Bijlage no. 9. 28 B|jlage tot het verslag der handelingen v Ook is bij het collegie bij de gebleken vrees van sommige raadsleden, dat bij vestiging van een Harmoniegebouw in den Prinsentuinlaatstgenoemde inrigting als 't ware zal opgaan in de eerstede overtuiging levendig geworden dat do gemeente liever zelf moet voorzien in eene eenvoudige inrigting om de bezoekers van den Prinsentuin bij slecht weder eene doelmatige lokaliteit te verschaffen. De gemeente behoeft daarom evenwel aan de nuttige en wenschelijke stichting van een Harmonie gebouw haren steun niet te onthouden en behoort dit te minder te doenomdat door de bedoelde raadsbesluiten het bestuur der Harmonie zich teregt met de medewerking van het ge meentebestuur mag vleijen. Ons collegiede moeijelijkhoid beseffende die uit de niet goedkeuring van het thans aangeboden plan voor het voortbestaan der Harmonie kan voortvloeijen, heeft daarom ook in overweging genomen of niet zijnerzijds vóóraf pogingen zouden kunnen worden aangewend, om de keuze van adressanten te vestigen op een ander meer geschikt terrein waartoe o. a. de onbebouwde terreinen bij het stations-gebouw zeer wel in aanmerking zouden kunnen komenwelke terreinen, grooter in oppervlakte dan hetgeen nu door het bestuur der Harmonie wordt verlangd, voor rijtuigen veel beter toegankelijk en door de nabijheid van het stationdoor de ruimte van den omgelegen open aanleg, voor eene winstgevende exploitatie ook zeer geschikt zouden zijn. In verband met de vroegere door den raad in dezen genomen beslissingen en onbewust of dit denkbeeld ook 'sraads bijval zoude kunnen verwerven, hebben wij gemeend ons van voor- loopigo onderhandelingen in dien zin met de adressanten te moeten onthouden, omdat wij daartoe geene opdragt hadden. De minderheid in ons collegie, die geenszins de gegrondheid van sommige der tegen het Harmonieplan aangevoerde bezwaren wil ontkennenacht die toch tegenover de belangrijke voor- deelen, welke de oprichting van een dergelijk lokaal voor de bezoekers van den Prinsentuin zal opleverente sterk gekleurd. Zij betwijfelt dat de raad niet in het belang der gemeente zou hebben gehandeldtoen hij zijne toestemming verleende tot uitgifte in erfpachtdoch gelooft dat het lange tijdsverloop tus schon dat besluit en de aanbieding der thans in behandeling zijnde plannen verstreken, de aanvankelijke ingenomenheid met eene toenmaals vrij algemeen toegejuichte stichting heeft doen bekoelen en ook dientengevolge de onvermijdelijke opofferingen aan den afstand van een deel van den tuin verbonden, meer op den voorgrond brengt. De minderheid blijft echter de reeds meermalen uitvoerig ont wikkelde voordeelenverbonden aan de stichting van een ruim en doelmatig gebouw in de onmiddelijke nabijheid van den Prin sentuin ook voor de gemeente in het algemeen verre schatten boven de nadeelen en de ontsiering, die volgens sommigen daar uit te duchten zijn, doch acht bovendien dat de raad eeniger- mate aan zijne zedelijke verpligting tegenover de adressanten zoude tekort doenindien hijnadat dezen bouwende op een vroeger genomen besluitkosten en moeiten hebben aangewend om de Harraoniezaak te bevorderen, thans door het opwerpen van nieuwe bezwarenhet tot stand komen dezer inrigting fei telijk onmogelijk gaat maken. Wat de finantiële bezwaren be treft, welke de gemeente bij het tot stand komen van een Har moniegebouw ter aangewezene plaatse op zich zoude laden ook daaromtrent deelt de minderheid geenszins de vrees der overige leden van het dagelijksch bestuur, dewijl het h. i. vast staat, doch in ieder geval uitdrukkelijk zou kunnen worden bedongen, dat de buitengewone kostendie een direct gevolg zijn van de stichting van het gebouw, als de verlegging van wegen en de aanplemping der grachtten laste van de Harmonie zullen ko men. In weerwil van het door de minderheid