114 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1878. gebaseerd, blijkt dat de pensioeDsregelingovereenkomstig het nieuwe ontwerp, der gemeente jaarlijks gemiddeld hoogstens f 2084 meer zou kostendan wanneer er geene regeling wordt gemaakt, maar men op den tot dus ver gevolgden voet voort gaat, terwijl het verschil met de thans uitgekeerd wordende pensioenen rlecbts ruim f 1700 zou bedragen. De meerderheid uwer commissie meent te moien opmerken, dat bij deze uitkometen er wel geene sprake kan zijn, dateene pensioensregeling overeenkomstig hare voorstellen een gevaar vcor de finantiën der gemeente zal opleveren. Wel is waar is bij de door ons gemaakte berekening op geene wachtgelden gerekenddoch die worden in elk geval bij uitzondering verleend en zouden vrij zekerook zonder eene bestaande regeling, in daartoe leidende gevallen worden toe gekend. 4°. De ambtenaren hebben regt op pensioenhet toe te kennen is tevens in het belang der gemeentede pensioenen moeten ge heel komen ten laste der gemeente. De ledendie de eerste stelling verdedigen willen den amb tenaar „voldoende" bezoldigen. In de tweede sectie werd ge vraagdWat is eene voldoende bezoldiging? Wat of wie geeft daarvoor den maatstaf aan De rapporteur in de minderheid heeft daarop een antwoord. Hij zegt„een gemeente-ambtenaar heeft regt op eene bezol diging die in billijke verhouding staat tot des ambtenaars of bediendens bekwaamheid en zijne werkzaamheden." Ook schijnt niet te worden ontkenddat in die bezoldiging een deel moet worden begrepen, dat de ambtenaar kan bestemmen tot den aan koop eener uitgestelde lijfrente. Waartoe anders het verwijzen naar levensverzekering maatschappijen. Blijkbaar echter stellen die leden de staats- of gemeentedienst eenvoudig gelijk met een gewoon beroep of betrekking. Zij willen den ambtenaar beloond hebben naar den aard van zijn werk naar hetgeen hg werkt en gedurende den tijd dat hij werkt. Die voorstelling der zaak werd in de tweede sectieals met de werkelijkheid in strijdonjuist genoemd. De rapporteur dier sectie wenscht dit hier nader aan te toonen. De vergoeding, die den ambtenaar in geld wordt toegekend noemt men niet: loon, winst of verdienste, maar tractement, wedde of bezoldiging. Deze verschillende benamingen zijn niet zonder beteekenis. Loon winstverdienste geniet men van eene bepaalde zaak of een bepaald werkis die zaak afgedaan of dat werk afgeloopen dan houdt het loon op of is de winst ge noten. De hoegrootheid van het loon regelt zich grootendeels naar vraag en aanbod; het wisselt dikwijls snel en sterk af; het regelt zich ook naar ieders individuele bekwaamheid en ge schiktheid. Niet alzoo is het met de bezoldiging van den ambtenaar. Niet de persoon wordt eigenlijk bezoldigdmaar de betrekking. Het tractement aan de betrekking verbonden blijft gelijkonver schillig wie haar waarneemt. Het regelt zich niet naar een be paald werk, want de werkzaamheden kunnen door maatrege len van het bestuur vermeerderd of verminderd wordenzonder dat de bezoldiging wordt gewijzigd. Het regelt zich evenmin naar de individueele bekwaamheid of geschiktheid van den amb tenaar. Heeft iemand eenmaal de betrekking dan geniet hij ook de bezoldiginghij moge dan weinig of veel bekwaamheid of geschiktheid toonen. In het eerste geval kan het tengevolge hebbendat hij niet tot eene hoogere betrekking wordt bevorderd. Het tractement staat ook niet in verhouding tot den aard van het werkmaar veel meer in verhouding tot de positie en den rangdie de ambtenaar inneemt. Het gebeurt niet zeldendat een ambtenaar die eene lage bezoldiging genietgewigtiger en belangrijker diensten presteertdan een die een ruimer bezoldi ging geniet, omdat hij in rang hooger