116 Bijlage tot het verslag der handelingen va verleenddan zou de betrokken ambtenaar daardoor in eene moeijelijke positie geraken. Art. 4. In de tweede sectie word voorgesteld om bij elke benoeming, bevordering, vermeerdering of vermindering van bezoldiging dadelijk den grondslag vast te stellenwaarvoor de bijdragen en eventueel het pensioen zullen worden berekend. Uwe commissie acht dit mede wenschelijk, en heeft eene daartoe strekkende bepaling geformuleerd onder art. 11 van het bijgevoegd ontwerp. De meerderheid uwer commissie kan zich overigens niet ver- eenigen met het minder bedrag van het pensioen dat hier door burgemeester en wethouders in vergelijking met het ontwerp van 1875 wordt voorgesteld. Wat tot toelichting daarvan ge zegd wordt komt haar niet voldoende voor. Men mag toch aan nemen dat het vorig ontwerp van burgemeester en wethou ders ware het aangenomenzeker der gemeente eerder op meerder dan op minder uitgaven zou zijn te staan gekomen, dan het tegenwoordig ontwerpen waarom dan nu het pensioen verminderd Nu in bijgevoegd ontwerp wordt voorgesteld om in plaats van 1 °/0, 2 °/0 der bezoldiging als bijdrage te vorderenmeent de meerderheid uwer commissie dat nog te eerder het vroeger voorstel van burgemeester en wethouders omtrent dit punt moet worden gehandhaafd. De meerderheid is overigens zoo vrij het volgende omtrent de regeling van het bedrag van het peneioen in het midden te brengen. Het pensioen moetals vroeger het traktementstrekken tot levensonderhoud. Het behoeft niet zoo groot te zijn als de laatst genoten be zoldiging omdat de ambtenaar na zijn ontslag geene diensten meer heeft te presteeren en zich kan terug trekken en gaan wonen waar en leven op de wijze welke hij verkiest; hij is dan ambteloos burger. Het moet zelfs niet zoo groot zijn als het laatst genoten trak tement, omdat men in dat geval er te zeer naar streven zou ambtenaar in ruste te worden. Het moet echter in den regel ook niet te veel afwijken van het laatst genoten traktement, omdat er anders vaak weer te lang gewacht wordt met ontslag vragen of ontslag ongevraagd te geven, ook al gevoelt een ambtenaar zich ongeschikt voor de verdere waarneming zijner betrekking of blijkt het genoeg zaam dat dit het geval is. Het pensioen moet verband houden met de dienstjarenom zooveel mogelijk te verhinderen, dat zwakke personen of per sonen van reeds gevorderden leeftijd worden aangestelden dus om het azen op een goed pensioen na weinig jaren en vaak bij gebrekkige dienstverrigtingte voorkomen. Om die reden is ook overgenomen de bepaling, dat eerst na volbragte tien jarigen dienst pensioen kan worden genoten. De meerderheid uwer commissie is echter van oordeeldat het voorstel van burgemeester en wethouders een te laag be drag voor pensioen geeft. In bijgevoegd ontwerp is daarom de bepaling van het primitief ontwerp van burgemeester en wet houders overgenomen (art. 8). Art. 9 van nevensgevoegd ontwerp bevat o. a. de bepaling, dat bij afgebroken dienstvroegere diensttijd ook in aanmer king wordt genomen. Als een afgetreden ambtenaar later we der benoemd wordtmoet men aannemendat zijne diensten bijzonder gewaardeerd wordener bestaan dus redenen om bij penaioneering van zoodanigen ambtenaar ook zijne vroegere dienstjaren in aanmerking te nementen minste indien er bij dragen worden gevorderd, die dan ook in zijne vroegere be trekking door hem zijn gestort. Art. 5. In strijd met de zienswijze van burgemeester en wet houders meent uwe commissie dat het pensioen door den raad moet worden toegekend. Vele ambtenaren en bedienden worden door den burgemeester benoemd en ontslagenanderen door burgemeester en wethouders. Het schijnt nu eigenaardig cn wen- i den gemeenteraad te Leeuwarden1878. schelijk dat bjj elke aanvraag om pensioen de raad beoordeelt of de omstandigheden waarop pensioen verleend kan worden aanwezig zijn en de voorwaarden daarvoor behoorlijk zijn ver meld omdat het pensioneeren voor de gemeente financiële ge volgen heeft. Van daar de bepalingen van art. 4 en 5 van bij gevoegd ontwerp. Art. 6., 2e lid. In twee sectiën had men aanmerkingen op deze bepaling. In de eene wenschte men voor de woorden „bloedverwantschap in de op- en nedergaande linie" tc lezen „regtverkrijgenden"en voor„een kwartaal", het „loopende kwartaal". In de andere sectie wenschte een deel der leden achter het woordje „of' in den eersten regel te laten volgen //bij gebreke van dien". Uwe commissie stelt eene andere redactie voor, (zie art. 12 van bijgevoegd ontwerpDaar wordt voorgesteld om do uit betaling van het pensioen per kwartaal te doen plaats hebben meent zij dat het eigenaardig is om wanneer het pensioen