aangevoerde, blijft het collegie bij zijn bovenomschreven gevoelen volharden en heeft alzoo de eer den raad voor te stellen te besluiten a. niet in behandeling te nemen het ontwerp plan van stich ting van een Harmoniegebouw, zooals dit werd aangeboden bij n den gemeenteraad te Leeuwarden1878. missive dd. 6 February 1878hetwelk het voorloopig bestuur der Harmonie wenscht terug te nemen b. niet goed te keuren het nader bij adres dd. 20 April 1878 door het voorloopig bestuur der Harmonie ter goedkeuring aan geboden ontwerp c. burgemeester en wethouders uit te noodigen aan het voor loopig bestuur der Harmonie onder mededeeling van 's raads afwijzende beschikking te berigtendat de raad bij nader inzien het belang der gemeente gebaat achtdoor de omstandigheid dat het goedgekeurd ontwerp van een Harmoniegebouw in den Prinsentuin niet heeft kunnen worden tot stand gebragten het voorloopig bestuur in overweging geeft naar een ander terrein om te zien, tot stichting van het beoogde Harmoniegebouw. Voorgesteld ter raadsvergadering van den 23 Mei 1878 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. ADRES van het bestuur van de Afdeoling Leeu warden der Vereeniging „Volksonderwijs" betrekkelijk de oprigting eener theoretische en practische ambachtsschool aldaar. Aan den Gemeenteraad van Leeuwarden. Het bestuur van de afdeeling Leeuwarden der vereeniging „Volksonderwijs" heeft do eer zich tot uwe vergadering te wen den naar aanleiding van het verslag der commissie van rappor teurs over de voorstellen van burgemeester en wethouders be treffende de oprigting van eene theoretische en practische ambachtsschool. Tot ons leedwezen zagen wij uit dit verslagdat de uitvoe rige bespreking der zaak in twee vergaderingen onzer afdeeling tot vertraging der behandeling in den gemeenteraad aanleiding heeft gegeven. Wij hadden ons voorgesteld, dat de in onze afdeeling gehouden discussiën integendeel mede zouden bijgedra gen hebben om de zaak voor behandeling rijp te maken. Des te meer gevoelen wij ons thans gedrongen onze meening over het aanhangige verslag kenbaar te maken. Twee hoofdzaken worden in het verslag behandeld de opheffing of hervorming der burgerdagschool en de oprig ting eener theoretische en practische ambachtsschool. In het voorstel van burgemeester en wethouders waren dan ook deze beide zaken zamengekoppeld. Vooral tegen de opheffing der burgerdagschool had de inspecteur van het middelbaar onderwijs in een particulier schrijven onderscheidene bedenkingen ingebragtterwijl hij het oogenblik van zulk eene ingrijpende verandering ook ongelukkig vondmet het oog op eene eerlang te wachten herziening der wet op het middelbaar onderwijs. Dit schrijven van den inspec teur had op tal van leden van den raad zoo grooten invloed uitgeoefenddat zij de zaak wilden uitgesteld zienen is zeker ook van grooten invloed geweest bij het ongunstig oordeel, dat zij over de zaak velden. Inderdaad kan ook naar onze meening van eene opheffing of hervorming der burgerdagschool geen sprake zijnal was het maar alleen om de afdoende reden, dat van den tegenwoordigen minister van binnenlandsche zaken geen goedkeuring op eene dergelijke beslissing te verwachten is. Niet lang geleden toch onthield deze zijne toestemming aan een besluit van den ge meenteraad van Groningendat strekte tot hervorming aer aldaar bestaande burgerdagschool. De vraag van eene wijziging of opheffing der burgerdagschool behoort dusnaar onze mee ning thans geheel ter zijde te worden gestelddeze school behoort te blijven wat zij is. Bijlage tot het verslag der handelingen va Daarmede vervalt eene groote grief, door tal van leden van* den raadtegen het aanhangig voorstel aangevoerd en wanneer dit geschilpunt is ter zijde gesteldblijft slechts de vraag aan gaande de oprigting eener theoretische en practische ambachts school over. Omtrent deze