staat. Het regelt zich ook niet naar de mate van het werk. Veelal ziet men, dat een hooggeplaatst ambtenaar minder werk heeft te verrigten dan een lager geplaatst ambtenaaren dat dus hunne bezoldiging in dit opzigt in omgekeerde verhou ding staat. Een commies der belastingen van de 4e klasse heeft hetzelfde te doen als een commies der le klaese, maar hunne tractementen zijn zeer verschillend. Een politie bediende der 3e klasse in deze gemeente geniet eene bezoldiging van /'500, een der le klasse ƒ580, zonder dat er misschien eenig verschil bestaat tusschen het werk dat beiden hebben te verrigten. Na een zeker aantal jaren erlangt een hoofdonderwijzer alhier eene hoogere bezoldigingterwijl het kan zijn dat het aantal school kinderen is verminderd. Het tractement regelt zich ook niet naar den tijddat er gewerkt wordt. De ambtenaar wordt niet per dag of per uur betaald. Mogen in den regel ook vaste uren voor het werk zijn bepaaldzoo mag hg onder buitengewone omstandigheden zich daarop toch niet beroepen. Zijn pligt brengt mede, zoo noodig meer uren aan zijne betrekking te wijden dan bij zijne instructie of door usance mogt zijn bepaald. Als een ambtenaar ziek of met verlof afwezig isblijft zijne bezoldiging doorloopenterwijl de taak van den afwezige door andere ambtenaren moet worden vervuldzonder dat daarvoor eene speciale belooning kan worden gevorderd. Een ambtenaar begint in den regel met een klein tractement, dat door bevordering successievelijk grooter wordt; het is dik wijls het grootst als hij aan het einde van zijn ambtelijke loop baan is gekomen. Zijne bezoldiging klimt nog vaak als zijne geschiktheid reeds merkbaar afneemt. Nog wordt opgemerkt, dat een ambtenaar noch zelfs zijne vrouw eene zaak mag drijven. Zelfs mag een rijksambtenaar zonder de koninklijke toestemming geene andere bezoldigde be trekking aanvaarden. Een ambteloos burger is in dit opzigt niet het minst beperkt. Ook kan zoodanige burger op alle mogelijke wijzen partij trekken van zjjne kunde, ijver <n bekwaamheid, terwijl een ambtenaar rustig moet blijven wachten op het ontstaan van vacatures, om bevordering te kunnen erlangen. Al deze opmerkingen zijn zeker voldoende om aan te toonen dat eene betrekking in dienst van staat of gemeente niet met een gewoon beroep kan worden gelijk gesteld, en tevens dat in de staats- en gemeentedienst geen „loon naar werk" wordt verleend. De ambtenaar geniet eene bezoldiging, die veelal met de toeneming zijner behoeften klimt. In ruil voor zijne diensten neemt de staat het levensonder houd van den ambtenaar op zichhij regelt de bezoldigingen niet zoo zeer naar de hoeveelheid of den aard van het werk dat den ambtenaar wordt opgedragenmaar veel meerzoo niet uitsluitendnaar den rang die de ambtenaar bekleedt en de positiedie hij in do maatschappij behoort in te nemen. Dat de bezoldiging in den regel niet hooger is, dan om in het dagelijksch levensonderhouden nog vaak met moeitete voorzienbehoeft nauwelijks te worden herinnerd. Evenmin schijnt het noodzakelijk hier aan te toonendoor welke oor zaken de bezoldigingen gewoonlijk op een zeer laag peil worden gehouden. Uit de bijzondere positie nu, waarin de ambtenaar zich be vindt, spruit zijn regt voort, om, ook nog nadat hij wegens ouderdom uit den dienst eervol is ontslagen aanspraak te maken op een tractement in rust. Het niet erkennen van dit regt schijnt mede in strijd met onze grondwet. Volgens art. 6 dier wet is ieder Nederlander tot elke landsbediening benoembaar. Deze bepaling wordt voor velen een doode letter, indien men den ambtenaar het regt op pensioen ontzegtwant zoo daarnevens de regel wordt ge volgd om ieder ambtenaar als hij wegens ouderdom of gebre ken niet