Bijlage no. 11.
32 Bijlage tot het verelag der handelingen y
4. Ook mcenen rapporteurs dat het aanbeveling verdient om
een bord aan den ingang van de beurs te plaatsen bestemd voor
het publiceren van adressen of reclames tegen betaling van b. v.
f 10 in het jaar. Zij meenen zich niet aan overdrijving schul
dig te maken door te beweren dat daarvan spoedigdoor min
stens een honderdtal firma's gebruik zal worden gemaakt.
5. In navolging van Rotterdam kwam het aan alle leden in
de 2e sectie ook gewenscht voor om een klein gedeelte der
beur8ruimts af te zonderenen daartoe kosteloose toegang te
verleenen aan het publiek.
Die ruimtevan de eigenlijke beursruimte afgescheiden b. v.
door een ijzeren hekzoude eene geschikte gelegenheid zijn
voor hen"die hunne patroons moeten sprekenof orders moe
ten afwachten.
6. De 3de sectie besprak de wenschelijkheid om de verorde
ning regelende de bezoldiging van de waagwerkers aan eene her
ziening te onderwerpen. Ook rapporteurs zijn eenparig van
oordeel dat de uit te keeren loonen volgens art. 35 der bestaande
verordening veel te hoog zijn.
Het plan van leening gaf tot velerlei bespreking aanleiding.
Men begreep niet waarom burgemeester en wethouders ten op-
zigte van de aflossing eenen anderen weg waren ingeslagen als
bij vroegere geldleeningen. Sommigen achtten het plan van af
lossing neergelegd in art. 8 goedanderen meenden zich daar
tegen te moeten verklaren.
Verscheidene leden zagen er gevaar in om nu reeds een ge
heel vast plan van aflossing te bepalen met het oog op de hoogst
onzekere resultaten van de inkomsten van beurs en waaggebouw.
Volgens de berekening zijn de vermoedelijke inkomsten ge
raamd op f 9218.13 en de latere nota van burgemeester en wet
houders waarbij opgemerkt wordt dat in de berekening der
vermoedelijke inkomsten eene vergissing heeft plaats gehad, doet
dat cijfer stijgen tot f 10,800. Echter deelden wij reeds mede,
dat de meeste leden de gegevens waarop die berekening geba
seerd is, bezwaarlijk als absoluut juist durfden aan te nemen.
De toekomst zoude kunnen leeren dat de inkomsten bij iange
na niet het geraamde cijfer bereikten. Bleek het later dat do
inkomsten gunstig waren welnudan kon tot de aflossing van
meerdere aandeelen worden besloten of wel men zoude zich ge
heel kunnen houden aan het thans door burgemeester en wer-
houders voorgestelde plan van aflossing. Men gaf de voorkeur
aan eene facultatieve aflossing met een klein minimum b. v. f 1000.
Wij stippen hier nog aan dat enkele leden de facultatieve
aflossing de voorkeur gaven met het oog op een mogelijke con
versie hetgeen door anderen vooral in de 2e sectie in strijd
word geacht met de moraliteit en soliditeit van eene gemeente.
Zij meenden met burgemeester en wethouders den voorgestelden
weg te kunnen irgaanomdat het volgens hun gevoelen wel
niet opgaat bij lageren rentestand tot eene conversie over te
gaan. Het stellen van een fixum van aflossingwaarbij tevens
de datum van aflossing dadelijk wordt vermeld, was meende
men in het belang èa van de gemeente èn van de inschrijvers
op deze leening. Het was meer een contract tusschen hen
waaraan beide partijen gebonden waren. De inschrijvers op
deze geldleening toch zijn bij dezen maatregel verzekerd dat zij
41/2%, van hun kapitaal zullen blijven genieten tot dat hunne
obligatie zal zijn afgelost. De verhouding die tot nu toe tus
schen gemeente en geldschieters bestaat is niet dezelfdeen
zeer in het nadeel van hen, die op de gemeenteleeningen in
schrijven. Zij toch kunnen nooit hun geld terug erlangen wan
neer do rentestand hooger zoude worden en zouden zich moeten
getroosten tegen de eenmaal overeengekomen rente hun kapitaal
te blijven uitzetten, terwijl de gemeente daarentegen wel degelijk
bij lagere rentekoersen tot eeno conversie zoude kunnen overgaan.
In de 3e sectie werden twee plannen voor aflossing voorgesteld,
n.l. een plan om in 55 jaren, een ander plan om in 49 jaren af
te lossen.
Uwe commissie is van oordeel dat indien een vast plan van
aflossing wordt aangenomenhet plan van burgemeester en
in don gemeenteraad te Leeuwarden, 1878.
wethouders de voorkeur verdientaangezien de alsdan jaarlijkscli
te betalen rente en aflossing alle jaren bijna evenveel is en
daardoor zoo gelijkmatig mogelijk drukt.
