110 Bijlage tot het verslag der handelingen va gelddat daarbij is gerekend op de kosten voor den aankoop cener uitgestelde lijfrente, en zoo het blijkt, dat dit niet het geval iszou het geacht kunnen worden op hun weg te lig- en oen voorstel tot verhooging dier traktementen te doen, om o ambtenaren in staat te stellen zelve te kunnen zorgen voor den kwaden dag. Na de redactie van het concept-rapport en het door de meer derheid uwer commissie te doen voorstelheeft de rapporteur der eerste sectie nog eene nota ingediend die het geschikat hier cc::o plaats vindtdaar zij strekt tot Eadere verdediging der hier behandelde stelling. Die nota is van den navolgenden inhoud - De rapporteur van de eerste sectie in zake de pensioen» regeling kan zich niet vereenigen met de algemeene strekking v in <!e door do meerderheid der commissie van rapporteurs voorgestelde ontwerp-verordening en de daartoe leidende over- v.n omtrent het verleenen van pensioen en wachtgeld aan g( nte ambtenaren en bedienden. i ij acht het stellen van vaste regelen op het verleenen van pensioen onnoodig en ongeraden. 1, Onnoodig omdat do gemeentewet (art. 136), wèl aan den raad op dringt het regelen van de bezoldiging der gemeente-ambtenaren en t i dienden, maar niet gewaagt van eene regeling van pen' sioenen b orn'at het belang der gemeente en de billijkheid wèl som- en onder zekere omstandigheden eene uitzondering op :ing aanbevelen, maar die uitzonderingenzonder haar kr c e verliezen, met tot regel gemaakt kunnen worden, dc voorkomende omstandigheden beoordeeld moeten wordcr O' lat (te wijze waarop de gemeenteraad van Leeuwarden b ro in dezen is te werk gegaan, geene overwegende b aan de zijde des gemeenteraads en geene regtmatige re a van b kJag aan eenig ontslagen of op wachtgeld gestelden ambtenaar heeft opgeleverd. 2. Ongeraden omdat de gemeenteraad daardoor eene verpligting zou aan vaarden en een regt zou toekennen, die niet in de wet gegrond rrn en daardoor de verhouding zou verstoren, in welke hij door den wetgever tot zijne ambtenaren en bedienden gesteld is; omdat eene onverpjigte toekenning van dat regt een be- gmscl in het leven zou roepen, 't welk door de ervaring van vroeger tijden, wegens de misbruiken waartoe het hier te lande zoowel als elders, met name in Frankrijk, leidde en de schat ten die het verzwolgdoor de landsregering met betrekking tot hare burgerlijke ambtenaren onhoudbaar is geacht en eene ver nieuwing daarvan volgens de leer eener gezonde en practische staathuishoudkunde niet te regtvaardigen is c. omdat een beroep op de karigheid der bezoldigingen in het algemeenniet bezworen wordt door het geven van uitzigt op pensioen, en dat uitzigt in de verte des ambtenaarsbehoeften voor het tegenwoordige niet kan bevredigen en den aandrang tot verhooging van die bezoldigingen niet zal tegenhouden. d. omdat de gemeenteraadals hij eenmaal de zorg voor de toekomst op zich neemt, wèl weet waarmede hij begintmaar nietwaarmede hij en degenen die hem in het bestuur zullen opvolgen, eindigen moeten. Vordert men voor den ambtenaar en bediendedat zij in de waarneming van hunne werkzaamheden niet belemmerd worden door zorg voor de toekomstdan mag men die zorg niet enkel betrekken tot zijn persoon maar evenzeer tot zijn gezin en de genen die hij eenmaal zal achterlaten; dan moet tevens worden voorzien in een pensioen voor zjjne weduwe en kinderen. Dat is de natuurlijke consequentie van den gestelden eisch. Tegenover dien eisch echter mag men óók als men do men- schen neemt zooals zij zijnmet den hoogleeraar Vissering (in zijn handboek voor practische staathuishoudkunde 3 St. pag. i den gemeenteraad te Leeuwarden1878. 