meer behoorlijk zijn dienst kan verrigten te ontslaan Bijlage tot het verslag der handelingen va (en zóó behoort het)dan zouden ten slotte een groot aantal betrekkingen slechts aanvaard kunnen worden door personen die genoegzaam fortuin bezitten om op hun ouden dag voor hun eigen onderhoud te kunnen zorgen. Die leden der tweede sectie, welke boweerden dat een amb tenaar regt heeft op pensioen, waren evenzeer van gevoelen, dat het toekennen van pensioen in het belang van eene goede organisatie en prestatie van den dienst is aan te bevelen. De gronden daarvoor zijn hiervoren en in het rapport der voorma lige commissie voldoende opgegeven. Intusschen wenschen die ledendat de tegenwoordige tracte menten voor de verschillende gemeente betrekkingen niet wor den verlaagd door eene korting voor pensioen, omdat zij van meening zijndat die bezoldigingen over het algemeen niet komen boven het peil van levensonderhoud. Om die redenen ookomdat hetgeen in 't belang der gemeente wordt geacht ook door haar moet worden betaaldzijn die leden van oordeel, dat de pensioenen geheel moeten komen ten laste der gemeente. Ook in verband met de verschillende zienswijzen der leden in de algemeene beschouwingen vermeldwerdenzoowel in de sectiën als door uwe commissie aanmerkingen gemaakt om trent de afzonderlijke artikelen der ontwerp verordening. De vele wijzigingen en aanvullingen die noodig geoordeeld werden heeft de meerderheid uwer commissie genoodzaakt een nieuw ontwerp zamen te stellenhetwelk hiernevens is gevoegd. Art. 1 ontw. B. W. In eene der sectiën werd de opmerking gemaakt, dat dit artikel het tweede artikel behoorde te wor den en dat de bepaling van art. 2 vooraf behoorde te gaan omdat daarin het hoofdbeginsel wordt uitgedrukt. Ook meende men in die sectie, dat op het woord „bezoldiging" moet vol gen „uit de gemeentekas"; verder dat op het woord „vast" moet volgen„of periodiek." In eene andere sectie was mon van oordeeldat de function bepaald moesten worden vermeldzoo als in de ontwerp-ver- ordening van 1875 was geschied. Uwe commissie meent, met de omschrijving van art. 1 in bijgevoegd ontwerpaan die bedenkingen te gemoet te zijn gekomen. Zij wil hier al dadelijk rekenschap geven van de vaststelling der lijst in art. 1 opgenomen. Zij is daarbij n. 1. van de vol gende beginselen uitgegaan De ambtenaren en bediendendie voor pensioen of wachtgeld, volgons deze verordening in aanmerking kunnen komen, moeten: 1. door den raad, het dagelijksch bestuur of den burge meester worden benoemd 2. zij moeten bovendien regtstreeks uit de gemeentekas worden bezoldigd 3. hunne ambtelijke betrekking moet niet als een neven betrekking kunnen worden aangemerkt. Ad. 1. Bij benoeming door eene andere autoriteit kan hot gemeentebestuur geen invloed uitoefenen op de benoeming en het ontslag der ambtenaren. Het zou kunnen gebeurendat dergelijk ambtenaar don besten tijd van zijn leven reeds achter den rug had wanneer hij in dienst van deze gemeente werd aangesteldzoodat zij na betrekkelijk zeer korten tijd, met het pensioen werd be zwaard Ad. 2. In dit geval kunnen er wel termen bestaan pensioen te verleenenmaar dit zou danzoo noodigkunnen geschie den uit de kaswaaruit het tractement wordt gekweten. Ad. 3. In het hier bedoelde geval zal de ambtenaar of be diende door het ontslag niet zoodanig nadeel ondervindendat men daartegen behoeft op te zien ais hij werkelijk ongeschikt is geworden voor do verdere waarneming zijner betrokking. Ook op theoretische gronden schijnt geene aanleiding te bestaau om deze personen pensioen toe te kennen. Zoo er in zeer bijzondere gevallen al redenen mogten bestaan om een cntslagen ambtenaar, in deze cathegojyj yellen de, conjgje a den gemeenteraad te Leeuwarden. 