De meerderheid uwer commissie is voor een facultatieve af
lossing met een mininum van f 1000. Zij acht het te gevaar
lijk bij de onzekere toekomstom zien te bindenen mogt
het werkelijk blijkendat in vervolg van jarende beurs een
bron van inkomen voor de gemeente werddan kan men altoos
de aflossing vermeerderen of zich aan hut plan van burgemees
ter en wethouders houden.
Enkele leden der derde sectie meenden dat de betaling der
rente op 1 Julij minder wenscheljjk was, daar op dat tijdstip
nog weinig van den hoofdelijken omslag geind was.
Een bepaald voorstel aangaande de betaalbaarstelling der cou
pons werd niet voorgesteld.
In de tweede sectie werd de wenschelijkheid besproken om
bij deze leening ook aandeelen ad f 100 uit te gevenmen
meende dezen maatregel in het belang van de kleinere burgerij
met vrucht te kunnen nemen.
Tot een bepaald voorstel kwam het evenwel niet. Ma bespre
king is uwe commissie van oordeel om met het gevoelen van
de meerderheid van het collegie van burgemeester en wethou
ders mede te gaan, op grond van de door hen aangehaalde ar
gumenten.
Op grond van het bovenvermelde hebben rapporteurs ten
slotte de eer aan den raad voor te stellen
a. met alge meen e stemmen
1. goed te keuren het voorstel van burgemeester en wet
houders ingediend ter raadsvergadering van den 25 April 1878,
sub 1behoudens de wijzigingen door den raad aan te brengen
in het ontwerp-besluit
2. goed te keuren het voorstel van burgemeester en wet
houders sub 2
3. goed te keuren het voorstel van burgemeester en wet
houders sub 3.met dien verstande, dat de verhooging met c/io
gedeelte alleen slaat op de verhooging van de boteren daartoe te
lezen achter het woord „waagregten" de woorden„van de boter".
b. met meerderheid van stemmen
niet goed te keuren het vaste aflossing-systeem, mairoverte
gaan tot een facultatieve aflossing met een minimum van f 1000.
c. goed te keuren het plan van leening behoorende bij het
voorstel van burgemeester en wethouders van den 25 April 1878,
en vast te stellen behoudens de volgende wijzigingen
dat in art. 3 vervallen de woorden „zoo noodig"
dat art. 8 vervalle en daarvoor gelezen worde
„Art. 8. Jaarlijks zal minstens een aandeel ad f 1000 wor-
„den afgelost."
„De raad regelt de hoegrootheid der af te lossen som."
dat art. 9 vervalle en daarvoor gelezen worde:
„Art. 9. De uitlating heeft jaarlijks plaats in eene openbare
„raadsyergadering in de maand April.
„De uitslag daarvan wordt in een of meer der in de gemeente
„uitkomende dagbladen bekend gemaakt met oproepiug tevens
„van de houders der ter aflossing aangewezene schuldbekentenis
sen om op den volgenden eersten Julij de hun aankomende
„geldentegen overgave der schuldbekentenissen en van de
„alsdan niet verschenen coupons in ontvang to nemen ten kan-
„tore van den gemeente ontvanger"
en bij verwerping van voorstel sub b
d. met algemeene stemmen
goed te keuren en vaat te stellen het plan van leening behoo
rende bij het voorstel van burgemeester en wethouders aange
boden ter raadsvergadering van 25 April 1878.
Aldus uitgebragt ter vergadering van den raad van de ge
meente Leeuwarden.
C. van EIJSINGA, Rapp. der le sectie.
J. J. KUIPERS, 2e
8. T. BAKKER, 3e
Bijlage tot het verslag der handelingen v
VOORSTEL van burgemeester en wothouders
betreffende het aanbrengen van eenige
nad9re wijzigingen in do gomeonto-begroo-
ting, dienst 1877.
MIJNE HEEREN
Wij hebben de eer u hiernevens aan te bieden ontwerp van
een besluit tot het aanbrengen van eenige nadere wijzigingen
in de begrooting van inkomsten en uitgaven dezer gemeente
voor het dienstjaar 1877.
De redenen die daartoe aanleiding gevenzijnnaar wij ons
vleijen, voldoende omschreven in de mede hierbij gevoegde
memorie van toelichtingwaarom wij de eer hebben u bij deze
voor te stellenaan voormeld besluit en bijbehoorende memo
rie van toelichting uwe goedkeuring te hechten.
Voorgesteld ter raadsvergadering van den 27 Junij 1878,
door
Burgmeester en Wethouders van Leeuwarden.
ONTWERP.
De raad der gemeente Leeuwarden
In aanmerking nemende dat er noodzakelijkheid bestaat tot
nadere wijziging der gemeentebegiootingvoor het dienst
jaar 1878.
Besluit:
De begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
het dienstjaar 1877zooals die laatstelijk gewijzigd is vastge
steld bij raadsbesluit van den 27 September 1877goedgekeurd
door gedeputeerde staten bji resolutie van den 4 October d.a.v.,
no. 18, nader te wijzigen als volgt:
INKOMSTEN.
Hoofdstuk II.
Afdeeling IV.
