaft.
Ad IVum. De voorstanders van eene ambachtsschool hebben
nooit willen bewerendat door zoodanige inrigting in alle be
hoeften van den ambaehtsstand zou worden voorzien. Het mag
echter eeno vrcemdo rodencriug worden genoemddat eene op
zich zelvo als wenschelijk of noodig erkende zaak niet moot
worden tot stand gebragfcomdat zij niet ieder zal kunnen
te vreden stellen. In de 2e sectio is er reeds op gewezen, dat
ook bij lange na niet alle ambachten zich leenenom op eene
school te worden onderwezen. Gerustelijk mag intusschen wor
den gestolddat 40 a 50 pet. der ambachten wèl in dat geval
verkeeron. Moot dit dan niet reeds aanbeveling genoeg zijn
Tot do overige helft behooreu bovendien sommige vakkeu die,
schoon niet geschikt om regtstreeks onder de leervakken van
eene ambachtsschool to worden opgenomentoch nut van haar
zullen kunnen trekkendoor de betrokken leerlingen zoo ver
noodigdeel te doen nemen aan het onderrigt in een verwant
vak. Vooral echter dient in het oog te worden gehouden, dat
men beoogt, niet alleen eone practischemaar ook eene tegelijk
theoretische ambachtsschool op te rigten. Het theoretisch onder
wijs zal dus ook vele anderen ten goede kunnen komen.
Ad. Vum. Het financieel bezwaar is niet ligt te achten,
't Is al aanstonds ook door do adressanten erkenddat de jaar-
lijksche kosten eener ambachtsschool inderdaad grooter zullen
zijn, dan die der burgerdagschool, en er bovendien eene be
langrijke som noodig zal wezenom do school op een behoor
lijken voet in te rigten en van de noodige hulpmiddelen te
voorzien. Maar zeer juist is tegelijkertijd door hen opgemerkt
dat tegenover deze meerdere uitgaven staat het meerdere nut,
dat de inrigting zal afwerpen voor eene klasse van burgers
die aan betere opleiding de grootste behoefte hebben, en daar
door ook voor de overige ingozetonondiebij eene betere
uitoefening der ambachtenieder voor zich belang hebben.
Vooral die behoefte is liet, waarop niet genoeg kan worden
gewezen. De wetgever erkende haarhjj wilde haar bevredi
gen, doch het middel was slecht gekozen. Toch moet de ge
meente datzelfde middel nog steeds bezigen en daarvoor tevens
aanzienlijko kosten besteden. Hot zou derhalve van verstandig
overleg en van goed iuzigt gotuigenindien de raad besloot
zij 't ook met eenige meerdere kosten, een ander middel toe te pas-
een, dat tot het algemeen gewonschto doel kon voeren. De uitga
ven van thans zijn voor een goed deel onvruchtbaardit zou
op houden het geval te wezen, indien eene regeling als de voor
gestelde tot stand kwamwelke inderdaad in vele opzigten
de verschilsoortige belangen zou bevorderen.
A. DUPARC.