244) stellen, „dat niets meer tot traagheid en slofheid verlokt, dan de zekerheid dat men eenmaal een betrekking hebbende haar ook behouden zal en zelfs voor do toekomst geborgen te e. omdat het doodend is voor het particulier initiatief en de rigting des tijdsom zich zeiven te helpen en zichin vereeni- ging met anderente waarborgen tegen alle eventualiteiten tegengaat. Bestaat er eenige kansdat ten dezen uit de ver- eeniging „Eigen Hulp" iets goeds geboren wordtof dat een algemeen pensioenfonds tot stand kome zooals door den hoog leeraar van Geer (inde Ecoyiomist van April dezes j aars) als wen- schelijk werd aanbevolen, een pensioenfonds, namelijk waarin alle ambtenaren ook die van provinciën en gemeenten zouden deelen dan mag het voor onze gemeente wel geraden worden geachtop die bewegingen door het vaststellen van eene ver ordening op dat stukthans niet vooruit te loopen f. omdat het verleenen van pensioen aan ambtenaren die wegens ouderdom of gebreken voor den dienst ongeschikt wor den ofschoon in eenige gevallen nuttigin enkele zelfs nood zakelijk te achtenals algemeene regel uitdrukkelijk wordt afgekeurd en ontraden door mannen als de hoogleeraar Visse ring (in zijn Handboek hiervoren genoemd) en de redacteurs van de Gemeentestem, de vraagbaak in alle kwestiën van ge meentebelang aan wier oordeel op dit gebied immers wel eenig gewigt mag worden gehecht en aan wier uitspraken wel getoetst mogen worden de theoriën van den Franschen schrijver Vivien voor en aleer men tot de keus tueschen de twee met elkander strijdende beginselen overgaat, welke door deze schrijvers als voorop gezet worden." „Op eene bezoldigingdie in billijke verhouding staat tot des amotenaars of bediendens bekwaamheid en zijne werkzaamheden, dat erkent de rapporteur in do minderheid, heeft de gemeente ambtenaar regten het is pligt en belang voor de gemeente hem die (voor zoo verre dit niet reeds geschiedt) toe te kennen. „„Voldoet die bezoldiging niet aan te mans levensbehoeftendan past hem"" het zijn de woorden van prof. Vissering, „„die werkkring nieten zoeke hij eenen anderen of hij beperke zijne levensbehoeften." De meerderheid der rapporteurs meent op de bedenkingen van den rapporteur der eerste sectie het volgende te moeten antwoorden. Punt la. Dat de gemeentewet niet gewaagt van eene rege ling der pensioenen kan moeijelijk worden aangevoerd als bewijs dat zoodanige regeling onnoodig zou zijn. De gemeentewet om schrijft niet alle zaken die noodig zijn. Zij laat het oordeel over hetgeen in het belang der gemeente noodig is over aan de gemeenteraden zelve. Punt 16. De meerderheid der commissie van rapporteurs acht juist eene regeling in het belang der gemeente en om redenen van billijkheid noodig. Die regeling zal er te meer toe bijdragen, dat bij vacatures zich bekwame en geschikte personen aanmel den en deze zullen later niet zoo ligt in dienst van het rijk of van andere gemeenten overgaan. Zij wordt te meer noodig nu reeds in minstens zestien belangrijke gemeenten van ons land zoodanige regelen bestaan(zie het opstel van prof. van Geer in de Economist van April 1878, bladz. 443). Do billijkheid eischt juist eene regeling, omdat het telkens op nieuw beoordee- len der „uitzondering" tot willekeur en dus tot onbillijkheid aanleiding kan geven. Punt lc. Nogthans is de meerderheid van den raad vóór eene regeling. Ook werd in dezelfde sectiewaarin de rapporteur in de minderheid zitting had op zeker geval gewezen. Zi]n rapport omtrent dit punt luidt als volgt: „Zelfs werd de vraag gedaan, of inderdaad de tot hiertoe gevolgde wijze van handelen zooveel bezwaar had opgeleverd, en aan eenig ontslagen of op wachtgeld gestelden ambtenaar regtmatige reden van beklag had gegeven. Een enkel geval waarop wel eens door sommige leden van den raad gedoeld is kon daarvoor meende men niet als bewijs gelden". Bijlage tot het verslag der handelingen vai Bestaat er eene regelingdan kan de raad elke aanvraag om ontslag met pensioen toetsen aan en het bedrag van het pensioen bepalen naar de vastgestelde regelen, en hierop wordt, blijkens do