Art. 1. Plaatselijke directe belasting op bet inkomen ge
raamd op eene zuivere opbrengst van 127,375.50te vorhoo-
gen met ƒ4000 en te brengen op f 131,375.50welk bedrag
tevens het totaal wordt der IVe afdeeling.
Afdeeling VIII.
Art. 3. Opbrengst van bruggeldengeraamd op G845.50
te verhoogen met 2000 en te brengen op 8845.50.
Art. 6. Opbrengst van de marktgelden
Onderdeel bwegens de veemarktbegroot op 10,500te
verhoogen met 1300 en te brengen op ƒ11,800, waarna bet
totaal van art. 6 wordt 14,825, dat van afd. VIII ƒ67,007.50
en dat van hoofdstuk II ƒ240,761.10.
Hoofdstuk IV.
Art. 1. Opbrengst der exploitatie van de gasfabriekbegroot
op 120,681.20te verhoogen met 7400 en te brengen op
128,081.20.
Art. la. Opbrengst der exploitatie van bet aschlandmet
inbegrip der ontvangst wegens verkochte puinbegroot op
ƒ48,5013, te verhoogen met ƒ4000 en te brongen op 52.500.
Na deze wijzigingen wordt het totaal van hoofdstuk IV
275,537.20.
Hoofdstuk V.
Afdeeling II.
Art. 1. Verkoop van gebouwde en ongebouwde eigendom
men, aangebragt voor memorie, uit te trekkeD met ƒ620,
waardoor het totaal dezer afdeeling wordt 7620 en dat van
hoofdstuk V 83,620 terwijl door voren omschreven wijzigin
gen het totaal der inkomsten nader wordt gebragt op
710,834.23s.
Bijvoegsei,, behoorende bij de Leeuwarder Courant.
n den gemeenteraad te Leeuwarden, 1878. 33
UITGAVEN.
Hoofdstuk III.
Afdeeling I.
Art. 1. Onderhoud van wegen, straten enz., geraamd op
ƒ9135, te verhoogen met 10,150 en te brengen op ƒ19,285.
Art. 2. Onderhoud van vaarten waterleidingen bruggen
pijpen enz.geraamd op 4366te verhoogen met 2040 en
te brengen op 6406.
Tengevolge daarvan bet totaal der Ie afd. te verhoogen tot
43,701 en dat van hoofdstuk III tot 330,067.60.
Hoofdstuk VI.
Afdeeling II.
Onder deze afdeeling als nieuw artikel aan te brengen art. 6.
Kosten van uitvoering der verordening op de prostitutie ƒ675.
In verband hiermede nader vast te stellen het totaal der lie
afdeeling op 2700 en dat van hoofdstuk VI op 33,402.64.
Hoofdstuk VII.
Afdeeling II.
Art. 1. Kosten van het gymnasium begroot op ƒ6500, te
verhoogen met 655 en te brengen op 7155.
Art. 4. Jaarwedden der onderwijzers aan de scholen voor
gewoon en uitgebreid lager onderwijs, geraamd op ƒ60,870, te
verhoogen met f 700 en te brengen op 61,570.
Art. 10. Onderhoud en schoonmaken van schoollokalen enz.,
geraamd op 3771 te verhoogen met 5100 en te brengen op
8871.
Tengevolge vorenstaande wijzigingen nader vast te stellen het
totaal dezer afdeeling op 114,316, dat van hoofdstuk VII op
185,622.05 en het totaal der uitgaven op 710,823.29.
In verband met een en ander de balans der begrooting nader
vaBt te stellen als volgt:
Inkomsten 710.834.23s.
Uitgaven 710,823.29.
Waarschijnlijk batig saldo 10.94s.
Vastgesteld den
ONTWERP.
MEMORIE van TOELICHTING bij het besluit
van den raad der gemeente Leeuwaudon,
tot nadere wijziging der begrooting van
inkomsten en uitgaven dier gemoonte
voor het dienstjaar 1877.
Ter verevening der uitgaven van buitengewonen aardover
1877vereischt geworden tot bijzondere herstelling of verbete
ring van openbare wegenstratenbruggen enz.zoomede van
schoolgebouwenis het noodzakelijk in de gemeente-begrooting
voor 1877 alsnog eenige wijzigingen aan te brengen, waartoe
het nevensgevoegd besluit is strekkende.
Ten opzigte van de daarin omschreven wijzigingen wordt het
volgende opgemerkt
INKOMSTEN.
Hoofdstuk II.
Afdeeling IV.
Art. 1. Volgens het bij de vaststelling der begrooting voor
1877 genomen besluit werden de aanslagen in de belasting op
het inkomen ten kobiere gebragtberekend naar 3.75 ten
honderd van het belastbaar inkomen. Aangezien naar die be
rekening het totaal der aanslagen de raming deswege vrij be
langrijk overtrof, werd bij de vaststelling van het primitief
kohier bepaalddat van het cijfer der aanslagen niet meer dan
88 pet. zou worden ingevorderd.
Niettegenstaande deze bepalingheeft de opbrengst dezer be
lasting het cijfer bereikt van ruim ƒ131,600, zoodat er geen
10