vraag nualgemeen gesteldheerscht geen verschil van meening Alle autoriteiten, die er over ge raadpleegd werden en er zich over uitlietenzijn van de wen schelijkheid van zulk eene inrigting overtuigd. Do inspecteur van het middelbaar onderwijs noemt de oprig ting van zulk eene school nuttig, en zegt dat er beter dan thans door zal worden voldaan aan de behoeften van den handwerkstand. Do commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs zegt er van in haar advies „Tegen de oprigting daarentegen van eene „op zich zelve staande ambachtsschool van dien aard zouden wij „geen bezwaren hebben en integendeel gaarne toestemmen, dat „zij voor de knapendie zoo spoedig mogelijk in een ambacht „een bostaan moeten vindenveel aanbevelenswaardigs heeft „Dat zij er toe zoude kunnen bijdragen om eene bekwamere en „betere kern onder de werklieden aan te kweeken en dat dit „een gezegend resultaat zoude zijn, is ook onze meening". Burgemeester en wethouders gaven door hun voorstel even eens genoeg blijk van hunne sympathie voor de ambachtsschool, en in de sectiën van den gemeenteraad werd algemeen de wen- schelijkheid van eene dergelijke inrigting te Leeuwarden erkend Waar allen het nut van eene theoretische en practische am bachtsschool dus inzienis het overbodig daarvoor een pleidooi te houden. Maarterwijl men het over de vraag in het alge meen eens isloopen de gevoelens uiteen over de wenschelijk- heid dat de school van gemeentewege zal worden in het leven geroepen. De oprigting eener ambachtsschool door de gemeente wordt bestreden om twee redenen1°. omdat dit niet op den weg der gemeente zoude liggenen 2°. om het financieele be zwaardat er aan verbonden is. Vooral in do 3e sectie werd de oprigting door do gemeente in beginsel bestreden. In het verslag lezen wij „De hoofdgedachte wasdat het verstrekken van practisch „ambachtsonderwijs niet viel onder de verpligtingendoor de „wet aan de gemeenten opgelegd, en bovendien ook niet behoorde „tot de roeping van het openbaar gezag: noch van het rijk, „noch van de provincie, noch van de gemeente. De pligt van „den staat of van zijne onderdeden was", volgens de sectie, „te „zorgen voor de theoretische ontwikkeling zijner aanstaande bur „gersdeze zorg kwam ten bate van allende eerstbedoelde „slechts ten voordeelo van enkelenenz. Dit in de 3e sectio ingenomen standpunt komt ons onhoud baar voor. Dat de wet de gemeente niet verpligt tot het ver strekken van practisch ambachtsonderwijs zal natuurlijk nie mand bestrijdenmaar dat het om de in de sectie aangevoerde redenen ook niet tot de roeping van het openbaar gezag zou behooren, is voor gegronde bestrijding vatbaar. Het openbaar gezag zouvolgens de sectieslechts mogen zorgen voor een onderwijs, dat aan al de aanstaande burgers ten bate komt. Maar dan zou zijne taak tot het gewone lager onderwijs beperkt moeten worden; want alle onderwijs, dat daar buiten valt,komt slechts aan een gedeelte der burgerssoms slechts aan enkelen ten goede. De scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs en de hoo- gere burgerscholen geven een onderwijs slechts voor een ge deelte der burgerij geschikt. Voor een ander deel zorgt de bur ger dagschool. Burger avondscholen en teekenscholen zijn door haar meer speciaal karakter slechts voor een nog beperkter deel der burgerij geschikt. Handelscholenlandbouwscholenzee vaartscholen eveneens. Ook van de polytechnische school en van de universiteiten zal wel niet kunnen worden beweerd, dat ze voor alle aanstaande burgers onderwijs verschaffen. Toch worden al deze inrigtingen door het openbaar gezag in het leven geroepen en bekostigdofschoon ook onderscheidene daaronder veel minder leerlingen tellen dan de ambachtsscholen. n den gemeenteraad te Leeuwarden1878. 