Hijlage no, 3. Bijlage tot het verslag der handelingen van VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot vaststelling eener verordeninghoudende bopalingen omtrent het verleeuen van pensioen of wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en be dienden met ontwerp-verordening. Den 23 November 1875 werd door burgemeester en wethou ders ter goedkeuring aan Uwe vergadering aangeboden eeno concept-verordening houdende bepalingen aangaande het ver- leonen van pensioen of wachtgeld aan gemeentelijke ambtena ren en bedienden. Dit voorstel, waarbij ons collegie van het beginsel was uitge gaan dat het onderwerp der pensioenen uitsluitend behoorde geregeld te worden om alle ambtenaren en bedienden voor het vervolg zooveel mogelijk naar denzelfden maatstaf' te behande len doch geonszins om eenig regt aan dio ambtenaren tegen over de gemeente te verleenen, het mogt zooals bekend is geen voldoende bijval verwerven, daar uwe vergadering, zij het ook met eene kleine meerderheidbesloot het niet aan te nemen en burgemeester en wethouders uitnoodigde aan 's raads onderzoek en goedkeuring te onderwerpon eene concept-veror dening waarbijonder bepaalde voorwaardenaanspraak op pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en bedienden zou worden verleend. Na het zeer uitvoerig onderzoek en de herhaalde gedachten- wisseling aan het ontwerpen der oorspronkelijhe concept-veror dening voorafgegaankan het niet bevreemden, dat de overtui ging der leden van ons collegie omtrent het beginsel dat aan de verordening ten grondslag behoorde te strekken onveranderd bleef, en het ontwerpen eener verordening op een geheel tegenoverge steld beginsel geschoeid eigenaardige bezwaren moest opleveren. Nog steeds blijven burgemeester en wethouders de meening toegedaan, dat het scheppen van nieuwe aanspraken voor de ambtenaren waardoor als het ware een vorderingsregt tegen over de gemeente wordt erkend, zonder daarmede gepaard gaande verpligtingcn hunnerzijds, een ongemotiveerd en ge vaarlijk gunstbewijs moot worden geacht. Het tot stand bren gen van een pensioenfonds uit do bijdragen der belanghebben den, die zoodoende een regt op uitkeering der bijeengebragte fondsen zouden erlangen, is bij het beperkt getal onzer amb tenaren eene zaak die ongetwijfeld schipbreuk zoude lijden zooals ook door uwe vergadering zelve is erkend. De eenige mogelijke weg die derhalve schijnt te kunnen worden ingesla gen is deze om bij de erkenning van het regt op pensioen ceno geringe geldelijke bijdrago van de ambtenaren te vorde ren die hoezeer onvoldoende om de finantiële bezwaren der vcrpligte pensionering te kunnen dekkentoch eenigermate tegemoet komt in den last die ten bate dier ambtenaren op de gemeentekas wordt gelegd. Een dergelijk denkbeeld kwam ons ook voor, dat blijkens het verslag der commissie van rappor teurs uit de sectiën bij de behandeling van ons vroeger aan geboden voorstel, bij de meerderheid van den raad bijval had gevonden. Wij zagen dit beginsel mede nedergelegd in eene verordening van den Leidschon gemeenteraadregelendo het pensioen aan gemeente-ambtenaren en bedienden te verstrekken, en hebben derhalve die verordening, behoudens enkele nader aan te dui den wijzigingen, ten leiddraad genomen bij het thans aange boden ontwerp, welks bijzondere bepalingen wij achtereenvol gens zullen toelichten. Art. 1. In afwijking van hot vroegere ontwerp en in navol ging van de Leidsche verordening zijn do ambtenaren, die voor het erlangen van pensioen of wachtgeld in aanmerking komen niet afzonderlijk genoemdmaar heeft men zich tot eene alge- meene omschrijving bepaald, waardoor het bezwaar wordt ver meden, om bjj voorkomende wijzigingen in de bonamingen der BlJVOEQSELBEHOORENDE BIJ DE LEEUWARDER COURANT den gemeenteraad to Leeuwarden, 1878. 