vroegere rapporten en beraadslagingen omtrent de pensioen- kwestie door do meeste leden van den raad prijs gesteld. Punt 2a. Elke regeling omtrent het verleenen van pensioen brengt nog geene „verpligting" tot het toekennen van pensioen mede. Te dezen opzigte heeft men slechts te verwijzen naar de eerste conceptverordening door burgemeester en wethouders ingediend (zie do bijlage no. 24 tot het verslag van te raads handelingen 1875). Verder is het de meerderheid der commissie van rapporteurs niet duidelijkhoe door het toekennen van regt op pensioen de vorhouding verstoord zou worden waarin de wetgever den ge meenteraad tot de ambtenaren en bedienden der gemeente heeft gesteld. Punt 26. De misbruikenwaaraan hier herinnerd wordt waren hier te lande (om van andere rijken maar niet te spre ken) hoofdzakelijk het gevolg van het gemis eener wettelijke regeling. Om dit aan te toonen schrijven we het volgende over uit het „Algemeen verslag den 4 April 1846 in de centrale afdeeliug der tweede kamer van de staten-generaal vastgesteld (zie wet betreffende de burgerlijke pensioenen van 9 Mei 1846 btaatsblad no. 24, benevens verzameling van stukken tot der- zelver daarstelling invoering en uitvoering betrekkelijk teGra- venhage, 1848) „De geschiedenis der pensioenen en pensioen fondsen in Nederland heeft aan die namen treurige herinneringen verbonden. „Luid en algemeen waren sedert lang de klagten over de onregelmatige en kwistige wijze waarop de regering bij he? pensioneren te werk ging. Eu mogen ook al die klagten som tijds overdreven zijn geweest, wie zal het ontkennen, wanneer hij de sommen Dagaatdie op de staatsbegrooting voor pensioenen zijn uitgetrokken, dat die sommen buiten alle verhouding zijn met de overige kosten der huishouding van den staat, en met de krachten van een land als het onze? „De grond der kwaal was daarin gelegen, dat het belangrijke onderwerp tot op den huidigen dag eene wettelijke regeling miste. Dezelfde magt die de besluiten had daargesteld, rekende zich ook bevoegd, om van de daarbij gestelde grondslagen af te wijkenen behield zich ten allen overvloede uitdrukkelijk de bevoegdheid daartoe om bijzondere redenen voor." Punt 2c. Het verleenen van aanspraak op pensioen op 65- jarigen leeftijd kan met. eene gemiddelde indirecte verhooging der tractementen met 5 6 gelijk gesteld worden. Nu spreekt het wel van zelf, dat dit niet alle aandrang tot yerhooging van bezoldiging zal kunnen tegenhouden. De meerderheid der commissie van rapporteurs betwijfelt dan ook, of di\t wel het doel met eene pensioenregeling behoort te zijn. Punt 2d. Juist bij hot bestaan eener regeling weet men waar men begint en waar men eindigt. Men kan dan eene vrij juiste berekening maken van het bedrag dat de gemeente jaar lijks gemiddeld aan pensioenen zal hebben uit te iteereu. Ont breekt eene regeling, dan zal men alligt. wanneer de finantiën der gemeente gunstig zijn, spoediger een gevalwaarin pensioen moet worden verleend als „uuttig" of „noodzakelijk" erkennen (zie het volgende punt), terwijl men ouder andere finantiële om standigheden daarover anders zal denken. In het laatste geval zal men onbruikbaar gewordeu ambtenaren tot nadeel van den dienst aanhouden of hen ontslaan zonder of met een lager pensioen dan men vroeger heeft verleend. Op de bewering omtrent de natuurlijke consequentiedie het lid in de minderheid meent dat er gelegen is in den eischdat de gemeente de zorg voor de toekomst harer ambtenaren op zich neme antwoordt do meerderheid, dat noch Vivien in zjjne „Etudes admiuistratives"noch Bluntschli in zijn „Algemeen ötaatsregt", noch Ferf in zija „Akadomisch proefschrift over de den gemeenteraad te Leeuwarden, 1878. Ill regten en pligten der ambtenaren"die overigens allo het regt van den ambtenaar op pensioen verdedigen den eisch stellendat de staat ook zijne zorg uitstrekke tot de weduwen en