om de eene of andere reden vervalthet loopende kwartaal nog uit te betalen zonder meer. De rijkswet bevat op dit punt eene ge lijkluidende bepaling. Art. 7. In art. 1 van nevensgevoegd ontwerp is reeds be paald dat pensioen alleen verleend wordt- na bekomen eervol ontslag. Art. 13 van bijgevoegd ontwerp komt overeen met sub II. Art. 8. Zooals reeds onder de algemeene beschouwingen is medegedeeld, waren de meeste leden, die aan het sectie-onder zoek deel namen voor eene bijdrage van 2 pet.terwijl ook vele leden de bijdrage voor de toekomstige ambtenaren ver- pligtend wilden stellen. De commissie van rapporteurs heeft beide voorstellen bij meerderheid van stemmen overgenomen. Art. 9. Zie art. 16 van bijgevoegd ontwerp. Art. 10. Wanneer een ambtenaar, die nog geen tien dienst jaren telt, wegens ziels- of ligchaamsgebreken moet worden ont slagen kan hij geen aanspraak op pensioen doen geldenmaar schijnt het niet onbillijkdat hem de gestorte bijdragen worden gerestitueerd te meer omdat in zoodanig geval het huisgezin van dien ambtenaar niet zelden in ongunstige financieële om standigheden verkeert. Daarom bevat art. 15 van bijgevoegd ontwerp eene daartoe strekkende bepalingbehalve diewelke onder art. 10 van het ontwerp van burgemeester en wethouders voorkomt. Art. 11 14. De bepalingen omtrent de wachtgelden hebben, zooals onder de algemeene beschouwingen reeds is opgemerkt tot geene bijzondere op- of aanmerkingen aanleiding gegeven. Behoudens eenige wijzigingen in de redactie en door de in voeging dei- woorden„van wege do gemeente Leeuwarden be zoldigde" in art. 14, vindt men die bepalingen torug in de artt. 17 -19 van bijgevoegd ontwerp. De daarop volgende artikelen 20 en 21 behelzen echter nieuwe bepalingendie naar ons voorkomt geene toelichting behoeven. Art. 15. De bepalingen van dit artikel vindt men terug in de artt. 8, 12 en 21 van nevensgevoegd ontwerp. Art. 16. Vergelijk art. 22 van bijgevoegd ontwerp. Art. 17. In verband met de verhoogde bijdrage der toekom stige ambtenaren wenschten de meeste leden der eerste sectie de bijdrage der bestaande ambtenaren op 3 pet. te zien bepaald. Voorts wenschten - zij de laatste alinea te zien vervangen door do volgende bepaling „Bedoelde storting kan geschieden in hoogstens acht termijnen. Zoolang het geheele bedrag niet ten volle is gestort kan geen aanspraak op pensioen worden gemaakt." In de derde sectie wenschten eenige leden de bijdrage iu overeenstemming met leeftijd en dienstjaren te zien gèbragt. In de tweede sectie waren enkele leden voor de handhaving der hier bepaalde bijdrage. Andere leden zagen in deze bepalingen een maatregelge schikt om de geheele pensioonsregeling voor do bestaande amb tenaron illusoir to maken. Bijlage tot het verslag der handelingen vai Hoe zal het toch zoo vroegen zijvoor de ambtenaren mo gelijk zijn om eon bedrag van 2 pet. van hunne genoten inkom sten te betalen Slechts enkelen zullen dit kunnen doenzij die eenig fortuin bezitten en dus het minst behoefte aan pensioen hebben en zij, die slechts nog kort in dienst der gemeente zijn. Voor de massa zal het wel niet mogelijk zijn. En zal men nuwordt die bepaling tot wet verheven den ambtenaar, die deze bijdrage niet heeft kunnen betalenvan pensioen uitsluiten als hij zijn dienst niet meer naar behooren kan verrigten Of zal men hem, als hij oud en zwak is tot schade van den dienstuit medelij den aanhoudentotdat hij den laatsten adem uitblaast Billijk zou men het achten dat de bestaande ambtenaren van af het inwerking treden der verordening eene gelijke bij drage als de toekomstige ambtenaren betaaldenmaar verder, meende men kon moeijelijk worden gegaan. Men wees ten deze ook op de bepalingen in de onderwijs wetten vvaarin ook van geene achterhaalde bijdragen sprake is. De meerderheid uwer commissie vereenigt zich met deze be schouwingen en in dien geest is dan ook in nevensgevoegd ont werp eene bepaling opgenomen in art. 14. De minderheid in de commissie wil achterhaling van bijdra gen berekend naar 3 pet. der genoten inkomsten. Considerans. In de eerste sectie werd eindelijk nog eene aanmerking gemaakt op de considerans der ontwerp-verordening. In verband met het oordeel van de meerderheid dier sectie over de artt. 2 en 3 kon die meerderheid niet toegevendat eene pensioensregeling noodzakelijk moest worden geacht. De meerderheid uwer commissie, hoewel tegen die considerans geen bezwaar hebbendeheeft het toch niet ondienstig geacht ook eene andere redactie voor de considerans voor te stellen. De commissie van rapporteurs heeft, naar aanleiding der vo renstaande mededeelingen en beschouwingende eer u voor te stellen met algemeene stemmen om de door burgemeester en wethouders in de raadsvergadering van 24 Januarij 1878 ingediende ontwerp-verordening omtrent het verleenen van pensioen of wachtgeld aan gemeente-ambte naren en bedienden niet in verdere behandeling te nemen met meerderheid van stemmen goed te keuren en vast te stellen, de volgende ontwerp ver ordening houdende bepalingen omtrent het verleenen van pen sioen of wachtgeld aan ambtenaren en bedienden der gemeente Leeuwarden. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat het belang der gemeente medebrengt, dat het verleenen van pensioen of wachtgeld aan hare ambtenaren en bedienden naar vaste regelen plaats hebbe Besluit: Vast te stellen de navolgende Verordening omtrent hot verleenen van pen sioen of wachtgeld aan gemeentelijke amb tenaren en bedienden. I. Over het verleenen van pensioen. Art. 1. Onder do bepalingen, in deze afdeeling vervat, wordt aan de navolgende ambtenaren en bediendenvoor zoo verre zij definitief zijn aangestelduit de kas der gemeente een pen sioen verleendwanneer zijtengevolge van ouderdom of ziels- of ligchaamsgebrekenwaardoor zij voor de verdere behoorlijke waarneming hunner batrekking ongeschikt worden geoordeeld eervol worden ontslagen a. de gemeente-secretaris b. de gemeente-ontvanger e. de directeur der gemeentewerken d. de hoofdopzigterdo opzigters en do vasto schrijver bjj de gemeentewerken den gemeenteraad te Leeuwarden, 1878. 117 e. de hovenier f. de ambtenaren der plaatselijke secretariedie vau de bureaux van den burgerlijken stand en der bevolkings registers zoomede de bevolkings agenten g. de boden h. de kamerbewaarder of concierge i. de directeur en de boekhouder van de gasfabriek j. de directeur en de opzigters van de stads-reiniging k. do inspecteurs en dienaren van politie l. de keurmeesters van vleesch en visch m. de gaarders der bruggelden n. de vader van het stads-ziekenhuis o. de doodgravers op de algemeene begraafplaats p. de directricede leeraars en leeraaressen dor gemeente school voor middelbaar onderwijs voor meisjesmet uitzondering evenwel van die, welke alleen onderwijs geven in de gezond heidsleer de staathuishoudkunde en den zang q. de concierges aan evenbedoelde schoolaan het gymnasium en aan de burgerdag- en avondschool r. de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen aan de ge meentelijke bewaarscholen s. de onderwijzers en onderwijzeressen aan do gemeentelijke gymnastiekscholen. Indientengevolge latere wettelijke bepalingenaan de per sonen, bedoeld onder de letters p, r en s, van 's rijkswege aanspraak op pensioen wordt verleend, vervalt hun aanspraak op pensioen uit de gemeentekas. De raad behoudt zich voor, deze lijst naar omstandigheden te wijzigen of aan te vullenbehoudens eerbiediging van per soonlijke regten. Art. 2. Om aanspraak op pensioen te kunnen doen gelden, moet de ambtenaar of bediende minstens tien jaren eene of meerdere betrekkingen in het vorig artikel vermeldonafge broken in de gemeente hebben vervuld. Deze bepaling is echter niet van toepassing, wanneer een ambtenaar of bediende in en door de uitoefening zijner betrek king wonden of gebreken heeft bekomenwaardoor hem ont slag wordt verleend. Art. 3. Bij aanvraag om eervol ontslag met aanspraak op pensioen moet tevens worden melding gemaaktdat het verzoek geschiedt tengevolge van ouderdom of ziels- of ligchaamsge breken. Art. 4. De toekenning en het vaststellen van het bedrag van het pensioen geschiedt door den raad. Art. 5. De aanvraag om pensioen moet binnen drie maanden na den dagwaarop het eervol ontslag is verleendworden gedaan. Hierbij moet worden overgelegd a. een uittreksel uit de registers van den burgerlijken stand of andere voldoende bescheiden waaruit de tijd der geboorte van den aanvrager blijkt b. zijne acten van aanstelling en ontslag of behoorlijke af schriften dier stukken c. eene verklaring van twee geneeskundigenwaaruit de on geschiktheid voor de verdere behoorlijke waarneming der be trekking blijktmet vermelding der oorzaken. Art. 6. De geneeskundigen voor het onderzoek in het vorig artikel bedoeldworden telkens door burgemeester en wethou ders aangewezen. Dat onderzoek kan plaats hebben vóór dat het eervol ontslag wordt verleend. De kosten van het geneeskundig onderzook komen ten laste der gemeentewanneer het heeft plaats gehadzonder dat door den betrokken ambtenaar of bediende ontslag uit do dienst der gemeente is gevraagd. Art. 7. De verklaringbij art. 5 litt. c bedoeldwordt niet gevorderd a. indien een der ambtenaren en bedienden, onder de litt. k en m van art. 1 genoemdop het tijdstip waarop hun eervol

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1878 | | pagina 59