1878, 115 ondersteuning te verleenendan zou dit nog bij wijze van gra tificatie kunnen geschieden. Om opgenoemde redenen vindt men o. a. in de lijst niet op genomen den commissaris van politiesommige onderwijzers aan de school voor middelbaar onderwijs voor meisjes verbonden den waag- en marktmeesterden secretaris en bode der armon- kamer, den boekhouder bij de bank van leening enz. Art. 2. In dit artikel wordt van „regt" op pensioen gespro ken, in een ander van „aanspraak" op pensioen. Eene gelijke redactie werd wenschelijk geacht. Het beginselom die ambtenaren welke volgens eene latere wet aanspraak op een rijkspensioen kunnen makenniet van gemeentewege te pensioneeren vindt men terug in de voorlaatste alinea van art. 1 van nevensgevoegd ontwerp. Dit artikel werd overigens in twee sectiën met meerderheid van stemmen verworpen. Art. 3. In twee sectiën had men aanmerkingen op de re dactie. In de eene wenschte men als diensttijd in rekening ge- bragt te ziendioin betrekkingen in art. 1 bedoeld doorge- bragt. In de andere sectie merkte men opdat voor sub II behoorde te worden gelezen„als zij gedurende 40 jaren eene of meor gemeentelijke betrekkingen alhier hebben vervuld". Zooals reeds onder de algemeene beschouwingen is te kennen gegevenis do commissie van rapporteurs ia elk geval van oor deel dat alleen pensioen moet worden verleendwanneer een ambtenaar of bediende door ouderdom of ziels- of ligchaamsge- breken ongeschikt is geworden om zijne betrekking verder naar behooren waar te nemen. Dit is, meent uwe commissie, het zuivere beginseldat zij dan ook uitgedrukt heeft in art 1 le lid van bijgevoegd ontwerp. Die omstandigheid nu kan niet geacht worden noodwendig verbonden te zijn aan een ouderdom van 65 jaar of 40 jaar dienst. Daarom worden die bepalingen gemist in art. 2 van het hier achtervolgende ontwerp. De bepalingen omtrent het geneeskundig onderzoek worden gevonden in art. 5litt. cart. 6 en 7 van dat ontwerp. Om trent die bepalingen zijn enkele toelichtingen misschien niet overbodig. In den regel mag men aannemendat de beambten der po litie en de gaarders der bruggeldenop 65-jarigen leeftijd min der geschikt zijn geworden voor eene goede waarneming hun ner bediening. Vragen zij op dien leeftijd dus hun ontslag of meent de burgemeester of het dagelijksch bestuur hen dit te moeten gevendan schijnt een geneeskundig onderzoek niet meer noodzakelijk. Voor rijks-ambtenarendie met de hier genoemden gelijk kunnen worden gesteld wordt op 55-jarigen leeftiid reeds geen geneeskundig onderzoek meer gevorderd. Is voorts de raad van meening, dat een ambtenaar wegens ouderdom of gebreken moet worden ontslagen, dan is het na tuurlijk niet noodig, dat hij zich zelf de verpligting oplegt niet tot het verleenen van pensioen over te gaanzonder een voor afgaand geneeskundig onderzoek. Iitusschen laat art. 7 de volle vrijheid om in alle gevallen, waar twijfel mogt bestaan een geneeskundig onderzoek te doen plaats hebben. Dat de kosten van dat onderzoek ten laste der gemeente ko men in do gevallendat het initiatief voor het ontslag wegens ongeschiktheid voor verdere behoorlijke dienstvervulling wordt genomen door den raad, het dagelijksch bestuur of den bur gemeester schijnt niet meer dan billijk. Art. 2e zinsnede, ia verband met art. 3 geeft gelegenheid om het geneeskundig onderzoek vóór het ontslag te doen plaats hebben. Bij twijfel omtrent den phijsieken toestand van den betrokkon ambtenaar zou hiertoe kunnen worden overgegaan. Geschiedt het onderzoek na het ontslag on is. het resylta^t daarvan niet van dien aarddat; p-nomen l;u kun mm worden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1878 | | pagina 58