7 ambtenaren of toevoeging van nieuweook telkens deze ver ordening te moeten herzien. Ten overvloede wordt echter in art. 5 aan burgemeester en wethouders het ontwerpen en aanhouden opgedragen eener lijst der ambtenaren, die eventueel op het genot van pensioen aan spraak kunnen maken. Door de uitdrukking .zijdie voor vast ten dienste der ge meente worden aangesteld"wordt voldoende aangeduid dat zij die tijdelijk of voor een bepaald aantal jaren of als loonbedien den worden benoemdniet onder do hier bedoelde ambtenaren en bedienden zijn begrepen. Behalve de ambtenaren door den gemeenteraad en door burgemeester en wethouders aan te stel len worden ook inzonderheid met het oog op de gemeente politie genoemd, die welke door den Koning of door den burge meester worden benoemd. Gemeente-ambtenaren daarentegen door gedeputeerde staten of door raads-commissiën benoemd zijn in deze gemeente niet aanwezigzoodat het niet noodig schijnt de zoodanigen op het voetspoor der Leidsche verorde ning aan te duiden. Art. 2. Terwijl naar 's raads bedoeling bij dit artikel onder zekere voorwaarden een aanspraak der ambtenaren op het ge not van pensioen wordt erkendblijven daarvan uitgesloten zij, die ter zake van hunne bediening reeds aanspraak op pensioen van rijkswege kunnen doen gelden. Bij 'de zeer geringe bijdragevolgens dit ontwerp gevorderd, om aanspraak op pensioen te kunnen makenschijnt het toch onraadzaam den lering der personendie van deze gunstige be paling mogen gebruik maken, vorder uit te breiden dan met het oog op eene billijke toepassing der verordening noodig is, vooral ten einde geene speculatie op do toekomst uit te lok ken, die voor de gemeente waarschijnlijk hoogst bezwarend zou worden. Art. 3 is nagenoeg gelijkluidend met art. 2 van het vorige ontwerpwaartegen geene bedenkingen zijn gemaakt. Art. 4 aanwijzende het bedrag der te verleenen pensioenen wijkt daarentegen belangrijk af van hetgeen daaromtrent in het vorig ontwerp was bepaald. Daar het genot van pensioen, als een verkregen regt na voldoening van de bepaalde voorwaarden wordt erkenden het bestuur alzoo verpligt zal zijn aan porrenen in de termen val lende pensioen te verleenenzonder daarbij den min of meer gunstigon staat van de gemeente-finanticn in aanmerking te mogen nemen, achten wij te groote vrijgevigheid met betrek king tot eene regeling, wier gevolgen eerst later zullen worden gevoeldniet raadzaam. Volgens het oorspronkelijk ontwerp kon het pensioen worden vastgesteldvoor ieder jaar dienst op het eenzestigste der wedde door den aanvrager gedurende de vijf laatste jaren genoten. Was derhalve iemand op zijn 65e jaar b. v. 20 jaar tegen eeno bezoldiging van ƒ600, 10 jaar tegen eeno van ƒ800 en 5 jaar tegen eene van 1000 als gemeente-ambtenaar werkzaam ge weest dan zon het. bedrag op 35 maal - van 1000of on geveer ƒ583.10 moeten worden gesteld. Volgens de thans ont worpen regeling heeft do aanvrager regt op 20 maal 1 van ƒ600, 10 maal l/fo van ƒ800 en 5 maal ]/fo van ƒ1000, te zamen ƒ416 63 voor welk pensioen hij in 35 jaren tijds aan kapitaal niet meer dan 250 zal hebben bijgedragen. Art. 5. De beslissing omtrent de aanvragen om pensioen dient als eene zaak van uitvoering aan het collegie \an dage- lijksch bestuur te worden overgelaten. Ten einde evenwel den raad niet onkundig tc laten aangaande do genomen beschikkingen cn dc motieven, dio daartoe hobbcn geleid is mededooïing daarvan bij dc laatste alinea voorgeschreven. Art. 6 cn volgende, houdende bepalingen omtrent hot verlee nen van wachtgelden zijn nagenoeg onveranderd overgenomen uit het vorig ontwerp. De hiertoe betrekkelijke voorschriften berusten op een beginsel van billijkheid dat afgescheiden van do pensioensregeling moot worden beoordeeld. 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1878 | | pagina 4