29 Teregt zegt dan ook de inspecteur, dr. öteijn Parvó, in zijn advies «Wil men van dit standpunt uitgaan, dan zou geen enkele „school kunnen tot stand komen, want do behoefte der indivi- „dus, zelfs uit denzelfden maatschappelijken stand, locpen al tijd uiteen". Dat ook de tegenwoordige minister van binnenlandsche zaken aan onze zijde staat, blijkt uit de memorie van toelichting op het door hem ingediend wetsontwerp op het lager onderwijs waar hij zich aldus uitlaat: „do middelbare (school), al blijft „zij in hare leermethode aan de leus van algeraeeno verstande- „omwikkeliug getrouwrigt reeds het oog naar de maatschap pelijke bestemming van den scholier. „De wetgever, die geroepen worden zal om de wet op het „middelbaar onderwijs to herzien, zal or voornamelijk bedacht „op moeten zijn dit beginsel op breedere schaal toe te passen „door ambachtsscholen en dergelijke in het kader van het mid delbaar onderwijs op te nemen en behoorlijk te organiseren". In het buitenland heeft men eveneens niet geschroomdin rigtingen, met onze ambachtsscholen geheel overeenkomende, van gemeentewege te stichtenzooals te Havre en to Parijs in welke laatsto stad de oprigting onder krachtige medewerking van den tegenwoordigen Franschen minister van financien Leon öaij tot stand kwam, wiens oordeel over hetgeen tot de roe ping van het openbaar gezag behoort, zeker niet van gewicht ontbloot is. Het bezwaar in de 3e sectie tegen het beginsel geopperdis van doctrinairon aard en mist eiken reëelen grondslag. Maar wat vooral bevreemding wekt, is, dat zjjdie zulke principiële bedenkingen hebben tegen de stichting eener am bachtsschool van gemeentewegeandere gemeenten wel willen volgen in het subsidiëren vau zulk «ene school. In dat geval worden toch evengoed de gemeentelijke fondsen beschikbaar gesteld voor een onderwijs, dat heet slechts voor enkelen te zijn. Het geldt hier slechts eene vraag van minder of meer, geen verschil in beginsel. Ook wat de financieele zijde der zaak betreft, is het verschil niet grootwant in alle gemeenten waar ambachtsscholen be staan worden de kosten slechts voor een betrekkelijk klein gedeelte door particulieren gedragende provincie geeft een subsidie en de gemeente neemt het grootste gedeelte der kos ten op zich. Zoo betaaltnaar de laatste opgaven de gemeente Rotterdam thans bijna 3/4 der jaarlijkscho kosten; daar zij een jaarlijksch subsidie van 21,000 geeft, terwijl de provincie 2000 bijdraagt en do jaarlijksohe bijdragen van particulieren schoolgelden enz. ztl 6000 bedragen. Te 's Gravenhagewaar de jaarlijkscho uitgaven tusschen 13 en 14 duizend gulden be dragen betaalt de gemeente ƒ8000de provincie f 2000 'sjaars. De ambachtsschool te Arnhem, wier uitgaven ongeveer 14,000 zijn, ontvangt van de gemeente ƒ9000 jaarlijks. l)e ambachts school te Amsterdam eindelijk ontvangt jaarlijks een gemeente lijk subsidie van 10,000 en een provinciaal subsidie van ƒ3000. Het komt dus hierop neer, dat de gemeente hoofdzakelijk de kosten der ambachtsschool draagtzonder dat ze invloed op den gang van zaken kan uitoefenen zonder dat van harentwege een degelijk toezicht gehouden en voor eene goede regeling van het onderwijs gezorgd kan worden. Naar onze meening verdient het verre do voorkeur dan liever flink weg de school voor rekening der gemeente te nemen, waardoor deze alle waarborgen verkrijgtdie zij verlangt. Daarbij vergete men niet, dat waar in andere gemeenten bijdragen voor de ambachts school door particulieren of vereenigiugen worden verstrekt ook aan de gemeente Leeuwarden de aanzienlijke som van 35,000 in eens en 650 jaarlijks is aangeboden, terwijl het rijke Old Burger Weeshuis zich daarenboven de beslissing omtrent het verleenen eener jaarlykeche bijdrage heeft voorbehouden. Ook voor de te Leeuwarden te stichten school kan bovendien een provinciaal subsidie worden aangevraagd, hetwelk bij de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1878 | | pagina 15