weezen der ambtenaren. Integendeelde beide laatsten ontkennen uit drukkelijk dat de staat daartoe verpligt zou zijn, zij noemen alleen eene openbare pensioenkas voor de weduwen en weezen der ambtenareneene heilzame instelling. Ook het pensioenverbonddat hier te lande voor ruim een tweetal jaren is opgerigtstreeft wel naar het van rijkswege oprigten van een algemeen ambtenaars-weduwen en wezenfonds (voor sommige cathegoriën van ambtenaren bestaan reeds rijks- fondsen) doch het vordert volstrekt nietdat de daartoe noodige bijdragen uit de schatkist zullen worden betaald. Ten aanzien der aanhaling uit het „Handboek" van den hoogleeraar Vissering wordt opgemerktdat niemand zeker is dat hij de betrekking die hij bekleedt behouden zaldaar. met uitzondering van de leden der regtelijke magtgeen enkel ambtenaar onafzetbaar is; dat wanneer traagheid en slofheid geduld wordtdit een gebrek is in de organisatie van den dienst of te wijten is aan een minder goed toezigt der supérieuren dat er nog altijd gefortuneerde ambtenaren zijnbij wie do financiële prikkel weinig of geen dienst kan doen daar die buiten hunne betrekking en voor het heden en voor de toekomst geborgen zijn. Da ambtenaren vinden overigens ook bij uitzigt op pensioen nog genoeg prikkels in hot stelsel van bevorde ring, want om hiervoor in aanmerking te kunnen komen is traagheid en slofheid geene aaubeveliug. Ja, het uitzigt op pensioen is zelfs een spoorslag te meer om ijver en belangstel ling te betoonenwant hoe hooger bezoldiging, hoe hooger pensioen. Pnnt 2c. Dat het toekenaen van pensioen te ontraden is omdat het doodend voor het particulier initiatief zou zijn wordt door de feiten weersproken. Immers de vereeniging „Eigen Hulp" is juist in 't leven geroepen door rijks ambtenarendie allen op pensioen kunnen rekenenen een groot aantal ambte naren zijn lid dier vereenigingdie tevens kunnen rekenen op een pensioen voor hunne weduwen en weezon zooals de militaire ambtenaren de ambtenaren aan de departementen van algemeen bestuur en die bij den rijks waterstaat. Tegen de denkbeelden van den hoogleeraar van Geer in de „Economist" van April j 1. worden in afl. van JunijJulij door rar. E. Bergsmaernstige bezwaren geopperden behalve dat die denkbeelden nog op verre na niet verwezenlijkt zijn en dit misschien nimmer zullen wordenzou eene pensioenregeling ten deze nog weinig of niets préjudicieeren. Professor van Geer aegt daaromtrent (biadz. 472 van zijn oveubedoeld opstel) „Even zoo zou het bestuur van provincie of gemeente de ambtenaren, die zij aanstelt, kunnen verpligten aai dit fonds op gelijke voor waarden deel te nemen, terwijl het dan de stortingen uit eigen kas en niet uit de bezoldiging der ambtenaren kan bestrijden ingeval hot de pensioenen reeds voor eigen rekening heeft ge nomen of voornemens is dit in het vervolg te doen." Punt 2f. Tegenover het gevoelen van den hoogleeraar Visse ring staat dat van VivienBluntschli en Ferf en last not least, dat van den hoogleeraar van Geer. Deze zegt in het meer aangehaalde artikel der Economistbladz 471: „Voor zeker zouden al deze moeilijkheden voorkomen wordenindien men eenvoudig de geheele pensioneeriug van ambtenaren op den ouden dag afschafte en het aan hun zei ven overliet daar voor te zorgen. Dan staat het aan hern z >oveel in goede jaren over te leggendat hij er op den ouden dag van teren kanof wel hiertoe bij eene particuliere levensverzekering maatschappij eene uitgestelde lijfrente te koopen. De ervaring heeft in- tusschen genoegzaam aangetoond, dat deze toestand onbereik baar is. De ambtenaar, die fortuin bezit, heeft hierin ook ge noegzaam middelen om zijne laatste levensjaren behoorlijk te verzorgenen hij die dit niet heeftzal er niet ligt toe komen uit eigen beweging zooveel uit eeue voor zijno gewone behoeften

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1878 | | pagina 56